Uitspraak
[appellant 1] B.V.,
[appellant 2],
[appellant 3],
wonend in [woonplaats],
hierna tezamen te noemen: [appellant 1] cs,
hierna afzonderlijk te noemen: [appellant 1], [appellant 2] en [appellant 3],
hierna te noemen: AIG,
De zaak in het kort
Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 19 juli 2022, waarmee [appellant 1] cs in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 april 2022;
- de memorie van grieven van [appellant 1] cs tevens akte wijziging van eis, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van AIG, tevens grieven in incidenteel hoger beroep, met bijlagen;
- de memorie van antwoord in het incidenteel appel van [appellant 1] cs, tevens houdende vermeerdering van eis (ten aanzien van de proceskosten).
Feitelijke achtergrond
[naam bedrijf]).
[appellant 1]was van 2004 tot 2006 enig aandeelhouder van [naam bedrijf].
(i) Een overeenkomst inzake ‘Businessguard’ voor bestuurders en commissarissen (hierna: de
Businessguard-verzekering) en
(ii) Een overeenkomst inzake een beroeps-en bestuurdersaansprakelijkheidsverzekering (hierna: de
Beroepsdiensten-verzekering).
[naam 1]). [naam 1] is strafrechtelijk vervolgd en veroordeeld voor frauduleus handelen. In maart 2008 heeft de Belastingdienst bij [naam bedrijf] een derdenonderzoek uitgevoerd naar geldstromen in verband met [naam 1].
de hoofdzaakof
de Amsterdamse zaak).
Regelinggetroffen, waarin kort samengevat met name is afgesproken dat voorlopig niet geprocedeerd zal worden over de vraag of de proceskosten in de hoofdzaak door AIG zijn gedekt en AIG in aanvulling op de al eerder betaalde bedragen een bedrag van € 100.000,- ter beschikking zal stellen ter zake van de kosten van hoger beroep in de hoofdzaak.
“5.141. (…) Onderdeel (iv) is op goede gronden toegewezen waar het materieel de navorderingsaanslag 1996 van [naam 2] betreft, in die zin dat [naam bedrijf] […], [appellant 2] en [appellant 3] onrechtmatig jegens de Belastingdienst hebben gehandeld door het (behulpzaam zijn bij) het onttrekken van [naam 2] aan het zicht van de Belastingdienst, waarbij [naam bedrijf] […] de voor haar, en [appellant 2] en [appellant 3] als bestuurder en/of medewerker van [naam bedrijf] […] de voor hen, geldende integriteitsnormen hebben geschonden door mee te werken aan de herfacturering voor [naam 2], waarvan ieder van hen een (persoonlijk en) voldoende ernstig verwijt treft.
“• Partijen zullen (in ieder geval) totdat er een onherroepelijk oordeel in het hoger beroep is geveld de regeling naleven en geen procedure entameren;[hof: hierna: de wacht-clausule]
• Een eventuele cassatieprocedure bij de Hoge Raad maakt onderdeel uit van dit hoger beroep;• Over de kosten van een eventuele cassatieprocedure zal nog onderling overleg worden gevoerd, waarbij AIG zich het recht voorbehoudt daaraan geen nadere bijdrage te leveren;• Partijen zijn na het hoger beroep vrij om de zaak aan de Rechtbank Rotterdam voor te leggen; waarbij AIG geen beroep zal doen op de arbitrageclausule van artikel 7.10 BCA-polis ;• AIG zal in een eventuele procedure bij de Rechtbank Rotterdam geen beroep doen op het tijdsverloop gedurende het hoger beroep;• AIG zal de invordering van betaalde kosten gedurende het hoger beroep opschorten;• AIG zal geen beroep doen op verrekening van het volgens haar van toepassing zijnde eigen risico gedurende het hoger beroep (en daarna wel);• AIG zal sans prejudice in aanvulling op reeds eerder betaalde bedragen nog een bedrag van EUR 100.000,00 aan verzekerden ter beschikking stellen onder de polis ter zake van de kosten van hoger beroep, echter eerst nadat er facturen zijn verschenen die een dergelijk bedrag onderbouwen;• Deze regeling ziet op de kosten van verweer, waarbij zij opgemerkt dat de kosten van verweer onderdeel uitmaken van de verzekerde som op de polis.”
Procedure bij de rechtbank
(i) verklaringen voor recht (op diverse grondslagen) met als strekking dat de Regeling partieel buiten toepassing moet blijven en partiële nietigverklaring van de Regeling;
(ii) een verklaring voor recht dat er geen grond is voor weigering van de dekking onder de polissen, dan wel geen grond is om een beroep te doen op de uitsluitingen in de polissen;
(iii) veroordeling van AIG tot nakoming van de verzekeringsovereenkomst op straffe van een dwangsom;
(iv) veroordeling van AIG om aan [appellant 1] cs de buitengerechtelijke kosten te voldoen; en
(iv) veroordeling van AIG in de proceskosten.
5.Procedure in het principaal hoger beroepDe gewijzigde vorderingen van [appellant 1] cs in het principaal hoger beroep
“Ten aanzien van de Afgewezen Vorderingen[hof: ‘Niet Verhaalbare Vorderingen’]Primair• te verklaren voor recht:- dat het arrest van de Hoge Raad d.d. 4 november 2022, ECLI:N:HR:2022:1579 een onherroepelijk oordeel is (als bedoeld in de tussen partijen geldende Regeling d.d. 11/12 december 2018) betreffende een deel van de vorderingen van de Staat der Nederlanden op appellanten (de Afgewezen Vorderingen);
• dat de Regeling met betrekking tot de Afgewezen Vorderingen in zoverre is uitgewerkt dat het een dekkingsvordering op AIG (al dan niet in rechte) niet meer in de weg staat
• dat er ten aanzien van de Afgewezen Vorderingen geen dekkingsuitsluitingsgronden zijn onder de Polissen;
• dat AIG gehouden is de kosten van verweer met betrekking tot de Afgewezen Vorderingen aan appellanten te vergoeden en
• Geïntimeerde te veroordelen:
"Partijen zullen (in ieder geval) totdat er een onherroepelijk oordeel in het hoger beroep is geveld de regeling naleven en geen procedure entameren; Een eventuele cassatieprocedure bij de Hoge Raad maakt onderdeel uit van dit hoger beroep; Over de kosten van een eventuele cassatieprocedure zal nog onderling overleg worden gevoerd, waarbij AIG zich het recht voorbehoudt daaraan geen nadere bijdrage te leveren; Partijen zijn na het hoger beroep vrij om de zaak aan de rechtbank Rotterdam voor te leggen"(hierna: de betwiste clausule).
en
• de Regeling partieel nietig te verklaren voor wat betreft het hierboven geciteerde deel van de Regeling
en
• te verklaren voor recht dat Appellanten elk niet gebonden zijn aan het hierboven geciteerde deel van de Regeling
en
• Te verklaren voor recht dat er geen grond is tot weigering van de dekking onder de Polissen
en
•AIG te veroordelen tot stipte en volledige nakoming van de Polissen op straffe van een dwangsom van € 10.000 (zegge: tienduizend Euro) voor iedere dag dat AIG haar uitkeringsverplichtingen uit hoofde van de Polissen niet of niet geheel nakomt.
Amisbruik van omstandigheden als bedoeld in art. 3:44 lid 4 BW dan wel
Bbedreiging als bedoel in art.3:44 lid 2 BW
en
• te verklaren voor recht dat de Regeling partieel wordt vernietigd ex art. 3:44 lid 1 BW voor wat betreft het hiervoor geciteerde deel van de Regeling (…)
en
• te verklaren voor recht dat Appellanten elk niet gebonden zijn aan het hierboven geciteerde deel van de Regeling
en
• Te verklaren voor recht dat er geen grond is tot weigering van de dekking onder de Polissen
en
• AIG te veroordelen tot stipte en volledige nakoming van de Polissen op straffe van een dwangsom van € 10.000 (zegge: tienduizend Euro) voor iedere dag dat AIG haar uitkeringsverplichtingen uit hoofde van de Polissen niet of niet geheel nakomt.
en
• te verklaren voor recht dat AIG aansprakelijk is voor alle door Appellanten geleden en nog te lijden schade ex art. 6:162 BW nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet
en
• Te verklaren voor recht dat er geen grond is tot weigering van de dekking onder de Polissen
en
• AIG te veroordelen tot stipte en volledige nakoming van de Polissen op straffe van een dwangsom van €10.000 (zegge: tienduizend Euro) voor iedere dag dat AIG haar uitkeringsverplichtingen uit hoofde van de Polissen niet of niet geheel nakomt.
en
• Te verklaren voor recht dat er geen grond is tot weigering van de dekking onder de Polissen
en
•AIG te veroordelen tot stipte en volledige nakoming van de Polissen op straffe van een dwangsom van € 10.000 (zegge: tienduizend Euro) voor iedere dag dat AIG haar uitkeringsverplichtingen uit hoofde van de Polissen niet of niet geheel nakomt.
en
• de Regeling partieel nietig te verklaren voor wat betreft het hierboven geciteerde deel van de Regeling
en
• te verklaren voor recht dat Appellanten elk niet gebonden zijn aan het hierboven geciteerde deel van de Regeling
en
• Te verklaren voor recht dat er geen grond is tot weigering van de dekking onder de Polissen
en
• AIG te veroordelen tot stipte en volledige nakoming van de Polissen op strafte van een dwangsom van € 10.000 (zegge: tienduizend Euro) voor iedere dag dat AIG haar uitkeringsverplichtingen uit hoofde van de Polissen niet of niet geheel nakomt
en
• Te verklaren voor recht dat de Regeling partieel wordt vernietigd ex art. 3:44 lid 1 BW voor wat betreft het voormeld geciteerde deel van de Regeling (…) ene verklaren voor recht dat Appellanten elk niet gebonden zijn aan het hierboven geciteerde deel van de Regeling
en
• Te verklaren voor recht dat er geen grond is tot weigering van de dekking onder de Polissen
en
• AIG te veroordelen tot stipte en volledige nakoming van de Polissen op straffe van een dwangsom van € 10.000 (zegge: tienduizend Euro) voor iedere dag dat AIG haar uitkeringsverplichtingen uit hoofde van de Polissen niet of niet geheel nakomt.
Meer subsidiair• Te verklaren voor recht dat AIG jegens Appellanten onrechtmatig handelt door het aangaan van de Regeling en/of de volharding in die Regeling en/of het vasthouden aan de in de Polissen genoemde uitsluitingsgrond misbruik te maken van haar bevoegdheid, in de zin van art. 3.13 BW, door o.a. haar bevoegdheid uit te oefenen met een ander doel dan waarvoor de bevoegdheid die zij als verzekeraar heeft is verleend dan wel naar redelijkheid niet tot die uitoefening had mogen komen
en
• Te verklaren voor recht dat AIG aansprakelijk is voor alle door Appellanten geleden en nog te lijden schade ex art 6:162 BW nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet
en
• Te verklaren voor recht dat er geen grond is tot weigering van de dekking onder de Polissen
en
• AIG te veroordelen tot stipte en volledige nakoming van de Polissen op straffe van een dwangsom van € 10.000 (zegge: tienduizend Euro) voor iedere dag dat AIG haar uitkeringsverplichtingen uit hoofde van de Polissen niet of niet geheel nakomt.
• Te verklaren voor recht dat er geen grond is tot weigering van de dekking onder de Polissen
en
• AIG te veroordelen tot stipte en volledige nakoming van de Polissen op straffe van een dwangsom van € 10.000 (zegge: tienduizend Euro) voor iedere dag dat AIG haar uitkeringsverplichtingen uit hoofde van de Polissen niet of niet geheel nakomt.
Ten aanzien van de Afgewezen Vorderingen[hof: ‘Niet Verhaalbare Vorderingen’]en de Overige VorderingenPrimair, subsidiair, meer subsidiair, meer meer subsidiair, meer meer meer subsidiair•AIG te veroordelen om aan Appellanten te voldoen buitengerechtelijke kosten, vermeerderd met de wettelijke rente daarover vanaf de datum eerste dag verzuim althans vanaf de dag van de dagvaarding tot aan de dag van de algehele betaling en AIG te veroordelen in de kosten van het geding in beide instanties te voldoen binnen zeven (7) dagen na het wijzen van het arrest, te vermeerderen met de nakosten, onder bepaling dat indien de gedingkosten niet binnen genoemde termijn zijn betaald, hierover vanaf de achtste dag wettelijke rente verschuldigd is.”
Ten aanzien van de Afgewezen Vorderingen(in dit arrest op bladzijde 8) moet gelezen worden
‘Ten aanzien van de Overige Vorderingen’. Daarnaast heeft [appellant 1] cs aangevoerd dat het primair gevorderde bedrag van
€ 871.059,- (de op bladzijde 6 van dit arrest genoemde kosten van verweer tot en met de Hoge Raad) incorrect is berekend. Dit moet zijn een bedrag van € 920.229,-. AIG heeft bezwaar gemaakt tegen laatstgenoemde aanpassing.
€ 15.500,- ex BTW, subsidiair de proceskosten conform de liquidatietarieven.
6.Procedure in het incidenteel hoger beroepDe vordering van AIG in het incidenteel hoger beroep
7.Beoordeling van het hoger beroepIn het principaal hoger beroepInleiding
a) dat de wacht-clausule in de Regeling gedeeltelijk van tafel gaat,
primairomdat deze is uitgewerkt ten aanzien van de Niet Verhaalbare Vorderingen,
dan wel subsidiair omdat deze ten aanzien van alle vorderingen om tal van redenen geen gelding heeft;
b) dat in de huidige procedure bij het hof over de dekkingsvraag (ten aanzien van de Niet Verhaalbare Vorderingen) wordt beslist en dat het door haar primair gevorderde bedrag (van bijna 1 miljoen euro) wordt toegewezen; en
c) dat AIG in deze procedure wordt veroordeeld in de werkelijke proceskosten van [appellant 1] cs ten bedrage van € 15.500,-.
“• Partijen zullen (in ieder geval) totdat er een onherroepelijk oordeel in het hoger beroep is geveld de regeling naleven en geen procedure entameren;• Een eventuele cassatieprocedure bij de Hoge Raad maakt onderdeel uit van dit hoger beroep; (…)• Partijen zijn na het hoger beroep vrij om de zaak aan de Rechtbank Rotterdam voor te leggen;(…)”
onherroepelijk heeft beslistover de schadevorderingen van de Staat tegen [appellant 1] cs. Dit blijkt niet alleen uit de – in dit geval heel belangrijke en duidelijke – tekst van de Regeling, die na uitgebreid overleg en met bijstand van advocaten/deskundigen tussen commerciële partijen tot stand is gekomen. Dit blijkt ook uit de overige omstandigheden van het geval, waarbij AIG, ondanks haar gemotiveerde twijfels over de vraag of zij tot dekking verplicht was, [appellant 1] cs op diverse punten tegemoet is gekomen.
De omstandigheid dat een groot deel van de vorderingen van de Staat in de hoofdzaak niet verhaalbaar is gebleken (wegens de doorkruisingsleer en verjaring), betekent niet dat [appellant 1] cs reeds hierom geen verwijt treft. Dit betekent evenmin dat AIG geen beroep meer kan doen op haar contractuele uitsluitingsgronden. Dit beroep op de uitsluitingsgronden staat in beginsel los van de verhaalbaarheid van de schadevorderingen in de hoofdzaak. [appellant 1] cs miskent dat in deze procedure.
Beslissing
in reconventiegewezen,
- veroordeelt [appellant 1] cs in de proceskosten in eerste aanleg, aan de zijde van AIG begroot op € 667,- aan griffierecht, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 4 mei 2022;
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 20 april 2022
- veroordeelt [appellant 1] cs om aan AIG te betalen een bedrag van € 11.385,50 aan kosten van verweer in hoger beroep, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag als [appellant 1] cs dit niet binnen veertien dagen na heden heeft betaald;
- veroordeelt [appellant 1] cs in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van AIG tot op heden begroot op € 5.689,- aan griffierecht, vermeerderd met de wettelijke rente over dit bedrag als [appellant 1] cs dit niet binnen veertien dagen na heden heeft betaald;
- bepaalt dat als [appellant 1] cs niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [appellant 1] cs de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze bedragen als [appellant 1] cs deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft betaald;
- verklaart deze veroordelingen uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af wat in hoger beroep meer of anders is gevorderd.