Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.Raízen S.A.,
Shell Brazil Holding B.V.,
Shell plc,
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de memorie van grieven van Stichting Claim GP, met bijlagen;
- de memorie van antwoord van Raízen c.s., met bijlagen;
- de bijlagen GP49 en GP50 die Stichting Claim GP ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd;
- de bijlagen R15 tot en met R17 die Raízen c.s. ter gelegenheid van dezelfde mondelinge behandeling heeft overgelegd.
3.Achtergrond
Feiten
4.Procedure bij de rechtbank
- Ten aanzien van Raízen heeft Stichting Claim GP deze vorderingen gegrond op artikel 942 CCB, waaruit voortvloeit dat Raízen de schade aan Gran Petro moet vergoeden die het gevolg is van de (door CADE vastgestelde) mededingingsinbreuk.
- Ten aanzien van Shell Brazil en Shell plc heeft zij gesteld dat deze vennootschappen op grond van artikel 33 LBDC hoofdelijk met Raízen aansprakelijk zijn voor deze zelfde schade, aangezien zij met Raízen deel uitmaken van dezelfde economische groep in de zin van die bepaling. Zij heeft ook gesteld dat kan worden vermoed dat Shell Brazil heeft deelgenomen in de besluitvorming, dan wel niets heeft gedaan om de inbreuk te voorkomen.
Stichting Claim GP stelt dat Gran Petro haar rechtsgeldig de betrokken vorderingen heeft gecedeerd.
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Inleiding
bis.
bismoet bij de uitleg daarvan in beginsel aansluiting worden gezocht bij de rechtspraak van het HvJ EG/EU over (de voorlopers van) die bepaling. [5] Deze bepaling luidt als volgt:
bis.
bis. [6] - Artikel 4 Brussel I
bisvoorziet bij wijze van hoofdbeginsel in de bevoegdheid van de rechter van de lidstaat op het grondgebied waarvan de verweerder zijn woonplaats heeft, en Verordening Brussel I
bisvoorziet slechts bij wijze van uitzondering daarop in bijzondere bevoegdheidsregels voor limitatief opgesomde gevallen waarin de verweerder kan of moet worden opgeroepen voor de rechter van een andere lidstaat. [7] Deze bijzondere bevoegdheidsregels, waaronder artikel 8 aanhef en onder 1 Brussel I
bis, moeten daarom eng worden uitgelegd, waarbij niet verder mag worden gegaan dan de in die verordening uitdrukkelijk voorziene gevallen. [8] - Het doel van deze laatste bepaling is te vermijden dat bij afzonderlijke berechting van de zaken onverenigbare beslissingen worden gegeven. [9] - Beslissingen kunnen niet reeds onverenigbaar worden geacht op grond van een divergentie in de beslechting van het geschil: daartoe is bovendien vereist dat deze divergentie zich voordoet in het kader van eenzelfde situatie, feitelijk en rechtens. [10] - Hoofdelijke aansprakelijkheid is een voorbeeld van de in de bepaling bedoelde nauwe band tussen de vorderingen tegen de afzonderlijke gedaagden. [11] - De tegen de verschillende verweerders ingestelde vorderingen hoeven niet dezelfde rechtsgrondslag te hebben, [12] mits voor gedaagden voorzienbaar was dat zij konden worden opgeroepen in de lidstaat waar een van hen zijn woonplaats heeft. [13]
Athenian Brewery en Heineken/MTB, waaruit volgt dat in een dergelijke situatie kan zijn voldaan het vereiste van een nauwe band. [15]
persoonlijkeaansprakelijkheid. [16] Ten tweede staat de hiervoor beschreven hoofdelijke aansprakelijkheid in civielrechtelijke verhoudingen binnen de Europese Unie vast, in ieder geval sinds de in voetnoot 14 aangehaalde arresten
Skanskaen
Sumal,terwijl dat bij artikel 33 LBDC juist niet het geval is. Om deze reden ziet het hof ook geen aanleiding om de onderhavige zaak aan te houden in afwachting van een uitspraak van het HvJEU in de zaak
Athenian Brewery en Heineken/MTB.
Board of Directorsvan Raízen een hoge functie hebben of hadden binnen Shell. Het hof vat dit op als een beroep van Stichting Claim GP op een eigen, door Shell Brazil en Shell plc jegens Gran Petro gepleegde onrechtmatige daad naar Braziliaans recht.
Tussenslotsom
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing
.
7.Beslissing
- bekrachtigt het tussen partijen gewezen vonnis in incident van de rechtbank Den Haag van 17 mei 2023;
- verwijst de zaak terug naar de rechtbank Den Haag ter verdere behandeling van de hoofdzaak;
- veroordeelt Stichting Claim GP in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Raízen c.s. begroot op € 3.389,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Stichting Claim GP deze niet binnen veertien dagen na vandaag heeft voldaan;
- bepaalt dat als Stichting Claim GP niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en Raízen c.s. haar dit arrest vervolgens betekent, Stichting Claim GP Raízen c.s. de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Stichting Claim GP deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;
- verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.