Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
Zaaknummer rechtbank : C/09/423619 / HA ZA 12-866
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 20 maart 2015 waarmee MC in hoger beroep is gekomen van het tussen partijen gewezen vonnis van de rechtbank Den Haag van 28 januari 2015;
- het tussenarrest van 2 juni 2015, waarin een mondelinge behandeling is gelast;
- de brief van 1 september 2015 van MC, met bijlagen;
- de brief van 14 september 2015 van MC, met bijlagen;
- het proces-verbaal van de comparitie van partijen van 18 september 2015;
- de memorie van grieven van MC, alsmede een akte overlegging producties bij memorie van grieven, met bijlagen;
- de memorie van antwoord tevens memorie van grieven in incidenteel appel van Adhoc, met bijlagen;
- de memorie van antwoord in incidenteel appel, met bijlagen;
- de akte houdende bezwaar tegen de memorie van antwoord in incidenteel appel van Adhoc;
- de antwoordakte inzake bezwaar tegen memorie van antwoord in incidenteel appel van MC.
3.Feiten en procedure bij de rechtbank
4.De vorderingen in hoger beroep
5.De beoordeling van het hoger beroep
Schade in verband met de claim van [A] (grief 1 in incidenteel appel)
- MC heeft een fout gemaakt door op 23 augustus 2011 met [B] een (nadere) koopovereenkomst te sluiten waarin een (fatale) leveringsdatum van 1 september 2011 is bepaald. Deze datum was volstrekt onhaalbaar, te meer nu [A] al op 21 augustus 2011 beslag had gelegd en MC bovendien wist dat [A] in een kort geding nakoming zou gaan vorderen.
- MC had met [B] overeen moeten komen dat [B] zou tussenkomen in de procedure met [A] en dat [B] in die procedure een beroep zou doen op haar oudste recht van levering (art. 3:298 BW). Door dit na te laten heeft MC zich in een onmogelijke positie gemanoeuvreerd die ten grondslag ligt aan het leeuwendeel van de schadeposten die MC op Adhoc probeert af te wentelen.
- MC had, als zij een fatale leveringstermijn was overeengekomen, eenvoudigweg samen met [B] moeten optrekken. MC en [B] hadden [A] direct op 22 augustus 2011 erop moeten wijzen dat, vanwege de positie van [B], haar vordering in kort geding tot nakoming kansloos was en dat [A] per omgaande de beslagen moest opheffen. Vervolgens had [A] aansprakelijk moeten worden gesteld voor alle schade van MC en [B] als gevolg van de onrechtmatige beslaglegging door [A]. Indien [B] zich afzijdig had willen houden, had MC [B] erop moeten wijzen dat zij de advocaatkosten van [B] zou dragen, maar dat, als [B] niet zou meewerken aan voeging in een procedure tegen [A], zij haar recht zou verspelen om bij MC aanspraak te maken op schadevergoeding door vertraagde levering.
- Bij de juiste aanpak zou MC niet zijn veroordeeld tot levering aan [A]. Zij had een zeer sterke onderhandelingspositie ten opzichte van [A] gehad. In dat geval was er geen schikking tot stand gekomen waarbij MC een aanzienlijk bedrag aan [A] had betaald.
- MC is in deze kwestie bijgestaan door een advocaat die een inschattingsfout heeft gemaakt door MC niet te adviseren om [B] te laten tussenkomen in het geschil met [A]. Deze omstandigheid komt voor rekening van MC. Adhoc is niet betrokken geweest bij de processtrategie van MC richting [A] en [B] en is pas geïnformeerd nadat de betrokken partijen tot overeenstemming waren gekomen.
6.Beslissing
opnieuw rechtdoende:
- verklaart voor recht dat Adhoc toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen;
- veroordeelt Adhoc om aan MC de volgende bedragen betalen: € 7.543,60; € 19.019,41; € 923,50; € 17.848,-; € 602.91; € 15.000,-; € 5.888,-; € 50.000,-; € 56.153,38; € 5.164,30 en € 2.500,-, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover telkens vanaf de dag volgend op die waarop MC deze bedragen aan haar schuldeisers heeft voldaan, tot de dag van volledige betaling;
- ontbindt de tussen Adhoc en MC gesloten overeenkomst van opdracht;
- veroordeelt MC tot betaling van een vergoeding van € 7.000,- (exclusief btw) voor de door Adhoc geleverde prestaties, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf veertien dagen na heden tot aan de dag van volledige betaling;
- veroordeelt Adhoc tot betaling van buitengerechtelijke kosten ten bedrage van € 1.788,-;
- veroordeelt Adhoc in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van MC bepaald op € 2014,84,- aan verschotten, € 15.105,- aan salaris voor de advocaat en € 178,- aan nakosten;
- bepaalt dat als Adhoc niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan dit arrest heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Adhoc de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, te vermeerderen met de wettelijke rente over proceskosten in hoger beroep als Adhoc deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan tot aan de dag van volledige betaling;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst het meer of anders gevorderde af.