ECLI:NL:GHDHA:2025:541

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
8 april 2025
Publicatiedatum
1 april 2025
Zaaknummer
200.324.405/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid van bouwer voor geluidsoverlast door zwembad in appartementencomplex

In deze zaak heeft [woonplaats] in hoger beroep beroep gedaan tegen een vonnis van de rechtbank Den Haag, waarin zijn vorderingen tegen ERA Contour B.V. werden afgewezen. [woonplaats] is eigenaar van een appartement in een appartementencomplex in Amsterdam, waar ERA een zwembad heeft geplaatst. Hij stelt dat het zwembad geluidsoverlast veroorzaakt voor de onderburen, wat leidt tot een ondeugdelijk werk. Het hof oordeelt dat ERA toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomst, omdat het zwembad en de bijbehorende installaties niet voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Het hof heeft vastgesteld dat de geluidshinder bij normaal gebruik van het zwembad de grenswaarden overschrijdt. ERA wordt veroordeeld om binnen drie maanden een plan van aanpak te presenteren om de geluidsoverlast te reduceren en om de kosten van de ingeschakelde deskundige aan [woonplaats] te vergoeden. Het hof vernietigt het vonnis van de rechtbank en wijst de vorderingen van [woonplaats] toe.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.324.405/01
Zaaknummer rechtbank : C/09/618487 / HA ZA 21/863
Arrest van 8 april 2025
in de zaak van
[appellant],
wonend in [woonplaats],
appellant,
advocaat: mr. G.I. Beij, kantoorhoudend in Amsterdam,
tegen
ERA Contour B.V.,
gevestigd in Zoetermeer,
geïntimeerde,
advocaat: mr. G.L. Weerheim, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof zal partijen hierna [woonplaats] en ERA noemen.

1.De zaak in het kort

1.1
ERA heeft in het appartement van [woonplaats] een zwembad en bijhorende installaties geplaatst. [woonplaats] is van mening dat ERA ondeugdelijk werk heeft geleverd, omdat de onderburen geluidsoverlast van het zwembad ondervinden. [woonplaats] wil dat ERA maatregelen treft die er voor zorgen dat het zwembad bij redelijk of normaal gebruik niet tot geluidsoverlast leidt. In het uiterste geval moet ERA het zwembad en de installaties uit het appartement verwijderen, de door [woonplaats] betaalde kosten voor het zwembad terugbetalen en zijn schade vergoeden.
1.2
Anders dan de rechtbank is het hof van oordeel dat sprake is van ondeugdelijk werk. ERA moet daarom een plan van aanpak met (geluidsisolerende) maatregelen opstellen en die maatregelen voor eigen rekening en risico uitvoeren. Het plan van aanpak dient daarvoor eerst aan [woonplaats] ter goedkeuring te worden voorgelegd.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 24 februari 2023, waarmee [woonplaats] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 november 2022 [1] ;
  • het anticipatie-exploot van ERA van 13 maart 2023;
  • het arrest van dit hof van 23 mei 2023, waarin een (enkelvoudige) mondelinge behandeling is gelast;
  • het proces-verbaal van de (enkelvoudige) mondelinge behandeling van 6 juli 2023;
  • de memorie van grieven van [woonplaats], met bijlagen (A en B);
  • de memorie van antwoord van ERA, met bijlagen (C en D);
  • de bijlage (E) die [woonplaats] ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd.
2.2
Op 9 oktober 2024 heeft (de meervoudige kamer van) het hof een plaatsopneming gehouden in aanwezigheid van partijen en hun advocaten. Aansluitend aan de plaatsopneming heeft een mondelinge behandeling plaatsgevonden. De advocaten hebben de zaak toegelicht aan de hand van pleitaantekeningen die zij hebben overgelegd. Van de plaatsopneming en de mondelinge behandeling is een proces-verbaal opgemaakt. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld om opmerkingen te maken over de processen-verbaal voor zover het feitelijke onjuistheden betreft. [woonplaats] heeft bij brieven van 16 en 19 december 2024 van deze gelegenheid gebruik gemaakt en ERA bij brieven van 17 en 18 december 2024. De schriftelijke reacties van 16, 17, 18 en 19 december 2024 zijn gehecht aan het proces-verbaal van de mondelinge behandeling en maken daarmee deel uit van het procesdossier.
akteverzoek
2.3
Namens ERA heeft mr. Weerheim in zijn schriftelijke reacties (andermaal) het verzoek gedaan om een nadere akte of akte na plaatsopneming te mogen nemen. Mr. Beij heeft zich namens [woonplaats] tegen een nadere aktewisseling verzet.
2.4
Het hof wijst het nadere akteverzoek af. Het is met [woonplaats] van oordeel dat ERA ten tijde van de plaatsopneming voldoende in de gelegenheid is geweest om over de gang van zaken vragen te stellen of opmerkingen te maken en om tijdens de plaatsopneming verzoeken te doen. Zoals blijkt uit het proces-verbaal van plaatsopneming heeft ERA van die mogelijkheid ook daadwerkelijk gebruik gemaakt. Bij aanvang van de aansluitende mondelinge behandeling heeft het hof zijn bij de plaatsopneming gedane constateringen puntsgewijs aan de orde gesteld, zodat partijen daarop meteen in de eerste termijn konden reageren. Het proces-verbaal van de mondelinge behandeling geeft er blijk van dat ERA ook van die mogelijkheid gebruik heeft gemaakt. Hierbij komt dat ERA al eerder, tijdens de mondelinge behandeling aan het slot van haar tweede termijn, een akteverzoek heeft gedaan, waarop het hof reeds ter zitting afwijzend heeft beslist. Het hof heeft ERA daarbij verwezen naar de mogelijkheid om op eventuele onjuistheden in de processen-verbaal van de plaatsopneming en de mondelinge behandeling later nog schriftelijk te reageren. Dat ERA haar akteverzoek nu herhaalt in een schriftelijk stuk dat uitsluitend is bedoeld voor het rechtzetten van eventuele feitelijke onjuistheden in de processen-verbaal is strijdig met de eisen van een goede procesorde.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
[woonplaats] en zijn bedrijf Royauma B.V. zijn eigenaar van drie appartementen gelegen op de 22e en 23e verdieping van een appartementencomplex in Amsterdam. [woonplaats] heeft de appartementen op 29 maart 2016 gekocht in nog (af) te bouwen staat en daarna samengevoegd tot één geheel. Daarbij is [woonplaats] onder meer bijgestaan door [betrokkene] (hierna: [betrokkene]) van EH Bouwmanagement.
3.2
ERA houdt zich bezig met vastgoedontwikkeling. Zij heeft het appartementencomplex waarvan de appartementen van [woonplaats] deel uitmaken (af)gebouwd.
3.3
In of omstreeks april 2016 heeft [woonplaats] bij ERA geïnformeerd naar de mogelijkheid om in zijn appartement op de 23e verdieping een zwembad te realiseren.
3.4
Na informatie te hebben ingewonnen bij Wels Techniek in Wijchen (hierna: Wels), heeft ERA op 5 oktober 2016 aan [woonplaats] een offerte voor een RVS- zwembad uitgebracht. In de offerte is het verzoek opgenomen om desgewenst eventuele overige ‘individuele wensen’, zoals een vergroting van het zwembad naar 5,4 x 4,8 meter, aan te kruisen. Op 6 oktober 2016 is [woonplaats] akkoord gegaan met de offerte voor het vergrote RVS-zwembad. Op dezelfde datum heeft [woonplaats] een door hem voor akkoord getekende opdrachtbevestiging aan ERA doen toekomen. In deze opdrachtbevestiging is onder meer opgenomen: “
Op de 23e verdieping wordt een RVS zwembad geplaatst. Op de 22e verdieping zit onder het zwembad de installatieruimte. (…) – Zwembad conform specificatie Wels techniek (…) d.d. 30-08-2016”.
3.5
ERA heeft Wels als onderaannemer opdracht gegeven tot het plaatsen van het zwembad en bijbehorende installaties in het appartement van [woonplaats].
3.6
Overeenkomstig de opdrachtbevestiging is het zwembad op vloerniveau van de 23e verdieping geplaatst en komt dit als het ware op de 22e verdieping uit het plafond naar beneden. De RVS-bak wordt ondersteund door acht stalen staanders die op de betonvloer van de 22e verdieping rusten. Het zwembad beschikt over verschillende attracties, zoals een bruisbak (waarbij luchtbellen in het water van het zwembad worden geblazen) en een swimstream. Naast het zwembad bevindt zich op de 23e verdieping ook een whirlpool met een jetstream-attractie. ERA heeft de bruisbak en de aansluiting van de whirlpool op het watercirculatiesysteem van het zwembad geïnstalleerd. De whirlpool, swimstream en jetstream (in de whirlpool) zijn niet door ERA maar door derden, rechtstreeks in opdracht van [woonplaats], geplaatst.
3.7
Op de 22e verdieping, in de ruimte onder het zwembad, staan de technische installaties, te weten de watercirculatiepomp voor het zwembad en de whirlpool, de luchtblower voor de bruisbak (allebei geplaatst door ERA), de waterpomp voor de swimstream (geplaatst door Wels rechtstreeks in opdracht van [woonplaats]) en de waterpomp voor de jetstream (geplaatst door een andere derde in opdracht van [woonplaats]). Verder bevinden zich daar een waterreservoir voor circulatie en filtering, regelapparatuur, leidingen en filters. De installaties staan op rubberen blokken en/of foamplaat en de diverse leidingen van de installaties zijn star op de stalen constructie of tegen de wanden gemonteerd.
3.8
ERA heeft het appartement en het zwembad op 27 juni 2017 aan [woonplaats] opgeleverd.
3.9
Op enig moment daarna hebben de onderburen van het appartement op de 21e verdieping aan [woonplaats] te kennen gegeven dat zij geluidsoverlast van het zwembad en de installaties ondervinden, onder meer en vooral in hun slaapkamer. [betrokkene] heeft hiervan bij e-mail van 21 januari 2019 melding gemaakt bij ERA en Wels. Daarna heeft op 25 januari 2019 een overleg plaatsgevonden, waarbij onder meer [betrokkene], ERA, Wels en de vader van [woonplaats] aanwezig waren.
3.1
Vervolgens heeft het onderzoeksbureau Tauw B.V. (hierna: Tauw) op 21 maart 2019 in opdracht van [betrokkene] ([woonplaats]) geluidmetingen verricht. Hiervan heeft zij op 11 april 2019 een rapport opgesteld (hierna: rapport Tauw). Tauw concludeert daarin dat het gebruik van het zwembad gemiddelde geluidsniveaus veroorzaakt tussen de 33 en 48 dB(A), met optredende maximale geluidsniveaus tot maximaal 58 dB(A) ten gevolge van het springen op het lage deel van het zwembad. In haar rapport vermeldt Tauw dat in Nederland geen wettelijke grenswaarden voor burenlawaai van kracht zijn en dat daarom een beoordelingsrichtlijn tot stand is gekomen op basis van bestaande geluidhindernormen voor andere sectoren. Volgens die richtlijn (het hof begrijpt: de grenswaarden genoemd in het artikel ’Beoordeling van burenlawaai’ in het tijdschrift Geluid van juni 2007) is overdag in woon- of slaapkamer een gemiddeld geluidsniveau toegestaan van maximaal 35 dB(A), in de avond van maximaal 30 dB(A) en in de nacht van maximaal 25 dB(A). Wat betreft het geluid ten gevolge van de installaties van het zwembad (waaronder de bruisbak, whirlpool en swimstream) concludeert Tauw in haar rapport dat in geen van de gemeten bedrijfssituaties wordt voldaan aan de prestatie-eisen in het Bouwbesluit [2] .
3.11
Bij brief van 16 april 2019 heeft de advocaat van [woonplaats], onder verwijzing naar het rapport Tauw, ERA in gebreke gesteld en verzocht de gebreken aan het zwembad te (laten) herstellen en de geluidhinder bij de onderburen op te lossen.
3.12
ERA heeft hierop bij e-mail van haar advocaat van 23 april 2019 geantwoord dat zij in overleg zal treden met Wels. Bij e-mail van 1 mei 2019 heeft zij daaraan toegevoegd dat zij bezig is een plan van aanpak op te stellen dat de week erna met [woonplaats] zal worden besproken.
3.13
De advocaat van ERA heeft op 10 mei 2019 een plan van aanpak (hierna: stappenplan) aan (de advocaat van) [woonplaats] gestuurd met het verzoek om aan te geven of ERA opdracht kan verstrekken tot uitvoering van het stappenplan. Het stappenplan is opgesteld door Nieman Raadgevende Ingenieurs B.V. (hierna: Nieman) in samenwerking met Het GeluidBuro B.V. (hierna: GeluidBuro). Het stappenplan bevat acht uit te voeren stappen in week 19 tot en met 31 van 2019, voornamelijk gericht op het verrichten van metingen, het analyseren daarvan, en het vaststellen van oplossingen. Stap 4, het vaststellen van een toetsingskader, is in het stappenplan als volgt toegelicht:
“In de rapportage van Tauw is voor de beoordeling van een deel van de meetresultaten aansluiting gezocht bij de installatiegeluideisen uit het Bouwbesluit. De beoordeling van het installatiegeluid van het zwembad valt echter niet binnen de prestatie-eisen die het Bouwbesluit stelt. Ook voor de gebruiksgeluiden van het zwembad zijn in het Bouwbesluit geen prestatie-eisen opgenomen.
Op basis van de inzichten verkregen in stap 3 [uitvoeren geluid- en trillingsmetingen, hof] stellen wij een toetsingskader op. Hierin wordt bijvoorbeeld ook meegenomen of het intermitterende geluiden betreft, de geluiden een tonaal karakter hebben en de frequentie waarmee de geluiden optreden. Uitgangspunt van het toetsingskader is dat bij normaal gebruik van het zwembad geen onaanvaardbare geluidhinder in het ondergelegen appartement op mag treden. Onder normaal gebruik wordt verstaan: Het gebruiken van de verschillende gebruiksstanden van het zwembad, in- en uitstappen, zwemmen en lopen in het zwembad gedurende de dag- en avondperiode. Verder wordt rekening gehouden met de geluiden die in de nachtperiode in ruststand worden geproduceerd door de installatie.”
Stap 9 betreft de uitvoering van de oplossingen en stap 10 ziet op de eindmeting, beide op nader te bepalen data na week 31.
3.14
Bij e-mail van 16 mei 2019 heeft de advocaat van [woonplaats] aan de advocaat van ERA bericht dat [woonplaats] akkoord is met het stappenplan, dit in reactie op de vraag van de advocaat van ERA op 10 mei 2019 of ERA kon overgaan tot het verstrekken van een opdracht voor de uitvoering daarvan.
3.15
In opdracht van ERA heeft GeluidBuro op 5 juli 2019 een rapport opgesteld (hierna: rapport GeluidBuro) van door haar op 17 juni 2019 verricht onderzoek naar geluidhinder van het zwembad. In het rapport GeluidBuro is (een voorstel voor) een toetsingskader neergelegd om een objectieve toetsing van geluidhinder door het zwembad en de bijbehorende installaties mogelijk te maken (hierna: het Toetsingskader). Het Toetsingskader is als volgt toegelicht:
“Er is geen wettelijk toetsingskader waaronder de gebruiksgeluiden en de installatiegeluiden van het zwembad vallen. Ook in de contractstukken zijn geen verplichtingen vastgelegd. Ondanks het ontbreken van een vastgesteld toetsingskader zijn de partijen het erover eens dat er in deze situatie redelijkerwijs toch een bescherming tegen geluidhinder verwacht mag worden.
Daarom is aansluiting gezocht bij de grenswaarden en meetmethodieken van diverse referenties, en is op basis daarvan een voor de situatie passend toetsingskader opgesteld. Voor zover mogelijk moet dit toetsingskader goed aansluiten bij de hinderbeleving van de bewoners van het onderliggende appartement (en mensen in het algemeen) en tevens aansluiten bij wat realistischerwijs in deze situatie als bescherming tegen geluidhinder verwacht mag worden.”
3.16
Voor ‘redelijk constante geluiden’ is in het rapport GeluidBuro als referentiekader aansluiting gezocht bij de eis van gemiddeld 30 dB(A) als bepaald in het (toen geldende) Bouwbesluit 2012. Verder is voor het Toetsingskader aansluiting gezocht bij de (van het toenmalige Ministerie van Volksgezondheid en Milieuhygiëne afkomstige) Handleiding Meten en Rekenen Industrielawaai 1999 (HRMI) waar het betreft tonaal geluid, impulsgeluid en muziekgeluid, en bij het gemiddelde beoordelingsniveau als neergelegd in het Activiteitenbesluit [3] . Voor de beoordeling van de geluidswering in het gebouw is aansluiting gezocht bij de NEN 1070. Ten slotte zijn ook grenswaarden betrokken die zijn genoemd in het eerdergenoemde artikel ‘Beoordeling van burenlawaai’ in het tijdschrift Geluid van juni 2007. Op basis van deze referentiekaders zijn de volgende grenswaarden vastgesteld:
  • gemiddeld constant geluidsniveau: 30 dB(A) overdag (08.00-19.00 uur) en in de avond (19.00-22.00 uur), en 25 dB(A) in de nacht (22.00-08.00 uur), met een correctie van 5 dB(A) voor tonaal geluid;
  • gemiddeld geluidsniveau tijdens een activiteit: 35 dB(A) overdag en in de avond, en 30 dB(A) in de nacht, met een correctie van 5 dB(A) voor tonaal geluid;
  • incidentele piekgeluiden: 45 dB(A) overdag en in de avond, en 35 dB(A) in de nacht, met een correctie van 5 dB(A) voor geluid met een repeterend/impulsachtig karakter. Daaronder vallen volgens GeluidBuro blijkens haar toelichting piekgeluiden die gedurende langere periode met regelmaat plaatsvinden, bijvoorbeeld loopgeluiden of herhaaldelijk springen.
3.17
Voor de toepassing van het Toetsingskader is het normaal gebruik van het zwembad tot uitgangspunt genomen. Het ‘normaal gebruik’ van het zwembad is door de opstellers als volgt toegelicht en gedefinieerd:
“Van ERA Contour mag verwacht worden dat een zwembad is opgeleverd dat bij normaal gebruik geen onaanvaardbare geluidhinder in het onderliggende appartement oplevert. Om de optredende geluidsniveaus te toetsen is het in dit hoofdstuk gepresenteerde toetsingskader opgesteld. Verder moet 'normaal' gebruik gedefinieerd worden.
Onder normaal gebruik van het zwembad verstaan wij:

De mogelijkheid het water uit het zwembad continu te circuleren en zuiveren.

Gebruik van het zwembad en de attracties tijdens de dag- en avondperiode.

Gelijktijdig gebruik van maximaal twee attracties (één in het zwembad en één in de whirlpool)

Gelijktijdig gebruik door een kleine groep mensen (tot 5 personen)

Rond het zwembad lopen (maximaal versnelde pas), ook over de goot.

In en uit het zwembad stappen.

Lopen in het ondiepe gedeelte van het bad.

Incidenteel vanaf de rand in het diepe gedeelte van het zwembad springen.

Zwemmen in het diepe gedeelte (met gebruik van de 'swimstream' attractie)

Het zwembad afdekken.

Achtergrondmuziek afspelen tot maximaal een 'acceptabel' geluidniveau waarbij verbale communicatie nog mogelijk is. (< 70 dB(A))
Niet onder normaal gebruik valt:

Gebruik van het zwembad en de attracties tijdens de nachtperiode

Gebruik door grote groepen mensen (meer dan 5 personen)

Het rennen in de ruimte, c.q. over de badrand en in het ondiepe gedeelte van het zwembad

Repeterend op en neer springen op de vloer, de goot van het zwembad.

Repeterend op en neer springen in het ondiepe gedeelte van het zwembad.

Luide muziek (> 70 dB(A))
3.18
In het rapport GeluidBuro wordt voor de toetsing van de geluidhinder onderscheid gemaakt tussen enerzijds het geluid van de in werking zijnde, bij het zwembad horende installaties en attracties (hierna: installatiegeluid), en anderzijds het door mensactie opgewekte contactgeluid bij gebruik van het zwembad (hierna: contactgeluid). Wat betreft het installatiegeluid concludeert GeluidBuro dat deze goed hoorbaar is in de onderliggende woning. Meerdere deelbijdragen en combinaties leveren bij normaal gebruik van de attracties volgens GeluidBuro een overschrijding van de grenswaarden uit het Toetsingskader op. Het contactgeluid is als ‘gebonk’ of ‘gedreun’ eveneens goed hoorbaar in de woning van de onderburen, maar bij ‘normaal’ gebruik wordt net voldaan aan de eisen van het Toetsingskader, aldus GeluidBuro.
3.19
Op 4 en 23 december 2019 zijn door NXD Solutions, in opdracht van ERA, opnieuw geluidmetingen uitgevoerd, nadat diverse aanpassingen waren aangebracht aan het zwembad en de installaties om tot geluidreductie te komen. Daaruit bleek dat de aanpassingen niet het gewenste effect hadden gesorteerd.
3.2
Op 22 januari 2020 heeft een bespreking plaatsgevonden met ERA, NXD Solutions, GeluidBuro en [betrokkene]. In het door ERA opgestelde verslag van die bespreking is onder meer het volgende te lezen:
“Daar [appellant] vanwege zijn werkzaamheden met regelmaat in andere tijdzones leeft wil hij op alle tijden het zwembad en de ruimte kunnen gebruiken.
Dit gebeurt ook in grotere groepen en tijdens feestjes waarbij de ruimte en het zwembad intensief gebruikt worden. Bovenstaand omschreven gebruik is een ander gebruik als wat wij onder normaal gebruik plaatsen.
Uitgangspunt van deze sessie is het onderzoeken of het technisch mogelijk is om het zwembad voor de onderbuurman qua installatie en gebruiksgeluid (bij bovenstaand gebruik) geluidloos te maken om aan de wens van [appellant] te kunnen voldoen. Dit uitgangspunt is een andere dan waarop de installatie destijds is ontworpen en waarop aansluiting is gezocht binnen het bouwbesluit.”
3.21
Op 13 februari 2020 hebben GeluidBuro en NXD Solutions een tabel met mogelijke maatregelen (hierna: de Matrix) opgesteld. Deze Matrix is aan [betrokkene] toegestuurd. Vervolgens heeft NXD Solutions constructiegeluidmetingen uitgevoerd, aanpassingen verricht, en opnieuw geluidmetingen uitgevoerd in augustus en september 2020.
3.22
In opdracht van ERA heeft GeluidBuro op 28 september 2020 opnieuw een rapport opgesteld. De conclusie daarin is dat het geluidsniveau van de installaties voldoet aan de streefwaarde van maximaal 30 dB(A), behoudens de deelbijdrage van de luchtblower (het hof begrijpt: bruisattractie). Ten aanzien van het gebruiksgeluid van het zwembad vermeldt het rapport dat het springen in het ondiepe gedeelte van het zwembad de hoogste geluidsimmissie oplevert, namelijk 42 dB(A). Blijkens het rapport kan dit naar verwachting met 5 tot 8 dB(A) gereduceerd worden als op het ondiepe gedeelte van het zwembad een betonnen vloer van 5 cm dikte wordt aangebracht. Door trillingsisolatie van het ondiepe en het diepe gedeelte van het zwembad zou volgens het rapport een extra geluidreductie van circa 3 à 5 dB(A) kunnen worden bereikt.
3.23
GeluidBuro en NXD Solutions hebben vervolgens op 14 januari 2021 voor het gebruiksgeluid van het zwembad, op basis van de Matrix, onder meer de volgende maatregelen geadviseerd:
  • een trilling-geïsoleerde opstelling van het zwembad inclusief de draagconstructie;
  • het verend opstellen van de grote componenten water circulatie systeem;
  • het afsteunen van leidingwerk op houten montagepanelen en het bevestigen van trillingsisolatie of panelen op de stalen draagconstructie;
  • het bekleden van de zwembadwanden en bodemvlakken met structurele demping;
  • het toevoegen van massa aan het bodemvlak van het ondiepe gedeelte van het zwembad.
3.24
Op 4 februari 2021 heeft NXD Solutions een notitie opgesteld naar aanleiding van door haar op 22 december 2020 verrichte geluidmetingen naar tonaal geluid (waaierschoepen) van de drie pompen van het zwembad. In deze notitie staat onder meer dat als de topswimstream wordt beperkt tot 80 procent en het water/lucht-jetsysteem in de whirlpool tot 90 procent, wat betreft de watercirculatiesystemen alle geluid-deelbijdragen in het appartement van de onderburen van [woonplaats] ruim onder de streefwaarde van 30 dB(A) blijven.
3.25
Tijdens een overleg met [woonplaats] op 18 maart 2021 heeft ERA zich naar aanleiding van de laatste geluidmetingen op het standpunt gesteld dat ten aanzien van zowel het installatiegeluid als het gebruiksgeluid van het zwembad wordt voldaan aan de grenswaarden uit het Toetsingskader en dat zij om die reden niet gehouden is tot het uitvoeren van verdere werkzaamheden.
3.26
In opdracht van (de advocaat van) [woonplaats] heeft Cauberg Huygen op 7 september 2022 een rapport opgesteld van door haar op 17 augustus 2022 verricht onderzoek naar geluidsoverlast van het zwembad. Voor de toetsing van de meetresultaten is aansluiting gezocht bij de grenswaarden die zijn genoemd in het eerdergenoemde artikel ’Beoordeling van burenlawaai’ in het tijdschrift Geluid van juni 2007. Cauberg Huygen concludeert dat het gebruik van het zwembad en de installaties leidt tot geluidsoverlast en dat aanvullende maatregelen nodig zijn. Volgens Cauberg Huygen is in het ontwerp ten onrechte geen akoestische ontkoppeling toegepast en stond met het oog op de combinatie van een RVS-kuip op stalen kolommen en liggers, star bevestigd op een betonnen vloer en betonnen wanden, van te voren al vast dat het gebruik van het zwembad zou leiden tot geluidhinder.
3.27
Bij e-mail van 13 september 2023 heeft de voorzitter van de vereniging van eigenaars van het appartementencomplex aan de advocaat van [woonplaats] laten weten dat de buren van [woonplaats] nog steeds geluidhinder ondervinden van het gebruik van het zwembad. Het bestuur van de vereniging vindt dit niet acceptabel en heeft [woonplaats] er op gewezen dat op grond van het reglement van de vereniging aan hem een boete kan worden opgelegd.
3.28
In opdracht van (de advocaat van) [woonplaats] heeft Peutz B.V. (hierna: Peutz) op 14 september 2023 een rapport opgesteld (hierna: rapport Peutz) van door haar op 31 augustus 2023 verricht onderzoek naar geluidhinder van het zwembad. Peutz deelt de bevinding vermeld in rapport GeluidBuro van 5 juli 2019 dat de optredende geluidsniveaus in de slaapkamer van de onderburen ten gevolge van het gebruik van het zwembad bepaald worden door contactgeluiden. Peutz geeft verder aan dat zij in haar onderzoek het door GeluidBuro geformuleerde Toetsingskader heeft gevolgd en de daarbij toegepaste beoordelingsmethodiek, met dien verstande dat zij in haar rapport voorstelt om de voor de avond geldende grenswaarden te heroverwegen. Peutz vermeldt daarover te hebben vastgesteld dat het achtergrondgeluidsniveau in de slaapkamer van de onderburen in de avondperiode 5 dB(A) lager is dan waarvan GeluidBuro is uitgegaan in het Toetsingskader. Om die reden stelt Peutz voor om de door GeluidBuro bepaalde grenswaarden, die zowel voor de dagperiode als de avondperiode door de laatste was vastgesteld op 30 dB(A), voor de avondperiode (19.00 – 22.00 uur) te verlagen naar 25 dB(A). Daarbij merkt Peutz op dat de toetsingskaders niet betekenen dat de optredende geluidsniveaus in de slaapkamer ten gevolge van het gebruik van het zwembad (met en zonder attracties) niet meer leiden tot geluidhinder in de daaronder gelegen slaapkamer. Geluidsniveaus die duidelijk boven het achtergrondgeluid uitkomen zijn hoorbaar en kunnen leiden tot geluidhinder en slaapverstoring.
3.29
Peutz schrijft verder dat zij bij haar onderzoek heeft vastgesteld dat diverse zwemactiviteiten en attracties de grenswaarden voor de avondperiode overschrijden. Zij merkt op dat enkele van die activiteiten ook volgens GeluidBuro vallen onder de noemer ‘normaal gebruik’. Volgens Peutz vraagt de onderzochte situatie met het zwembad, in relatie tot onder meer het intensievere gebruik dan een normaal bad, de gebruiksduur, de gebruikstijden en de belasting, significant zwaardere akoestische maatregelen om geluidhinder te beperken naar een direct daaronder liggende slaapkamer. Peutz vermeldt verder in haar rapport dat het gemeten contactgeluidsniveau van de betonvloer van de technische ruimte/onder het zwembad naar de slaapkamer weliswaar voldoet aan de gestelde eis van maximaal 54 dB(A) uit het Bouwbesluit, maar dat de gemeten waarde daar significant hoger is dan in het overige gedeelte van het appartement waar, anders dan onder het zwembad, een akoestische zwevende vloer is aangebracht. Volgens Peutz zouden 13 dB(A) lagere geluidsniveaus aan de orde zijn geweest als ook onder het zwembad een zwevende vloer of daarmee vergelijkbare constructie was aangelegd. In dat geval zou ook aan de gestelde grenswaarden voor de avondperiode (kunnen) zijn voldaan. Volgens Peutz treden de contactgeluidsniveaus op ten gevolge van de starre verbindingen tussen de zwembadkuip met opstelconstructie en installatieonderdelen naar de betonnen vloer en betonnen wanden in de technische ruimte, alsmede door de starre verbindingen van de zwembadrand op de betonvloer, zoals ook GeluidBuro heeft vastgesteld. Peutz concludeert in haar rapport dat, uitgaande van het Toetsingskader, het zwembad in de avondperiode voor 22.00 uur, niet kan worden gebruikt zonder geluidhinder en slaapverstoring te veroorzaken in de slaapkamer van de onderburen, ook niet bij het door GeluidBuro geformuleerde ‘normaal gebruik’. Voor het beperken daarvan zijn volgens Peutz significant zware akoestische maatregelen nodig.
3.3
In opdracht van ERA hebben GeluidBuro en NXD Solutions het rapport Peutz beoordeeld. In hun notities van 10, respectievelijk 11 december 2023 hebben zij toegelicht dat de meetresultaten van Peutz niet bruikbaar zijn vanwege een onterechte toeslag (van 5 dB(A)) voor tonaal geluid, dat optimale bouwkundige en constructieve keuzes zijn gemaakt, dat een zwevende vloer (bouwkundig en praktisch) niet mogelijk is en dat bij normaal gebruik van het zwembad geen significante zwaardere (akoestische) maatregelen nodig zijn. Peutz heeft dit commentaar in een notitie van 26 september 2024 tegengesproken.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
[woonplaats] heeft ERA gedagvaard en gevorderd (samengevat):
a) een verklaring voor recht dat ERA toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomsten;
b) ERA te veroordelen om binnen vier maanden na betekening van het vonnis de geluidhinder bij de onderburen weg te nemen, in die zin dat het geluid van de zwembadinstallaties en een normaal gebruik van het zwembad (zwemmen, in- en uitstappen, lopen en springen) daar niet hinderlijk hoorbaar is, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 1.000,- per dag of gedeelte daarvan dat ERA hieraan niet voldoet, met een maximum van € 3.000.000,-;
c) voor zover alle door de deskundigen voorgestelde maatregelen zijn doorgevoerd maar de onderburen nog steeds geluidoverlast ervaren, dan wel de deskundigen vaststellen dat het doorvoeren van de maatregelen niet tot een verbetering van het geluidsniveau bij de onderburen zal leiden, de overeenkomsten van 6 oktober 2016 ten aanzien van de koop en het laten plaatsen van het zwembad en installaties partieel te ontbinden en ERA te veroordelen tot het verwijderen van het zwembad en de installaties en het appartement van [woonplaats] terug te brengen in de bouwkundige staat zoals dit zou zijn opgeleverd zonder zwembad en installaties, en ERA te veroordelen tot terugbetaling van een bedrag van € 1.872.694,21 ter zake van door [woonplaats] gemaakte kosten voor het zwembad en de installaties, aanvullende kosten en geleden schade, te vermeerderen met de wettelijke rente;
d) ERA te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 5.989,50 voor door [woonplaats] ingeschakelde deskundigen;
e) ERA te veroordelen tot betaling van een bedrag van € 6.775,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
f) ERA te veroordelen in de kosten van deze procedure.
4.2
De rechtbank heeft de vorderingen afgewezen en [woonplaats] in de kosten veroordeeld. De rechtbank oordeelde dat aan de hand van het Toetsingskader moet worden beoordeeld of ERA al dan niet ondeugdelijk werk heeft geleverd, waarbij de door GeluidBuro gehanteerde definitie van ‘normaal gebruik’ tot uitgangspunt moet worden genomen. Uit het rapport GeluidBuro en de notitie van NXD Solutions van 4 februari 2021 blijkt dat het zwembad en de installaties bij normaal gebruik voldoen aan het Toetsingskader en dus deugdelijk zijn. Het subsidiaire betoog van [woonplaats] dat ERA hem vooraf had moeten informeren over alternatieve uitvoeringswijzen die geen hinder bij de onderburen zouden opleveren, faalt omdat [woonplaats] – bijgestaan door een bouwkundige – zelf het initiatief heeft genomen voor een zwembad en daarbij keuzes heeft gemaakt. Dat [woonplaats] achteraf een hoger geluidsbeschermingsniveau had gewild, maakt het ontwerp nog niet onjuist. ERA kan niet worden verweten dat zij geen zwevende vloer heeft aangebracht. Een mogelijke verbetering in geluidsreductie die daarvan het gevolg zou zijn maakt niet dat de huidige installatieruimte en constructie als gebrekkig moeten worden aangemerkt. De rechtbank concludeert op grond hiervan dat geen sprake is van de door [woonplaats] bedoelde tekortkomingen van ERA.

5.Vorderingen in hoger beroep

5.1
[woonplaats] heeft in hoger beroep twee grieven tegen het vonnis aangevoerd. Hij heeft zijn eis gewijzigd en vordert nu vernietiging van het vonnis en (samengevat):
primair:
a. een verklaring voor recht dat ERA toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de aannemingsovereenkomsten;
b. ERA te veroordelen om binnen drie maanden na het arrest aan [woonplaats] een schriftelijk plan van aanpak te presenteren: om alle door de deskundige(n) voorgestelde maatregelen – zoals opgenomen in de notities en rapporten van NXD Solutions, Nieman en GeluidBuro – dan wel andere vergelijkbare maatregelen door te voeren teneinde het geluid van het zwembad te reduceren zodanig dat het zwembad voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk, inhoudende dat de onderburen van [woonplaats] geen onrechtmatige geluidhinder meer ondervinden bij primair redelijk gebruik van het zwembad dan wel subsidiair normaal gebruik als gedefinieerd door GeluidBuro;
c. indien [woonplaats] schriftelijk akkoord gaat met het plan van aanpak, welke goedkeuring niet op onredelijke gronden mag worden onthouden, om ERA te veroordelen om binnen drie maanden na schriftelijke ontvangst van dit akkoord een aanvang te nemen om de maatregelen uit dit plan van aanpak voor eigen rekening en risico van ERA uit te voeren;
subsidiair:
d. indien van [woonplaats] in redelijkheid niet kan worden gevergd dat hij akkoord gaat met het plan van aanpak als bedoeld onder b, bijvoorbeeld omdat de maatregelen als te ingrijpend worden beoordeeld dan wel omdat deskundigen en/of beide partijen oordelen dat verdere maatregelen het zwembadgeluid onvoldoende reduceren, en [woonplaats] ERA schriftelijk heeft bericht dat het plan van aanpak niet akkoord is, om de overeenkomst tussen [woonplaats] en ERA partieel te ontbinden en ERA te veroordelen om binnen vier maanden na ontvangst van het schriftelijk bericht van [woonplaats] het zwembad en de daarbij behorende installaties te verwijderen en het appartement van [woonplaats] terug te brengen in de bouwkundige staat zoals deze zou zijn opgeleverd indien partijen geen overeenkomst zouden zijn aangegaan voor het zwembad, met veroordeling van ERA tot terugbetaling van de door [woonplaats] gemaakte kosten voor het realiseren van het zwembad alsmede de door [woonplaats] aanvullende gemaakte kosten en schade, nader op te maken bij staat;
meer subsidiair:
e. een verklaring voor recht dat [woonplaats] de aannemingsovereenkomsten met ERA heeft gesloten onder invloed van dwaling, welke dwaling verband houdt met inlichtingen die ERA wist of had behoren te weten;
f. de aannemingsovereenkomsten tussen [woonplaats] en ERA ex art. 6:230 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) te wijzigen in die zin dat ERA is gehouden om voor eigen rekening en risico binnen vier maanden na het arrest het zwembad en de daarbij behorende installaties te verwijderen en het appartement van [woonplaats] terug te brengen in de bouwkundige staat zoals deze zou zijn opgeleverd indien partijen geen overeenkomst zouden zijn aangegaan voor het zwembad;
uiterst subsidiair:
g. een verklaring voor recht dat [woonplaats] en ERA de aannemingsovereenkomsten hebben gesloten onder invloed van dwaling als bedoeld in (het hof begrijpt:) art. 6:228 lid 1 sub c BW;
h. de aannemingsovereenkomsten tussen [woonplaats] en ERA ex art. 6:230 lid 2 BW te wijzigen in die zin dat ERA is gehouden om binnen vier maanden na het arrest het zwembad en de daarbij behorende installaties te verwijderen en het appartement van [woonplaats] terug te brengen in de bouwkundige staat zoals deze zou zijn opgeleverd indien partijen geen overeenkomst zouden zijn aangegaan voor het zwembad, waarbij de kosten van verwijdering door ieder van partijen bij helfte worden gedragen;
primair, subsidiair en meer subsidiair:
i. ERA te veroordelen tot betaling aan [woonplaats] van een bedrag van € 5.989,50 voor de door [woonplaats] ingeschakelde deskundigen Tauw en Peutz en een bedrag van € 6.775,- aan buitengerechtelijke incassokosten;
j. ERA te veroordelen in de kosten van de procedure bij de rechtbank en bij het hof en de nakosten, alsmede om aan [woonplaats] terug te betalen al hetgeen hij aan ERA heeft betaald op basis van het vonnis, een en ander te vermeerderen met de wettelijke rente.

6.Beoordeling in hoger beroep

Omvang van het geschil in hoger beroep

6.1
[woonplaats] heeft twee grieven tegen het vonnis aangevoerd. De eerste grief houdt in dat de rechtbank ten onrechte in rov. 4.1 tot en met 4.23 van het vonnis tot de slotsom is gekomen dat ERA niet tekort is geschoten en dat de vorderingen van [woonplaats] moeten worden afgewezen. De tweede grief richt zich tegen de beslissing (het dictum).
6.2
ERA voert – als meest verstrekkend verweer – aan dat [woonplaats] in hoger beroep geen grieven ‘behoorlijk’ in het geding heeft gebracht, zodat niet kenbaar is waartegen zijn hoger beroep zich richt en het hoger beroep alleen al om die reden niet tot toewijzing van de vorderingen van [woonplaats] kan leiden.
6.3
Dit verweer slaagt niet. Als grieven moeten worden aangemerkt alle gronden die de appellant aanvoert om te betogen dat de bestreden uitspraak moet worden vernietigd. De voor vernietiging aangevoerde gronden hoeven door de appellant niet uitdrukkelijk te worden aangeduid als (al dan niet genummerde) grief. Evenmin is vereist dat tegen iedere rechtsoverweging een afzonderlijke grief wordt gericht. Wel is vereist dat de gronden behoorlijk naar voren worden gebracht, zodat zij voldoende kenbaar zijn voor de rechter en voor de wederpartij. Deze laatste moet immers kunnen weten waartegen zij zich in de procedure in hoger beroep heeft te verweren. [4] Bij de uitleg van de memorie van grieven kan mede een rol spelen de wijze waarop de verweerder in hoger beroep de inhoud van dat stuk, blijkens zijn reactie daarop, heeft begrepen. [5]
6.4
Hoewel [woonplaats] slechts twee grieven heeft geformuleerd en één daarvan (de tweede grief) geen zelfstandige betekenis heeft omdat voor de toelichting daarop wordt verwezen naar de andere grief, komen de bezwaren van [woonplaats] tegen het vonnis voldoende duidelijk naar voren. In de memorie van grieven heeft [woonplaats] eerst de kern van zijn bezwaren tegen het vonnis uiteengezet en vervolgens voldoende duidelijk, met tussenkopjes, aangegeven tegen welke onderdelen van de redenering van de rechtbank hij bezwaren heeft. ERA heeft in haar memorie van antwoord op die bezwaren geantwoord. Dit betekent dat de memorie van grieven voldoet aan de daaraan te stellen eisen.
6.5
Mede gelet op de door ERA tegen de grieven ingebrachte verweren onderscheidt het hof de volgende bezwaren tegen het vonnis:
1. De rechtbank heeft bij haar oordeel dat ERA niet tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen de verkeerde maatstaf gehanteerd. [woonplaats] heeft recht op een zwembad dat voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk.
2. Het zwembad voldoet niet aan de eisen van goed en deugdelijk werk, omdat de (onder)buren bij normaal gebruik overlast van het zwembad hebben en ERA in haar ontwerp geen rekening heeft gehouden met de geluidsaspecten. Uit het rapport van Peutz blijkt zelfs dat sprake is van een fundamentele fout bij het ontwerpen/aanleggen van de zwembadconstructie. Dat het zwembadgebruik nog steeds, ook na de door ERA getroffen maatregelen, voor geluidsoverlast zorgt blijkt uit de klachten van de (onder)buren en het rapport van Peutz.
3. De rechtbank is ten onrechte uitgegaan van het Toetsingskader, dat zij bovendien (te) beperkt heeft uitgelegd. [woonplaats] heeft zich niet bindend gecommitteerd aan het Toetsingskader.
4. De rechtbank heeft ten onrechte het ‘normaal gebruik’ van het zwembad en de installaties, zoals gedefinieerd in het rapport GeluidBuro, tot uitgangspunt genomen. Deze definitie is te beperkt en in de praktijk niet werkbaar. Partijen hebben nooit overeenstemming bereikt over wat moet worden verstaan onder ‘normaal gebruik’.
5. De rechtbank heeft ten onrechte overwogen dat bij normaal gebruik wordt voldaan aan het Toetsingskader en daarmee aan de eisen die aan het door ERA gerealiseerde werk kunnen worden gesteld. Het voldoen aan een (wettelijke) geluidsnorm betekent niet dat van onrechtmatige geluidhinder geen sprake kan zijn.
6. [woonplaats] heeft bij de opdracht voor het zwembad aan ERA gedwaald. Indien hij had geweten dat het gebruik van het zwembad zoveel geluid zou geven dat hij met zijn (onder)buren en de vereniging van eigenaars in conflict zou komen, dan had hij de opdracht niet of niet op deze wijze gegeven. Als gespecialiseerde onderaannemer had ERA [woonplaats] moeten inlichten over de mogelijke geluidsgevolgen van het zwembadgebruik. Voor het geval ERA dit niet wist of behoorde te weten is op zijn minst sprake van wederzijdse dwaling.
Vorderingen in hoger beroep
6.6
[woonplaats] heeft in hoger beroep zijn eis gewijzigd. Hij heeft zowel zijn oorspronkelijke vorderingen gewijzigd, als nieuwe vorderingen ingesteld. Deze nieuwe vorderingen (onder e, f, g en h) zijn gebaseerd op een nieuwe grondslag, te weten dwaling als bedoeld in art. 6:228 lid 1 sub b, respectievelijk sub c BW. Aan zijn primaire vorderingen onder a, b, c en subsidiaire vordering onder d heeft [woonplaats] ten grondslag gelegd dat ERA toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst.
6.7
Het hof zal hierna allereerst, met inachtneming van de grieven van [woonplaats], de primaire vorderingen onder a, b en c beoordelen en de hieraan ten grondslag liggende stelling van [woonplaats] dat ERA toerekenbaar tekort is geschoten.
Toerekenbare tekortkoming ERA?
6.8
[woonplaats] stelt zich op het standpunt dat ERA toerekenbaar tekortgeschoten is doordat zij een zwembad heeft opgeleverd dat bij normaal gebruik onaanvaardbare geluidhinder bij de onderburen teweegbrengt. Al bij het offreren van het zwembad had ERA de met het zwembadverband houdende geluidsaspecten behoren te onderzoeken en [woonplaats] daarover te informeren, hetgeen zij klaarblijkelijk niet heeft gedaan. Daarmee voldoet het door haar opgeleverde zwembad niet aan de eisen van goed en deugdelijk werk.
Maatstaf
6.9
Het hof stelt voorop dat de overeenkomst die partijen hebben gesloten met betrekking tot de (af)bouw van de appartementen kwalificeert als een aannemingsovereenkomst in de zin van art. 7:750 BW. ERA heeft zich immers als aannemer jegens haar opdrachtgever [woonplaats] verbonden om buiten dienstbetrekking een werk van stoffelijke aard tot stand te brengen en op te leveren tegen een door [woonplaats] te betalen prijs in geld, zoals art. 7:750 BW voorschrijft. Het plaatsen van het zwembad en bijbehorende installaties heeft ERA in het kader van die aannemingsovereenkomst als meerwerk in de zin van art. 7:755 BW uitgevoerd. In het algemeen wordt aangenomen dat aanneming van werk leidt tot het ontstaan van een resultaatsverbintenis, hetgeen inhoudt dat de aannemer gehouden is het overeengekomen resultaat te doen ontstaan. Dit is met name het geval indien gebouwd wordt volgens de plannen en beschrijvingen van de aannemer, zonder assistentie van de opdrachtgever. Die situatie doet zich hier voor. [woonplaats] heeft de wens van een zwembad geuit, waarna ERA heeft onderzocht of en zo ja, hoe aan die wens kon worden voldaan. Dat heeft geleid tot de door [woonplaats] op 6 oktober 2016 aanvaarde offerte. Zowel het in die offerte aangeboden ontwerp als de opvolgende plaatsing van het zwembad is uitgevoerd onder de verantwoordelijkheid van ERA. In de relatie tussen [woonplaats] en ERA is ERA dan ook de partij die als de aannemer de verantwoordelijkheid draagt voor de juistheid van de constructie. Dat [woonplaats] heeft ingestemd met het ontwerp van (de onderaannemer van) ERA en daarin werd bijgestaan door een bouwkundige ([betrokkene]) doet daar niet aan af. Met zijn instemming gaf [woonplaats] slechts blijk van zijn aanvaarding van de plaatsing van het door ERA geoffreerde zwembad. Dit betekent dat [woonplaats] kan volstaan met het stellen, en bij voldoende gemotiveerde betwisting bewijzen, dat hij niet heeft gekregen wat hij op grond van de aannemingsovereenkomst mocht verwachten van ERA.
6.1
Een aannemer is verplicht zijn werkzaamheden niet alleen uit te voeren naar de bepalingen van de overeenkomst, maar ook naar de eisen van goed en deugdelijk werk. Deze eisen gelden als minimum (kwaliteits)norm, ook indien partijen hierover niets expliciets hebben afgesproken, en zijn ook van toepassing op meerwerk. Indien de aannemer geen goed en deugdelijk werk levert, schiet hij tekort in de nakoming van zijn verplichtingen uit de aannemingsovereenkomst. Een onderdeel van het werk dat niet voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk, is gebrekkig. [woonplaats] heeft bij het verstrekken van de opdracht voor het zwembad geen specifieke eisen gesteld, ook niet wat betreft het geluid. ERA heeft dat evenmin gedaan. Niet in geschil is dat geen wettelijke eisen gelden voor de geluidsaspecten van een op de topverdieping van een appartementencomplex gelegen zwembad. Dit betekent dat ook daarvoor de eisen van goed en deugdelijk werk gelden. Volgens ERA is aan die eisen voldaan, nu uit het rapport GeluidBuro van 5 juli 2019 en de notitie van NXD Solutions van 4 februari 2021 blijkt dat zowel wat betreft het installatiegeluid als het contactgeluid voldaan wordt aan de grenswaarden uit het Toetsingskader. [woonplaats] betwist echter dat hij zich heeft gecommitteerd aan het door GeluidBuro geschetste Toetsingskader. Daarnaast bestrijdt hij dat het Toetsingskader beslissend is voor de vraag of kan worden gesproken van een ‘goed en deugdelijk werk’. Dienaangaande overweegt het hof het volgende.
[woonplaats] is niet gebonden aan het Toetsingskader
6.11
Het Toetsingskader is door GeluidBuro in opdracht van ERA opgesteld als onderdeel van het stappenplan dat tot doel had om “de geluidklachten te achterhalen om zo tot effectieve maatregelen te komen om het probleem op te lossen”. [6] De aansprakelijkstelling van ERA door [woonplaats] was hiervoor de aanleiding. [woonplaats] verlangde van ERA dat zij de gebreken aan het zwembad zou (laten) herstellen en de geluidhinder zou oplossen. In het stappenplan staat niet dat aan de hand van het Toetsingskader zal worden beoordeeld of sprake is van een gebrekkig werk en of ERA aansprakelijk is tegenover [woonplaats]. Dat dit ten tijde van of voorafgaand aan de opdrachtverstrekking aan GeluidBuro zo tussen partijen zou zijn besproken is het hof evenmin gebleken. Uit het enkele feit dat [woonplaats] akkoord ging met het verstrekken van de opdracht voor het stappenplan kan daarom niet worden afgeleid dat partijen toen een nadere overeenkomst hebben gesloten, die zou inhouden dat het werk van ERA moet worden beoordeeld aan de hand van het (nog op te stellen) Toetsingskader en/of dat dit Toetsingskader bepalend zou zijn voor de vraag of ERA heeft voldaan aan haar verplichtingen. Hierbij speelt ook een rol dat, zoals [woonplaats] terecht stelt, [woonplaats] bij de in zijn ogen gebrekkige oplevering van het zwembad ERA eerst de gelegenheid moest geven om de gebreken weg te nemen (art. 7:759 lid 1 BW).
6.12
Of die nadere overeenkomst na het verschijnen van het rapport GeluidBuro met daarin het Toetsingskader alsnog (al dan niet stilzwijgend) tot stand is gekomen, hangt af van wat partijen over en weer hebben verklaard, uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en wat zij daar in de gegeven omstandigheden redelijkerwijs van mochten verwachten. ERA heeft in dit verband betoogd dat het Toetsingskader een gezamenlijk project van partijen was en dat [woonplaats] na ontvangst van het rapport GeluidBuro niet afwijzend heeft gereageerd op het Toetsingskader. Dat heeft hij ook niet gedaan toen ERA bezig was met het uitvoeren van werkzaamheden op grond van dat rapport. Dat [woonplaats] meerdere keren heeft gevraagd om kostenramingen voor het verbeteren van het gebruiksgeluid bevestigt volgens ERA dat [woonplaats] het Toetsingskader tot uitgangspunt nam en zich hieraan heeft gecommitteerd.
6.13
Het hof volgt ERA hierin niet. De stelling van ERA dat sprake is van een gezamenlijk project, is gemotiveerd betwist door [woonplaats] en vindt geen steun in de stukken. Het stappenplan was een initiatief van ERA. ERA was (enig) opdrachtgever van het GeluidBuro. Gesteld noch gebleken is dat het rapport van het GeluidBuro met daarin het Toetsingskader in concept voor commentaar of ter goedkeuring is voorgelegd aan [woonplaats]. In de gesprekken tussen partijen na het verschijnen van het rapport heeft [woonplaats] zich op het standpunt gesteld dat ERA ‘al’ het installatiegeluid en contactgeluid moest ‘elimineren’, zo volgt uit de e-mail van de advocaat van [woonplaats] van 6 juli 2020 aan de advocaat van ERA. Hierop stuit reeds de stelling van ERA af dat [woonplaats] accepteerde dat het contactgeluid voldeed aan het Toetsingskader (en dus geen gebrek opleverde) en daarmee geen verantwoordelijkheid voor ERA (meer) was. [woonplaats] heeft dit ook gemotiveerd weersproken. Daar komt bij dat niet is gebleken dat partijen met elkaar hebben besproken of aan het Toetsingskader juridische consequenties zouden worden verbonden en zo ja, wat die inhielden, ook niet toen alle mogelijke maatregelen in kaart waren gebracht. Dit terwijl beide partijen op dat moment juridische bijstand genoten. Mede in het licht hiervan heeft ERA uit de verklaringen en gedragingen van [woonplaats] in redelijkheid niet kunnen afleiden dat hij het Toetsingskader aanvaardde als bindende en enige norm voor de vraag of al dan niet sprake zou zijn van een ‘goed en deugdelijk werk’.
6.14
ERA heeft er in dit verband nog op gewezen dat ook de eigen adviseur van [woonplaats] (Peutz) het Toetsingskader tot uitgangspunt heeft genomen. Dit bevestigt volgens ERA dat het Toetsingskader tussen partijen geldt als (stilzwijgend) overeengekomen, bindende norm. Het hof volgt ERA ook hierin niet. Weliswaar schrijft Peutz in haar rapport dat zij zich kan vinden in het door GeluidBuro geformuleerde Toetsingskader en de daarbij toegepaste beoordelingsmethodiek, maar zij maakt daarbij een uitdrukkelijke kanttekening voor wat betreft het achtergrondniveau in de avonduren dat volgens haar naar beneden moet worden bijgesteld en ook voor de geluidhinder en slaapverstoring die kunnen optreden bij geluidsniveaus die duidelijk boven het achtergrondgeluid uitkomen. Bovendien duidt Peutz het Toetsingskader aan als een
voorstelvan GeluidBuro en niet als een partijafspraak.
6.15
Uit het voorgaande volgt dat voor het antwoord op de vraag of ERA een ‘goed en deugdelijk werk’ heeft opgeleverd niet beslissend is of al dan niet aan het Toetsingskader wordt voldaan. In zoverre treft de grief van [woonplaats] doel.
Voldoet het zwembad aan de eisen van goed en deugdelijk werk?
6.16
Het hof stelt voorop dat niet alle installaties en attracties van het zwembad tot het werk van ERA behoren. [woonplaats] heeft de jetstream en swimstream inclusief de waterpompen en de whirlpool rechtstreeks bij derden besteld en door deze derden laten plaatsen. ERA heeft onweersproken aangevoerd dat dit buiten haar om is gegaan, zodat deze attracties en installaties buiten de aan ERA verweten tekortkoming kunnen blijven. Zonder nadere, hier ontbrekende toelichting valt verder niet in te zien waarom ERA [woonplaats] erop had moeten wijzen dat het zwembad niet met de swimstream en de jetstream kon worden ‘verrijkt’, zoals [woonplaats] nog heeft aangevoerd. De waarschuwingsplicht van art. 7:754 BW heeft betrekking op onjuistheden in de opdracht of op gebrekkige zaken van de opdrachtgever, slechts voor zover het die opdracht betreft en heeft dus geen betrekking op door de opdrachtgever in eigen beheer of door een andere aannemer uitgevoerde werkzaamheden. Naar het oordeel van het hof zijn geen gronden aanwezig om op die regel in dit geval een uitzondering te maken. Dit betekent dat niet kan worden gezegd dat ERA tekort is geschoten als de swimstream, de whirlpool en de jetstream in de whirlpool vanwege geluidsoverlast niet zouden voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk (wat [woonplaats] stelt, maar ERA betwist). [woonplaats] kan daarom niet van ERA verlangen dat zij voor die installaties en attracties maatregelen treft om (mogelijke) geluidsoverlast te reduceren. Voor zover de vorderingen van [woonplaats] daartoe wel strekken, zullen zij om die reden worden afgewezen.
6.17
Het hof overweegt verder dat de verwijten van [woonplaats] aan ERA in deze procedure betrekking hebben op het installatiegeluid en het contactgeluid, en niet ook op luchtgeluid veroorzaakt door muziek en stemmen in de zwembadruimte. Tijdens de plaatsopneming is overigens gebleken dat de speakers inmiddels zijn verwijderd uit de zwembadruimte. Het hof laat het luchtgeluid daarom verder buiten beschouwing.
6.18
[woonplaats] stelt zich op het standpunt dat pas sprake is van een ‘goed en deugdelijk werk’ als het zwembad en de installaties bij redelijk of normaal gebruik niet tot geluidsoverlast voor de onderburen zouden leiden. Volgens [woonplaats] is, ondanks de door ERA getroffen maatregelen, nog steeds sprake van overlast in de vorm van installatiegeluid en contactgeluid. Zij verwijst daarvoor naar het rapport van Peutz en de klachten van de (onder)buren, zoals die onder meer naar voren komen in de e-mail van de voorzitter van de vereniging van eigenaars van 13 september 2023. Bij simulatie van ‘normaal gebruik’ zoals omschreven in het Toetsingskader worden de grenswaarden overschreden, zelfs als de geluidsnormen van het GeluidBuro zouden worden gevolgd. ERA heeft de geluidsaspecten niet betrokken bij het ontwerpen en het aanleggen van het zwembad en geen afdoende akoestische maatregelen getroffen om contactgeluidoverdracht van de zwembadkuip, via de draagconstructie, naar de slaapkamer van de onderburen te voorkomen of te beperken. [woonplaats] wijst er in dit verband op dat zowel Peutz als het GeluidBuro in hun rapporten vermelden dat voor een aanmerkelijke reductie van de geluidhinder ten gevolge van contactgeluid door mensactie in en rond het zwembad de inzet van trillingsisolatie, idealiter uitgevoerd in de vorm van een zwevende vloerconstructie, onvermijdelijk is. ERA heeft met het oog daarop geen goed en deugdelijk werk opgeleverd, aldus nog steeds [woonplaats].
6.19
ERA betwist dat het zwembad niet zou voldoen aan de eisen van ‘goed en deugdelijk werk’. Het eigenlijke probleem is volgens ERA gelegen in het gedrag van [woonplaats], waarbij sprake is van luide muziek en nachtelijk gebruik van het zwembad, en niet in het zwembad zelf. Actuele klachten van de (onder)buren over geluidsoverlast veroorzaakt door de installaties en het gebruik van het zwembad (overdag en in de avond) ontbreken. De e-mail van de voorzitter van de vereniging van eigenaars lijkt vooral betrekking te hebben op het verleden en ook alleen op het gebruik van het zwembad en niet op de installaties (van ERA). Aan het rapport van Peutz komt in dit verband volgens ERA geen gewicht toe. Volgens ERA heeft Peutz een verkeerde volgorde van onderzoek toegepast, geen onderscheid gemaakt tussen de installaties die ERA wel en niet heeft aangebracht, op ondeugdelijke gronden nieuwe grenswaarden geformuleerd, ten onrechte ‘toeslagen’ opgevoerd en een onjuiste methode gehanteerd ten aanzien van het achtergrondgeluid. Bovendien is ERA niet uitgenodigd bij de metingen, zodat zij niet heeft kunnen controleren of deze op juiste wijze zijn uitgevoerd en welke handelingen zijn geënsceneerd om het gebruiksgeluid te meten. Zoals ook blijkt uit de notitie van GeluidBuro en NXD van 11 december 2023 zijn bouwkundig en constructief optimale keuzes gemaakt, aldus nog steeds ERA.
6.2
In haar rapport van 5 juli 2019 neemt GeluidBuro tot uitgangspunt dat van ERA verwacht mag worden dat het door haar opgeleverde zwembad bij normaal gebruik geen onaanvaardbare geluidhinder in het onderliggende appartement oplevert. In lijn daarmee behoort het naar het oordeel van het hof tot de eisen van een goed en deugdelijk werk dat het zwembad en de bijhorende installaties op zodanige wijze worden ontworpen en aangelegd dat de onderburen bij ‘normaal gebruik’ daarvan geen onaanvaardbare geluidsoverlast ondervinden. De eisen van goed en deugdelijk werk gaan echter niet zo ver dat het zwembad en de installaties in het geheel geen geluid mogen maken. [woonplaats] stelt dat ook niet. In een dichtbevolkt land als Nederland zullen dicht naast elkaar wonende buren immers altijd wel enig geluid van elkaar kunnen horen. Wanneer dit binnen zekere grenzen blijft, hoort dit erbij, met dien verstande dat over en weer van buren mag worden verwacht dat zij zoveel mogelijk rekening met elkaar zullen houden en elkaar bijvoorbeeld waarschuwen als op een uitzonderlijk moment eens piekgeluiden kunnen worden verwacht. Het gaat er om dat de overlast niet zo ernstig mag zijn dat het in de gegeven omstandigheden niet behoeft te worden geduld. Dat kan het geval zijn als sprake is van een wijze of mate van gebruik dat verder strekt dan wat bij ‘normaal gebruik’ mag worden verwacht. Voor niet onder ‘normaal gebruik’ vallende situaties behoudt [woonplaats] een eigen verantwoordelijkheid jegens de onderburen. Daar staat ERA buiten. Voor de vraag of in dit geval sprake is van ‘goed en deugdelijk werk’ is dus van belang (a) wat moet worden verstaan onder ‘normaal gebruik’ en (b) of sprake is van geluidhinder die in de gegeven omstandigheden de grenzen van het aanvaardbare overschrijden.
(a) normaal gebruik
6.21
Het hof sluit zich voor de vraag wat onder ‘normaal gebruik’ van het zwembad moet worden verstaan aan bij de definitie zoals die door GeluidBuro onder 3.2 van haar rapport is gegeven (zie ook rov. 3.17 van dit arrest). Ook Peutz lijkt daar in haar rapport (onder 3.2) vanuit te gaan, met dien verstande dat Peutz meent dat tussen 22.00 en 23.00 uur op zichzelf ook nog sprake kan zijn van ‘normaal gebruik’. Onder ‘normaal gebruik’ valt dus in ieder geval dat het zwembad en de attracties worden gebruikt tijdens de dagperiode (8.00-19.00 uur) en de avondperiode (19.00-22.00 uur), dat gelijktijdig gebruik wordt gemaakt van twee attracties, dat het zwembad wordt gebruikt door een kleine groep mensen, dat rond het zwembad (in versnelde pas) wordt gelopen, ook over de goot, dat in en uit het zwembad wordt gestapt, dat in het ondiepe gedeelte wordt gelopen, dat in het diepe gedeelte (al dan niet met gebruik van de swimstream) wordt gezwommen en dat (incidenteel) vanaf de rand in het diepe gedeelte wordt gesprongen. Dit is immers wat men in het algemeen doet in een zwembad en die gebruiksmogelijkheden mocht [woonplaats] op grond van de overeenkomst met ERA ook verwachten. Het enkele feit dat het zwembad zich bevindt op de bovenste verdieping van een wooncomplex maakt dit niet anders. Die omstandigheid maakt dat [woonplaats] niet mocht verwachten dat hij ook in de nachtperiode (22.00-8.00 uur) van het zwembad gebruik zou kunnen maken zonder daarbij zijn buren te storen. Het hof deelt niet de opvatting van Peutz dat gebruikmaking van het zwembad tussen 22.00 en 23.00 uur ook nog valt binnen de definitie van ‘normaal gebruik’ en verwijst daarvoor naar de door GeluidBuro op dat punt gegeven toelichting onder Tabel 3.3 van haar rapport. Ook op dat uur dient voor de omliggende appartementen een “
aangescherpte bescherming” te gelden. Vanwege de afmetingen van het zwembad is verder onvermijdelijk dat bij het zwemmen de bodem en de randen van het zwembad worden aangeraakt. Ook contactgeluiden met de bodem en de wanden van het zwembad vallen daarom onder ‘normaal gebruik’. Hetzelfde geldt voor het gebruik van de bruisattractie (tot 100 procent) en de andere installaties van het zwembad die ERA heeft geplaatst.
(b) grenswaarden geluidhinder
6.22
Partijen zijn het er over eens dat ERA aan [woonplaats] een zwembad heeft opgeleverd dat bij gebruik daarvan en het in werking stellen van de installaties geluidhinder bij de benedenburen teweeg brengt. Dat het daarbij niet gaat om alleen een subjectieve hinderbeleving, maar ook om een objectief vaststelbare overschrijding van grenswaarden blijkt uit de rapporten van Tauw en GeluidBuro (zie rov. 3.10 en 3.18). Op advies van GeluidBuro is ERA overgegaan tot het treffen van maatregelen. Dit heeft haar naar eigen zeggen meer dan € 100.000,- gekost. Partijen verschillen van mening over de vraag of de geluidsoverlast daarmee is opgelost en ERA daarmee alsnog aan haar verplichtingen heeft voldaan. ERA meent van wel en beroept zich daartoe op het rapport van GeluidBuro van 28 september 2020 en de notitie van NXD Solutions van 4 februari 2021. [woonplaats] betwist dat geen sprake meer is van geluidsoverlast en verwijst daarvoor naar het rapport van Peutz.
6.23
ERA voert in dit verband allereerst aan dat het in hoger beroep alleen nog maar kan gaan om eventuele geluidsoverlast als gevolg van het gebruik van het zwembad. Volgens ERA heeft [woonplaats] niet, althans onvoldoende kenbaar en onderbouwd gegriefd tegen het oordeel van de rechtbank dat het zwembad voor wat betreft het installatiegeluid voldoet. Het hof volgt ERA hierin niet. De rechtbank heeft het geluid dat afkomstig is van het watercirculatiesysteem en de attracties gerekend tot het installatiegeluid en op basis van de notitie van NXD Solutions van 4 februari 2021 de conclusie getrokken dat wordt voldaan aan de grenswaarden van het Toetsingskader. [woonplaats] heeft de juistheid van deze conclusie van de rechtbank gemotiveerd bestreden in zijn memorie van grieven. Hij heeft niet alleen aangevoerd dat de rechtbank de verkeerde maatstaf heeft gehanteerd, maar ook dat uit de metingen van Peutz is gebleken dat het geluidsniveau van de attracties niet voldoet. Zoals ERA ter zitting ook heeft onderkend, is het een kwestie van semantiek of het geluid van de attracties wordt gerekend tot het installatiegeluid, zoals de rechtbank (in navolging van GeluidBuro) doet, of tot het contactgeluid c.q. gebruiksgeluid, zoals Peutz doet. Kennelijk heeft Peutz het daarvoor van belang geacht dat het geluid van de attracties alleen aan de orde is als het zwembad wordt gebruikt. Het hoger beroep omvat dus ook de geluidsoverlast als gevolg van de installaties (attracties).
6.24
ERA stelt daarnaast dat er vrijwel geen (actuele) klachten van de onderburen en andere bewoners over geluidsoverlast zijn. Voor zover zij daarmee bedoelt te zeggen dat dit aantoont dat het zwembad en de installaties geen geluidsoverlast (meer) veroorzaken, miskent zij dat in ieder geval in september 2023 nog is geklaagd over geluidsoverlast als gevolg van het gebruik van het zwembad. Bovendien gaat het in deze procedure om de rechtsverhouding tussen [woonplaats] en ERA, te weten over de vraag of ERA met het zwembad al dan niet een goed en deugdelijk werk aan [woonplaats] heeft opgeleverd. De (onder)buren van [woonplaats] staan daar buiten. De vraag of [woonplaats] zich jegens de (onder)buren onrechtmatig gedraagt door de mate waarin en wijze waarop hij van het zwembad gebruik maakt (art. 5:37 BW) is hier niet aan de orde. Het gaat hier immers alleen om de vraag of ‘normaal gebruik’ van het zwembad tot onaanvaardbare overlast leidt.
6.25
De manier waarop geluid wordt ervaren en vanaf wanneer geluid hinderlijk wordt, verschilt per persoon en is daarom in hoge mate subjectief. Om te kunnen beoordelen of sprake is van geluidsoverlast is daarom nodig om grenswaarden te formuleren, zoals GeluidBuro ook heeft gedaan. Die grenswaarden hangen af van de omstandigheden van het geval, zoals de ernst en de duur van het geluid, de belangen die daarmee in het gedrang komen en de offers die ermee zijn gemoeid om eventuele hinder te voorkomen.
6.26
Wat betreft de voor het geluid van de installaties en attracties te hanteren grenswaarden ziet het hof aanleiding om, in zoverre in navolging van GeluidBuro, uit te gaan van de normen in het eerdergenoemde (bij de aanleg van het zwembad nog geldende) Bouwbesluit 2012. In het Bouwbesluit worden ten behoeve van de bescherming tegen geluid van installaties in aangrenzende percelen geluidseisen gesteld aan nieuwbouwwoningen. Bij in werking zijnde installaties en attracties gaat het volgens GeluidBuro om ‘redelijk constante geluiden’, passend in de categorie ‘gemiddeld constant geluidsniveau’. Voor installatiegeluid (geproduceerd door interne installaties) geldt dan een norm van 30 dB(A) in aangrenzende verblijfsruimten. [7] Weliswaar geldt deze norm van 30 dB(A) alleen voor bepaalde typen installaties van een ander (buur)perceel (toilet met waterspoeling, een kraan, een mechanisch ventilatiesysteem, een warmwatertoestel, een installatie voor verhoging van waterdruk of een lift), maar niet valt in te zien waarom deze norm niet naar analogie kan worden toegepast op de installaties en attracties van het zwembad. Ook Peutz gaat uit van een grenswaarde van 30 dB(A) voor installatiegeluid van de attracties. Uit het rapport van GeluidBuro van 28 september 2020 blijkt dat het geluid van de installaties en de attracties, met uitzondering van de bruisattractie, bij ‘normaal gebruik’ aan deze norm van 30 dB(A) voldoet. Peutz komt voor de door haar beoordeelde attracties tot dezelfde conclusie. [woonplaats] heeft tegen die metingen en beoordelingen geen concrete bezwaren ingebracht, zodat het hof ervan uitgaat dat het zwembad wat betreft de door ERA aangebrachte installaties en attracties voldoet aan de eisen van ‘goed en deugdelijk werk’, behalve de bruisattractie.
6.27
Wat betreft de voor het contactgeluid te hanteren grenswaarden neemt het hof eveneens het rapport van GeluidBuro tot uitgangspunt. GeluidBuro hanteert in haar Toetsingskader voor ‘(Incidentele) Piekgeluiden’ een grenswaarde van 45 dB(A) voor zowel de dag- als de avondperiode, met een correctie van 5 dB(A) voor geluid met een ‘repeterend/impulsachtig karakter’. In haar toelichting [8] schrijft GeluidBuro dat onder deze categorie piekgeluiden moeten worden geschaard die gedurende langere tijd met regelmaat plaatsvinden “
bijvoorbeeld loopgeluiden of herhaaldelijk springen”. Om die reden heeft ook Peutz een correctie van + 5 dB(A) toegepast op de door haar verrichte metingen. [woonplaats] heeft onder verwijzing naar het rapport Peutz gemotiveerd uiteengezet dat met het oog op het in de avondperiode optredende (en door Peutz gemeten) lagere achtergrondgeluidsniveau, wat betreft het contactgeluid voor de avondperiode (19.00-22.00 uur) een lagere grenswaarde behoort te gelden. GeluidBuro is in haar rapport van 5 juli 2019 uitgegaan van een in de dagperiode gemeten achtergrondgeluidsniveau van 26 dB(A), terwijl Peutz in de avondperiode een achtergrondgeluidsniveau heeft gemeten van 21 dB(A). [woonplaats] heeft dan ook met een beroep op het rapport Peutz voorgesteld om de grenswaarde van de categorie ‘(Incidentele) Piekgeluiden’ voor de avondperiode te verlagen naar 40 dB(A). ERA heeft weliswaar de juistheid van deze meting door Peutz bestreden, maar anders dan Peutz, heeft zij zelf geen achtergrondgeluidmetingen verricht in de avondperiode. ERA heeft ook niet voldoende gemotiveerd betwist dat de achtergrondgeluiden lager zullen zijn in de avondperiode dan in de dagperiode. Het hof ziet daarom aanleiding om voor de beoordeling van de vraag of het zwembad bij de normale gebruikmaking ervan voldoet aan de eisen van goed en deugdelijk werk, in navolging van Peutz uit te gaan van de grenswaarden van 45 dB(A) gedurende de dagperiode en van 40 dB(A) gedurende de avondperiode, beide grenswaarden te hanteren met inachtneming van een toeslag van 5 dB(A) op de gemeten geluidsniveau’s wegens de aan het normale gebruik inherente loop- en springgeluiden. Uit de metingen van Peutz [9] blijkt dat niet aan die grenswaarden wordt voldaan. Op onderdelen geldt dat ook als wordt uitgegaan van de metingen van Tauw [10] , GeluidBuro [11] en Cauberg [12] . Daarom kan naast de bruisattractie ook wat betreft het contactgeluid niet worden gezegd dat het zwembad voldoet aan de eisen van een goed en deugdelijk werk.
6.28
De waarnemingen van het hof tijdens de plaatsopneming bevestigen overigens het beeld dat met name met betrekking tot de loop-, spring- en overige contactgeluiden (op de goot rond het zwembad of op de bodem) en de bruisattractie sprake is van geluidsoverlast in de onderliggende slaapkamer die de grens van het aanvaardbare overschrijdt. Tijdens de plaatsopneming is het gebruik van het zwembad geënsceneerd. [betrokkene] en de beheerder van het appartementencomplex hebben op instructie van het hof verschillende handelingen in en rond het zwembad uitgevoerd. Ook is de waterpompinstallatie aan- en uitgezet en zijn de attracties (ook die niet tot het werk van ERA behoren) ieder afzonderlijk en tegelijkertijd ingeschakeld. Het hof was tijdens de enscenering aanwezig in de woon- en slaapkamer van de onderburen, terwijl de griffier in de daarboven gelegen zwembadruimte was en een video-opname heeft gemaakt van de enscenering. Het hof heeft het volgende waargenomen en direct op de aansluitende zitting met partijen gedeeld:
  • het geluid van de watercirculatiepomp is als licht achtergrondgeruis hoorbaar in de ondergelegen slaapkamer. Het aan- of uitzetten van de pomp is goed hoorbaar;
  • de hoorbaarheid van geluid neemt duidelijk toe zodra naast de watercirculatiepomp ook de bruisinstallatie wordt aangezet. De geluidstoename is alleen merkbaar in de ondergelegen slaapkamer en niet in de overige kamers van de onderburen;
  • de hoorbaarheid van geluid neemt niet verder toe zodra de overige installaties worden aangezet, ook niet in de ondergelegen slaapkamer;
  • zwem-, plons- en (andere) waterverplaatsingsgeluiden zijn op zichzelf niet hoorbaar, ook niet in de ondergelegen slaapkamer;
  • loopgeluiden in en op de rand van het zwembad zijn goed hoorbaar in de ondergelegen slaapkamer;
  • contactgeluiden met de bodem (door ‘potloodsprong’ of lopen in het bad) of de randen van het zwembad (zoals bij sprong- of zwemafzet) zijn goed hoorbaar in de ondergelegen slaapkamer;
  • vanuit de woonkamer is vrijwel geen gebruiksgeluid waargenomen.
6.29
Aan de stelling van ERA dat de waarnemingen van het hof niet betrouwbaar zijn omdat [betrokkene] en de beheerder bewust met kracht de bodem en de randen van het zwembad hebben aangeraakt gaat het hof voorbij. Die stelling vindt immers geen steun in de door de griffier (voor partijen beschikbaar) gemaakte video-opname van de enscenering. Daar komt bij dat ERA pas na afloop van de enscenering, ter zitting bij het hof, haar bezwaren over de enscenering kenbaar heeft gemaakt en niet reeds voorafgaand of ten tijde van de enscenering heeft verzocht om bijvoorbeeld zelf (al dan niet samen met een vertegenwoordiger van [woonplaats]) het gebruik van het zwembad te demonstreren.
6.3
ERA heeft ter zitting bij het hof nog aangevoerd dat geluidsoverlast (op zijn minst mede) wordt veroorzaakt door de afbouwkeuzes van [woonplaats] en door zijn onoordeelkundige omgang met de installaties. Zij voert aan dat ook in de constructie van het zwembad door zijn toedoen iets beschadigd kan zijn geraakt. Deze stellingen vinden echter geen steun in de stukken. Uit niets blijkt dat [woonplaats] de technische ‘configuratie’ van de installaties heeft gewijzigd of dat de constructie van het zwembad beschadigd is geraakt. ERA heeft haar vermoedens (‘het is niet denkbeeldig dat’, ‘kan’) onvoldoende onderbouwd. De afbouwkeuzes die ERA noemt – het weglaten van de compartimentering, de houten vloer in de zwembadruimtes en de speakers – hebben, zoals zij zelf ook aangeeft, mogelijk alleen invloed op het luchtgeluid (van muziek en stemmen) en dus niet op het geluid dat afkomstig is van het gebruik van het zwembad en de installaties. ERA wijst er in dit verband op dat [woonplaats] ook allerlei andere, niet trilling geïsoleerde installaties in zijn appartement heeft laten plaatsen, maar nu niet blijkt dat het al dan niet met het zwembad gecombineerde gebruik van die apparaten voor geluidsoverlast zorgt gaat het hof aan die stelling voorbij, nog daargelaten dat die apparaten ook volgens ERA voldoen aan de eisen van het Bouwbesluit 2012.
6.31
Het hof concludeert op grond van het bovenstaande dat het zwembad en de bijhorende bruisinstallatie niet voldoen aan de eisen van goed en deugdelijk werk. Niet gebleken is dat ERA reeds in de ontwerpfase van het zwembad rekening heeft gehouden met de geluidsgevolgen van normaal gebruik van het zwembad voor de omliggende appartementen. Ter zitting heeft ERA aangegeven niet te weten of in de voorfase, bijvoorbeeld in het kader van het constructieadvies, berekeningen zijn gemaakt voor geluidsisolerende maatregelen. Dit betekent dat ERA toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van haar verplichting om voor het appartement van [woonplaats] een zwembad te ontwerpen en aan te leggen dat geschikt is voor normaal gebruik.
De primair ingestelde vorderingen onder a, b en c
6.32
Uit het voorgaande volgt dat de door [woonplaats] onder a gevorderde verklaring voor recht toewijsbaar is voor zover de aannemingsovereenkomst betrekking heeft op de aanleg van het zwembad en de bruisattractie.
6.33
Aangezien ERA toerekenbaar tekort is geschoten, kan [woonplaats] van ERA verlangen dat zij zorgdraagt voor herstel en voor eigen rekening en risico maatregelen treft die ervoor zorgen dat de geluidhinder van het zwembad en de bruisattractie bij normaal gebruik ervan (zie rov. 6.21) wordt teruggebracht binnen de grenswaarden als in rov. 6.26 en 6.27 omschreven, dat wil zeggen naar maximaal 30 dB(A) voor de bruisattractie en, na optelling van 5 dB(A) bij de gemeten geluidswaarden, naar maximaal 45 dB(A) voor het contactgeluid bij (normale) gebruikmaking van het zwembad gedurende de dagperiode en naar maximaal 40 dB(A) bij (normale) gebruikmaking van het zwembad gedurende de avondperiode. Het hof zal ERA veroordelen om binnen drie maanden na dit arrest aan [woonplaats] een schriftelijk plan van aanpak met voorgestelde maatregelen te presenteren, zoals gevorderd onder b. Voor zover [woonplaats] vordert dat in het plan van aanpak alle door NXD Solutions, Nieman en GeluidBuro en andere deskundige(n) voorgestelde maatregelen worden opgenomen, wijst het hof dit af. ERA wijst er terecht op dat het aan haar is om de wijze van herstel te bepalen. Zij is niet gebonden aan de adviezen van haar adviseurs. Het hof stelt zich voor dat de vraag of de herstelmaatregelen uit het plan van aanpak, na de voltooiing ervan, ertoe hebben geleid dat de bovengenoemde grenswaarden daadwerkelijk zijn behaald, in gezamenlijkheid wordt beoordeeld door GeluidBuro en Peutz, dan wel een door dezen aan te wijzen derde deskundige.
6.34
Het hof zal ERA eveneens veroordelen om binnen drie maanden na ontvangst van het schriftelijke akkoord van [woonplaats] een aanvang te nemen met de uitvoering van de (geluidsisolerende) maatregelen uit het plan van aanpak, zoals door [woonplaats] gevorderd onder c.
De ‘subsidiaire’ vordering onder d
6.35
Aan de vordering onder ‘subsidiair d’ komt het hof niet toe. Weliswaar bouwt die vordering voort op de primaire vorderingen, maar ter zitting heeft [woonplaats] toegelicht dat het hem er primair om gaat dat daadwerkelijk verdere geluidsreducerende maatregelen worden genomen, terwijl ERA ter zitting heeft aangegeven dat die maatregelen, bijvoorbeeld conform de Matrix, nog mogelijk zijn.
Dwaling (vorderingen onder e, f, g en h)
6.36
Uit het voorgaande volgt dat het hof niet toekomt aan het (nieuwe) subsidiaire beroep van [woonplaats] op dwaling en dus ook niet op het (op die rechtsgrond) meer en uiterst subsidiair gevorderde onder e, f, g en h.
Kosten deskundigen en buitengerechtelijke incassokosten (vordering onder i)
6.37
De gevorderde buitengerechtelijke incassokosten van € 6.775,- worden afgewezen. Het gaat hier immers niet (primair) om een verbintenis tot betaling van een geldsom. Door of namens [woonplaats] zijn ook geen incassohandelingen verricht. Voor de door [woonplaats] genoemde voorbereidende (proces)werkzaamheden van zijn advocaat plegen de artikelen 237 tot en met 240 Rv voorts al een vergoeding in te sluiten, zodat hem ook in zoverre geen vergoeding ex art. 6:96 lid 2 onder c BW toekomt (art. 241 Rv).
6.38
Tegen de door [woonplaats] gevorderde, met een factuur onderbouwde, deskundigenkosten voor het inschakelen van Tauw ten bedrage van € 5.989,50 heeft ERA geen verweer gevoerd. Het hof acht het inschakelen van Tauw niet onredelijk met het oog op de noodzaak voor [woonplaats] om de door hem gestelde tekortkoming te kunnen onderbouwen met behulp van geluidmetingen door een onafhankelijk onderzoeksbureau. De hoogte van het door Tauw gefactureerde bedrag komt het hof voorts niet onredelijk voor, zodat dit bedrag als redelijke kosten ter vaststelling van aansprakelijkheid wordt toegewezen. De overige gevorderde deskundigenkosten worden afgewezen. [woonplaats] heeft deze kosten niet onderbouwd, zodat het hof niet kan vaststellen dat het daarbij gaat om ‘redelijke kosten’ als bedoeld in art. 6:96 lid 2 onder b BW.
Conclusie en proceskosten (vordering onder j)
6.39
De conclusie is dat het hoger beroep van [woonplaats] slaagt. Daarom zal het hof het vonnis vernietigen. Het hof zal ERA als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van de eerste aanleg en het hoger beroep. Hetgeen [woonplaats] aan ERA op grond van het vernietigde vonnis aan ERA heeft betaald, dient door ERA aan [woonplaats] te worden terugbetaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling door [woonplaats].
6.4
Die proceskosten worden wat betreft de eerste aanleg begroot op:
dagvaarding € 127,24
griffierecht € 952,00
salaris advocaat € 1.126,00(2 punten × tarief II)
Totaal € 2.205,24
en wat betreft het hoger beroep op:
dagvaarding € 132,29
griffierecht € 1.780,00
salaris advocaat € 3.642,00 (3 punten (maximum) × tarief II)
nakosten € 178,00(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 5.732,29
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing
.

7.Beslissing

Het hof:

- vernietigt het vonnis van de rechtbank Den Haag van 30 november 2022,
en
opnieuw rechtdoende:
  • verklaart voor recht dat ERA toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van de tussen partijen gesloten aannemingsovereenkomst voor zover betrekking hebbende op de aanleg van het zwembad en de bruisattractie in het appartement van [woonplaats];
  • veroordeelt ERA om binnen drie maanden na de datum van dit arrest aan [woonplaats] een schriftelijk plan van aanpak te presenteren met maatregelen die nodig zijn om het zwembad en de bruisattractie in overeenstemming te brengen met de eisen van een goed en deugdelijk werk, in die zin dat de geluidsoverlast die het zwembad en de bruisattractie, bij ‘normaal gebruik’ zoals omschreven in rov. 6.21, in het onderliggende appartement veroorzaakt wordt teruggebracht tot maximaal de grenswaarden als genoemd in rov. 6.26 en 6.27, een en ander vast te stellen op de wijze als omschreven in rov. 6.33;
  • veroordeelt ERA om binnen drie maanden na ontvangst van de schriftelijke akkoordverklaring van [woonplaats] met het plan van aanpak, voor eigen rekening en risico een aanvang te nemen met de uitvoering van de maatregelen uit dit plan van aanpak;
  • veroordeelt ERA tot betaling aan [woonplaats] van de kosten van de door hem ingeschakelde deskundige Tauw ten bedrage van € 5.989,50;
  • veroordeelt ERA in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in hoger beroep, aan de zijde van [woonplaats] begroot op € 7.937,53, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als ERA deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
  • bepaalt dat als ERA niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, ERA de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als ERA deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;
  • veroordeelt ERA tot terugbetaling aan [woonplaats] van al hetgeen [woonplaats] aan ERA op grond van het vernietigde vonnis aan ERA heeft betaald, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf de dag van de betaling door [woonplaats];
  • wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit arrest is gewezen door mrs. A.E.A.M. van Waesberghe, M.P.J. Ruijpers en K.T.M. Stöpetie en in het openbaar uitgesproken op 8 april 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Gepubliceerd op
2.Het (per 1 januari 2024 vervallen) Besluit van 29 augustus 2011 houdende vaststelling van
3.Het (per 1 januari 2024 vervallen) Besluit van 19 oktober 2007, houdende algemene regels voor
4.HR 3 februari 2006, ECLI:NL:HR:2006:AU8278; HR 19 juni 2009, ECLI:NL:HR:2009:BI8771;
5.HR 5 april 2019, ECLI:NL:HR:2019:505.
6.Zie bladzijde 1 van het stappenplan (productie 15 [woonplaats]).
7.Artikel 3.8 lid 1 van het Bouwbesluit 2012.
8.Rapport GeluidBuro van 5 juli 2019, pag. 16.
9.Rapport 14 september 2023 tabel 5.1.
10.Rapport Tauw van 21 maart 2019 tabel 5.3.
11.Rapport 5 juli 2019 tabel 5.6.
12.Rapport Cauberg van 7 september 2022 tabel 5.4.