ECLI:NL:GHDHA:2025:55

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
9 januari 2025
Publicatiedatum
21 januari 2025
Zaaknummer
BK-24/231 en BK-24/232
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens gebrek aan geldige volmacht

Op 9 januari 2025 heeft het Gerechtshof Den Haag uitspraak gedaan in de hoger beroepen BK-24/231 en BK-24/232, ingediend door [Y] tegen de uitspraken van de Rechtbank Rotterdam van 28 februari 2024. De zaak betreft de waardering van onroerende zaken, waarbij de Heffingsambtenaar de waarde van twee onroerende zaken op € 298.000 en € 171.000 heeft vastgesteld voor het kalenderjaar 2022. [Y] heeft bezwaar gemaakt tegen deze waarderingen, maar de Heffingsambtenaar heeft het bezwaar ongegrond verklaard. Hierop heeft [Y] beroep ingesteld bij de Rechtbank, die het beroep ongegrond verklaarde en het verzoek om schadevergoeding afwees.

In hoger beroep heeft [Y] een volmacht ingediend die op 30 april 2021 was ondertekend door [A]. Het Hof heeft [Y] herhaaldelijk verzocht om een recente volmacht te overleggen, maar [Y] heeft hieraan geen gevolg gegeven. Tijdens de zitting op 28 november 2024 heeft [Y] verklaard geen volmacht te kunnen overleggen. Het Hof heeft geoordeeld dat, omdat [Y] geen geldige volmacht heeft overgelegd, hij niet kan worden aangemerkt als gemachtigde van de belastingplichtige. Hierdoor zijn de hoger beroepen niet-ontvankelijk verklaard. Het Hof heeft geen aanleiding gezien voor een veroordeling in de proceskosten.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummers BK-24/231 en BK-24/232

Uitspraak van 9 januari 2025

in het geding tussen:

[Y] , beweerdelijk namens [X] te [Z] ,

en

de heffingsambtenaar van de Regionale Belasting Groep, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van [Y] tegen de uitspraken van de Rechtbank Rotterdam (de Rechtbank) van 28 februari 2024, nummers ROT 23/999 en ROT 23/846.

Procesverloop

BK-24/231 (ROT 23/999)
1.1.1.
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking, op naam gesteld van [X] , op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (de Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2021 (de waardepeildatum) van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 1] te [woonplaats] , voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 298.000 (beschikking 1). Met de beschikking zijn in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de ten aanzien van [adres 1] aan [X] voor het jaar 2022 opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing eigenaar van de [gemeente] (de aanslagen).
BK-24/232 (ROT 23/846)
1.1.2.
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking, op naam gesteld van [X] , op grond van artikel 22 van de Wet WOZ de waarde op de waardepeildatum van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres 2] te [woonplaats] , voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 171.000 (beschikking 2). Met de beschikking zijn in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de ten aanzien van [adres 2] aan [X] voor het jaar 2022 opgelegde aanslagen in de onroerendezaakbelastingen en watersysteemheffing eigenaar van de [gemeente] (de aanslagen).
BK-24/231 en BK-24/232
1.2.
[Y] heeft tegen de beschikkingen en aanslagen bezwaar gemaakt. De Heffingsambtenaar heeft het tegen de beschikkingen en de aanslagen gemaakte bezwaar bij een in een gezamenlijk geschrift vervatte uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
[Y] heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 50. De Rechtbank heeft bij afzonderlijke uitspraken in elk van beide zaken als volgt beslist:
“De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.”
1.4.1.
[Y] heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is in beide zaken een griffierecht geheven van € 138. De Heffingsambtenaar heeft in elk van beide zaken een verweerschrift ingediend.
1.4.2.
In de zaak BK-24/231 zijn van de zijde van [Y] op 8 april 2024, 15 mei 2024, 29 augustus 2024 en 26 november 2024 nadere stukken ingekomen en is van de zijde van de Heffingsambtenaar op 13 november 2024 een nader stuk ingekomen.
1.4.3.
In de zaak BK-24/232 zijn van de zijde van [Y] op 8 april 2024, 15 mei 2024, 17 oktober 2024, 23 oktober 2024 en 26 november 2024 nadere stukken ingekomen en van de zijde van de Heffingsambtenaar op 13 november 2024 en (na een hiertoe strekkend verzoek van de griffier vanwege een in het dossier ontbrekend stuk dat ter zitting van de Rechtbank door de Heffingsambtenaar was overgelegd) op 22 november 2024 nadere stukken ingekomen.
1.5.
De mondelinge behandeling van de zaken heeft plaatsgehad ter zitting van 28 november 2024. Partijen zijn verschenen. Van het verhandelde ter zitting is een proces-verbaal opgemaakt.

Feiten

2.1.
[X] is eigenaar van de in 1.1.1 en 1.1.2 vermelde onroerende zaken [adres 2] en [adres 1] te [woonplaats] .
2.2.
[Y] heeft tegen de uitspraken van de Rechtbank hoger beroep ingesteld bij het Hof en daarbij verwezen naar een volmacht die reeds deel uitmaakt van het rechtbankdossier. Die volmacht is op 30 april 2021 ondertekend door [A] .
2.3.
Het Hof heeft [Y] bij brief van 12 maart 2024 (in beide zaken) en op 2 augustus 2024 (herinnering in de zaak BK-24/231) verzocht binnen twee weken een recente door de belastingplichtige ondertekende volmacht te overleggen. [Y] heeft hieraan geen gevolg gegeven.
2.4.
Het Hof heeft [Y] bij telefonisch verzoek van de griffier op 22 november 2024 en bij aangetekende brief van 22 november 2024 nogmaals in de gelegenheid gesteld uiterlijk op de zitting een recente door de belastingplichtige ondertekende volmacht te overleggen en heeft [Y] daarbij medegedeeld dat indien niet uiterlijk ter zitting een geldige machtiging wordt overgelegd het hoger beroep in beide zaken niet-ontvankelijk kan worden verklaard.
2.5.
[Y] heeft hieraan geen gevolg gegeven.
2.6.
Ter zitting heeft [Y] verklaard geen volmacht te kunnen overleggen.

Beoordeling van het hoger beroep

3. Nu [Y] geen geldige volmacht heeft overgelegd, kan [Y] niet worden aangemerkt als gemachtigde van de belastingplichtige. De hoger beroepen zullen daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.

Proceskosten

4. Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart de hoger beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is vastgesteld door Chr.Th.P.M. Zandhuis, S.E. Postema en W. de Wit, in tegenwoordigheid van de griffier E.J. Nederveen. De beslissing is op 9 januari 2025 in het openbaar uitgesproken.
Een afschrift van deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, is een afschrift aangetekend per post verzonden op:
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.