ECLI:NL:GHDHA:2025:554

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
17 maart 2025
Publicatiedatum
2 april 2025
Zaaknummer
22-003301-23
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Dierenmishandeling door een diensthond: hoger beroep tegen veroordeling

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 17 maart 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam. De verdachte, geboren in 1977, was eerder veroordeeld tot een geldboete van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis, wegens dierenmishandeling. De verdachte had zich schuldig gemaakt aan het handelen in strijd met artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren, door zijn diensthond, een Mechelse herder, op de grond te gooien en meermalen tegen de snuit te slaan. Het hof oordeelde dat de verklaringen van de getuigen betrouwbaar waren en als bewijs konden dienen. De advocaat-generaal had gevorderd dat het vonnis zou worden vernietigd en de verdachte zou worden vrijgesproken, maar het hof oordeelde anders. Het hof achtte het bewezen dat de verdachte pijn en letsel had veroorzaakt bij de hond en dat het welzijn van het dier was benadeeld. De verdachte had ter zitting verklaard dat hij de hond corrigeerde, maar het hof vond zijn verklaring ongeloofwaardig in het licht van de getuigenverklaringen. Het hof heeft de verdachte uiteindelijk veroordeeld tot een geldboete van € 500,00 en 10 dagen hechtenis, waarbij rekening is gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte en de ernst van het feit.

Uitspraak

Rolnummer: 22-003301-23
Parketnummer: 10-171677-23
Datum uitspraak: 17 maart 2025
TEGENSPRAAK

Gerechtshof Den Haag

meervoudige kamer voor strafzaken

Arrest

gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Rotterdam van 11 oktober 2023 in de strafzaak tegen de verdachte:

[verdachte],

geboren te [geboorteplaats] op [geboortedatum] 1977,
brp-adres: [woonadres], [woonplaats].
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep van dit hof.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het tenlastegelegde feit veroordeeld tot een geldboete ter hoogte van € 500,00, subsidiair 10 dagen hechtenis.
Namens de verdachte is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd dat:
hij op of omstreeks 10 januari 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, zonder redelijk doel en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een hond (Mechelse herder, genaamd [hond]), pijn en/of letsel heeft veroorzaakt en/of de gezondheid en/of het welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die hond
- meermalen op zijn rug te gooien,
- meermalen op/tegen de kop en/of snuit te slaan en/of
- meermalen bij de keel en/of halsband vast te pakken en/of tegen de grond te drukken;
zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren.
Vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd en dat de verdachte zal worden vrijgesproken ter zake van het tenlastegelegde feit.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat daarvan slechts aantekening is gedaan ingevolge artikel 378a van het Wetboek van Strafvordering.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
hij op
of omstreeks10 januari 2023 te Maasvlakte Rotterdam, gemeente Rotterdam, zonder redelijk doel
en/of met overschrijding van hetgeen ter bereiking van zodanig doel toelaatbaar was, bij een dier, te weten een hond (Mechelse herder, genaamd [hond]), pijn
en/of letselheeft veroorzaakt en
/of de gezondheid en/ofhet welzijn van dat dier heeft benadeeld, door die hond
-
meermalenop zijn rug te gooien
,en
- meermalen op/tegen de kop en/of snuit te slaan
en/of
- meermalen bij de keel en/of halsband vast te pakken en/of tegen de grond te drukken; zijnde de terminologie gebezigd in deze tenlastelegging in de zin van de Wet dieren.
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voor zover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Nadere bewijsoverweging
De raadsman heeft zich ter terechtzitting in hoger beroep – verkort en zakelijk weergegeven –op het standpunt gesteld dat de verklaringen van de getuigen [getuige 1] en [getuige 2] niet voor het bewijs gebezigd mogen worden gelet op de onderlinge en innerlijke tegenstrijdigheden in de door hen afgelegde verklaringen.
Het hof overweegt hiertoe als volgt.
Het hof stelt voorop dat de twee getuigen en de verdachte op 10 januari 2023 aanwezig waren op de trainingsbaan in Rotterdam, waar het tenlastegelegde heeft plaatsgevonden. De verdachte was hier aan het trainen met de diensthond [hond]. De hond was op die dag onrustig en was hard rondjes aan het rennen, waarbij de hond meerdere keren in de richting van de hand van de verdachte nipte en uiteindelijk ook hapte. De verdachte is vervolgens met de hond van de trainingsbaan naar de ‘dug-out’ gelopen, waar de hond op verzoek daartoe van de verdachte op een bank van ongeveer één meter hoog is gesprongen. De verdachte heeft vervolgens het gedrag van de hond geprobeerd te corrigeren.
De verdachte heeft ter zitting verklaard dat hij de hond heeft gecorrigeerd door de hond op zijn rug op de grond te leggen door de hond met zijn handen naar de grond te begeleiden, waarbij hij vervolgens over de hond heen is gaan staan, en door met zijn hand een bijt van een moederhond te simuleren achter een oor van de hond. Voorts heeft de verdachte ter zitting in hoger beroep verklaard dat hij de hond ook eenmaal een “tik op de neus” heeft gegeven.
De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] – twee collega’s van de verdachte, die beide stellen vanaf enige afstand de verdachte te hebben waargenomen, waaronder de door de verdachte benoemde bijtsimuatie - verklaren hieromtrent voor het overige nog het volgende. [getuige 1] verklaart in haar eerste politieverhoor dat zij heeft gezien dat [hond] ongewenst gedrag vertoonde wegens het stoten van de bek tegen de hand van de verdachte; de verdachte reageerde daarop door [hond] op zijn rug te gooien en zeker zesmaal in totaal hard met de hand tegen de kop van [hond] te slaan. Zij zag dat de verdachte [hond] hard sloeg omdat hij met zijn hand uithaalde. In haar tweede politieverhoor benoemt zij nogmaals dat de verdachte meerdere malen met kracht de hond heeft geslagen. Ook getuige [getuige 2] benoemt het nippen van [hond] bij de hand van de verdachte in zijn politieverhoor; hij heeft gezien blijkens zijn eerste politieverhoor dat de verdachte [hond] in de dug-out met kracht op de rug heeft gegooid, waarna de verdachte met een zwaaiende beweging vier- of vijfmaal naar [hond] uithaalde. Anders dan zijn collega spreekt deze getuige over vuistslagen die hij heeft gezien.
De getuigen [getuige 1] en [getuige 2] zijn beiden ook nog bij de rechter-commissaris gehoord. In essentie zijn zij toen bij hun eerder afgelegde verklaringen tegenover de politie gebleven.
Het hof stelt hieromtrent het volgende vast. De verklaringen van de getuigen zijn op belangrijke punten consistent en komen in belangrijke mate onderling overeen. Ook in de verklaringen afgelegd bij de rechter-commissaris zijn geen grote of opmerkelijke wijzigingen waar te nemen vergeleken met de eerder door hen afgelegde verklaringen. Het hof ziet derhalve, anders dan de raadsman, geen reden te twijfelen aan de algehele betrouwbaarheid van de verklaringen van de getuigen. Dat de verklaringen van de getuigen op enkele, ook minder belangrijke, onderdelen onderling afwijken, doet naar het oordeel van het hof aan de algehele betrouwbaarheid van deze verklaringen niet af. Het grootste verschil in de verklaringen van beide getuigen betreft het aanmerken van de zwaaiende bewegingen als vuistslag dan wel als met vlakke hand toegebrachte slagen. Het hof acht deze onderlinge afwijking gelet op de afstand van de door hen gedane waarnemingen evenwel verklaarbaar, en ziet daarin geen grond om hun verklaringen onbetrouwbaar te achten.
Het hof stelt tevens vast dat de verklaringen van de beide getuigen steun vinden in het door hen waargenomen gedrag van de hond na afloop van het incident. De hond gedroeg zich toen angstig en stressvol en leek niet langer goed naar de verdachte te luisteren. Ook de verdachte heeft ter zitting erkend dat [hond] na afloop van het incident in de auto is gezet omdat hij, [hond], niet langer luisterde naar de verdachte.
Het hof acht de verklaring van de verdachte dat hij de hond slechts corrigeerde door achter het oor van de hond met zijn hand een bijtsimulatie te maken, gelet op de verklaringen van de beide getuigen ongeloofwaardig. Het meerdere keren uithalen naar de kop van de hond verschilt naar zijn uiterlijke verschijningsvorm zodanig van de door de verdachte beschreven handeling, dat van een misinterpretatie van die handeling door de getuigen geen sprake kan zijn, zoals de verdachte ter terechtzitting in hoger beroep ook heeft erkend. Het hof gaat daarom uit van de verklaringen van de getuigen. In het voordeel van de verdachte gaat het hof er daarbij wel van uit dat de slaande bewegingen van de verdachte met de vlakke hand zijn toegebracht.
De raadsman heeft zich subsidiair op het standpunt gesteld dat niet vastgesteld kan worden of de gedragingen van de verdachte pijn of letsel bij de hond heeft veroorzaakt, dan wel de gezondheid of het welzijn van de hond heeft benadeeld, zodat de verdachte van het tenlastegelegde feit dient te worden vrijgesproken.
Naar het oordeel van het hof kan het, gelet op de bewezenverklaarde handelingen, niet anders zijn dan dat de hond door die handelingen pijn heeft ervaren. Daarbij kan, gelet op het angstige gedrag van de hond na afloop van het incident, tevens vastgesteld worden dat de verdachte het welzijn van de hond geschaad heeft.
Tot slot overweegt het hof dat gesteld noch gebleken is dat het samenstel van de bewezenverklaarde handelingen een redelijk doel had of binnen de grenzen bleef van wat ter bereiking van een zodanig doel toelaatbaar was.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
zich gedragen in strijd met het voorschrift vastgesteld bij artikel 2.1, eerste lid, van de Wet dieren.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Bij de vaststelling van de geldboete is rekening gehouden met de draagkracht van de verdachte.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan dierenmishandeling, door de hond ([hond]) op de grond te gooien en meermalen hard tegen zijn snuit te slaan . Dierenmishandeling is een ernstig feit, temeer nu dieren machteloos zijn en afhankelijk zijn van hun verzorger.
Het hof heeft acht geslagen op een de verdachte betreffend uittreksel Justitiële Documentatie d.d. 17 februari 2025, waaruit blijkt dat de verdachte niet eerder onherroepelijk is veroordeeld voor het plegen van een strafbaar feit.
De verdachte heeft ter terechtzitting aangegeven dat het feit veel invloed heeft gehad op zijn persoonlijke leven. Het feit heeft hem veel stress bezorgd, wat een weerslag heeft gehad op zijn gezin. Daarnaast heeft hij zijn baan als hondengeleider op moeten geven en is hij niet langer werkzaam als diensthondengeleider bij de douane. Aldus heeft de verdachte reeds aanzienlijke negatieve gevolgen ondervonden van het bewezenverklaarde.
Het hof is - alles afwegende – met de politierechter van oordeel dat in dit geval een geheel onvoorwaardelijke geldboete van na te melden hoogte een passende en geboden reactie vormt.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 23, 24 en 24c van het Wetboek van Strafrecht en artikel 2.1 van de Wet dieren, zoals zij rechtens gelden dan wel golden.

BESLISSING

Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht:
Verklaart zoals hiervoor overwogen bewezen dat de verdachte het tenlastegelegde heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen de verdachte meer of anders is tenlastegelegd dan hierboven is bewezenverklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart het bewezenverklaarde strafbaar, kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart de verdachte strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een
geldboetevan
€ 500,00 (vijfhonderd euro), bij gebreke van betaling en verhaal te vervangen door
10 (tien) dagen hechtenis.
Dit arrest is gewezen door mr. M.A.J. van de Kar, als voorzitter, en mr. A.S.I. van Delden en mr. R. Appels, leden, in bijzijn van de griffier mr. V.V. de Lange.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 17 maart 2025.
Mr. R. Appels is buiten staat dit arrest mede te ondertekenen.