ECLI:NL:GHDHA:2025:736

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
29 april 2025
Publicatiedatum
22 april 2025
Zaaknummer
200.338.873/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over tekortkomingen in aannemingsovereenkomst en verzuim van de aannemer

In deze zaak gaat het om een hoger beroep van Projectbouw010 B.V. tegen een uitspraak van de rechtbank Rotterdam. De rechtbank had geoordeeld dat Projectbouw tekortgeschoten was in de nakoming van een aannemingsovereenkomst met de geïntimeerde, die schadevergoeding vorderde. Projectbouw stelde in hoger beroep dat zij niet in verzuim was geraakt en dat de vordering van de geïntimeerde afgewezen moest worden. Het hof oordeelde echter dat Projectbouw wel degelijk in verzuim was geraakt, onder andere door het niet tijdig reageren op ingebrekestellingen en het niet uitvoeren van de afgesproken werkzaamheden. Het hof bevestigde de uitspraak van de rechtbank en veroordeelde Projectbouw tot betaling van de schadevergoeding en de proceskosten. De zaak benadrukt de vereisten voor ingebrekestelling en de gevolgen van verzuim in het kader van de aannemingsovereenkomst.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.338.873/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/10/653321 / HA ZA 23-190
Arrest van 29 april 2025
in de zaak van
Projectbouw010 B.V.,
gevestigd in Rotterdam,
appellante,
advocaat: mr. S. Pershad, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
[geïntimeerde],
wonend in [woonplaats],
geïntimeerde,
advocaat: mr. R.W. de Pater, kantoorhoudend in Breda.
Het hof noemt partijen hierna ‘Projectbouw’ en ‘[geïntimeerde]’.

1.De zaak in het kort

1.1
Aan de orde is of Projectbouw als aannemer is tekortgeschoten in de met [geïntimeerde] gesloten overeenkomst tot renovatie van zijn woning. Volgens [geïntimeerde] is dat het geval en daarom vordert hij van Projectbouw schadevergoeding. De rechtbank heeft de vordering van [geïntimeerde] grotendeels toegewezen. In hoger beroep klaagt Projectbouw dat zij niet veroordeeld kan worden tot schadevergoeding, omdat zij niet in verzuim is komen te verkeren. Het hof verwerpt deze klacht.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
- de dagvaarding van 5 maart 2024, waarmee Projectbouw in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 december 2023; [1]
  • de memorie van grieven;
  • de memorie van antwoord.

3.Feitelijke achtergrond

3.1
Op 23 november 2021 hebben [geïntimeerde] en Projectbouw een aannemingsovereenkomst gesloten voor het uitvoeren van renovatiewerkzaamheden aan de woning van [geïntimeerde].
3.2
Op 2 december 2021 is Projectbouw van start gegaan met de werkzaamheden. [geïntimeerde] heeft in februari en maart 2022 intensief app-contact gehad met Projectbouw over de (vertraagde) voortgang van de werkzaamheden.
3.3
Op 23 februari 2022 heeft [geïntimeerde] met zijn gezin de woning betrokken.
3.4
Op 28 maart 2022 schreef aan :
“We proberen je al een tijdje te bereiken om een afspraak vast te zetten. Zowel per app, telefonisch als per mail schijnt het moeilijk te zijn om ons iets te laten horen, ook al beloofde je “binnen tien minuten” terug te bellen.Ik hoop datje begrijpt dat het voor ons heel vervelend is dat we je niet te spreken kunnen krijgen om de voortgang van de verbouwing te bespreken. (...)Graag horen we snel van je wanneer je langs kunt komen om dit te bespreken. Dan horen we ook graag je planning voor de rest van de afgesproken werkzaamheden.”
3.5
Op 31 maart 2022 is voor het laatst verschenen bij de woning en heeft een aantal openstaande punten uitgevoerd.
3.6
Op 6 april 2022 heeft [geïntimeerde] Projectbouw per e-mail een opsomming van verschillende gebreken en openstaande werkzaamheden gestuurd en gevraagd om hem binnen vijf dagen een planning toe te sturen en het werk binnen vier weken af te ronden.
3.7
Op 16 mei 2022 heeft (de gemachtigde van) [geïntimeerde] per e-mail aan Projectbouw bericht niet tevreden te zijn met de verrichte werkzaamheden en een lijst verstuurd van 29 punten die volgens hem moesten worden afgemaakt dan wel hersteld (zie vonnis onder 3.5). Tot slot staat in de e-mail vermeld:
“Middels het onderhavige schrijven verzoek ik u vriendelijk binnen 14 dagen na heden mij te bevestigen dat u deze werkzaamheden (alsnog) uit zult voeren. Tevens ontvang ik graag van u een planning wanneer u deze werkzaamheden in de 30 kalenderdagen nadien zult uitvoeren (en afronden). Mocht ik geen reactie van u ontvangen, dan gaat client er vanuit dat u de werkzaamheden niet wilt afmaken c.q. herstellen. Alsdan zal cliënt bij een derde partij een offerte opvragen om de kosten c.q. schade te laten begroten. Graag verneem ik van u binnen de gestelde termijn.”
3.8
Bij email van 8 juni 2022 heeft de gemachtigde van aan bevestigd dat op 4 juli 2022 in de gelegenheid zou zijn om de werkzaamheden conform de offerte af te ronden. Op 4 juli 2022 heeft zich afgemeld en toegezegd een voorstel voor een nieuwe datum te zullen doen.
3.9
Op 12 september 2022 heeft het door [geïntimeerde] ingeschakelde expertisebureau TOP Expertise B.V. (hierna: TOP Expertise) Projectbouw per e-mail uitgenodigd voor een onderzoek op 6 oktober 2022 naar “
de stand en de eventuele gebreken aan de door de wederpartij uitgevoerde werkzaamheden, de omvang van de gebreken en op welke wijze en tegen welke kosten herstel kan plaatsvinden.” De uitnodiging is ook per aangetekende brief aan Projectbouw verstuurd.
3.1
Op 6 oktober 2022 heeft een deskundige van TOP Expertise in opdracht van [geïntimeerde] de uitgevoerde renovatiewerkzaamheden in de woning van [geïntimeerde] beoordeeld. Projectbouw is niet verschenen. De deskundige heeft in zijn rapport van 26 oktober 2022 een opsomming gegeven van de werkzaamheden die niet volgens de offerte d.d. 22 november 2021 zijn uitgevoerd. De totale uitvoer- en herstelkosten zijn door de deskundige begroot op een bedrag van € 52.500,-.
3.11
Op 7 november 2022 heeft de gemachtigde van [geïntimeerde] per e-mail het deskundigenrapport aan de gemachtigde van Projectbouw verzonden. [geïntimeerde] heeft daarbij aangegeven niet langer aanspraak te maken op (integrale) nakoming, maar op vervangende schadevergoeding ter hoogte van € 52.500,- , te betalen binnen een termijn van één week.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Bij de rechtbank heeft [geïntimeerde] gevorderd dat Projectbouw wordt veroordeeld tot vergoeding van het bedrag van € 52.500,- en tot vergoeding van de door hem gemaakte deskundigenkosten.
4.2
De rechtbank heeft de vordering tot schadevergoeding toegewezen tot een bedrag van € 50.625,- en Projectbouw veroordeeld tot betaling aan [geïntimeerde] van de deskundigenkosten (een bedrag van € 3.025,-), de buitengerechtelijke kosten (een bedrag van € 1.281,25) en de proces- en nakosten (een bedrag van € 3.974,64), vermeerderd met de wettelijke rente. De bedoeling van het door Projectbouw ingestelde hoger beroep is dat de vorderingen van [geïntimeerde] alsnog worden afgewezen.

5.Beoordeling in hoger beroep

Verzuim ten aanzien van de in mei meegedeelde gebreken?

5.1
Met haar eerste grief bestrijdt Projectbouw het oordeel van de kantonrechter dat zij vanaf 15 juni in verzuim is geraakt ten aanzien van de op haar rustende verplichtingen uit hoofde van de met [geïntimeerde] gesloten aannemingsovereenkomst. Projectbouw voert daartoe aan dat de e-mail van 16 mei 2022 niet kwalificeert als een ingebrekestelling in de zin van artikel 6:82 lid 1 BW. Volgens Projectbouw heeft zij uit deze brief niet kunnen of moeten begrijpen dat er geen enkele mogelijkheid meer zou zijn om de (herstel)werkzaamheden uit te voeren en enkel aanspraak op vervangende schadevergoeding zou worden gemaakt, wanneer zij niet zou reageren.
5.2
Het hof overweegt als volgt. In de e-mail van 16 mei 2022 is uitdrukkelijk vermeld dat en van welke werkzaamheden [geïntimeerde] nakoming (waaronder herstel) verzoekt. Projectbouw is voorts een termijn van twee weken gegeven om te bevestigen dat zij deze (herstel)werkzaamheden (alsnog) zal uitvoeren en binnen een termijn van dertig kalenderdagen zal afronden. De e-mail vermeldt duidelijk dat de werkzaamheden een aanvang moeten nemen uiterlijk na de reactietermijn van twee weken (
“nadien”). Daaruit vloeit voort dat de werkzaamheden uiterlijk op 29 juni 2022 dienden te zijn afgerond. Projectbouw heeft uit de mededelingen in de e-mail van 16 mei 2022 dan ook kunnen begrijpen dat, anders dan zij stelt, er wel de mogelijkheid was om (herstel)werkzaamheden uit te voeren. Projectbouw heeft verder uit de mededeling van 16 mei 2022 ook moeten begrijpen dat [geïntimeerde] Projectbouw een laatste termijn stelde om correct na te komen en dat zij bij het uitblijven daarvan te laat zou zijn. Correcte nakoming diende daarom binnen de gestelde termijn plaats te vinden bij gebreke waarvan het verzuim op 29 juni 2022 zou intreden (art. 6:82 lid 1 BW). Daarbij is niet vereist dat in de ingebrekestelling reeds wordt aangegeven welke gevolgen verbonden worden voor het geval het verzuim intreedt. Die gevolgen kunnen wel op voorhand kenbaar worden gemaakt. Dat is hier gebeurd. In de e-mail van 16 mei 2022 heeft [geïntimeerde] tevens aangezegd dat als Projectbouw niet binnen de gestelde termijn zou reageren, hij ervan uitging dat Projectbouw niet meer bereid was de gevraagde werkzaamheden af te maken. Bovendien heeft [geïntimeerde] Projectbouw meegedeeld in dat geval een offerte op te vragen bij een derde voor de begroting van de kosten of schade. Daarmee was sprake van een impliciete aansprakelijkstelling voor schadevergoeding bij de niet nakoming.
5.3
[geïntimeerde] heeft (onweersproken) gesteld dat Projectbouw op 24 mei 2022 verklaard heeft bereid te zijn de
overeengekomenwerkzaamheden te voldoen en op 8 juni 2022 heeft meegedeeld op 4 juli 2022 in de gelegenheid te zijn de werkzaamheden
conform offerteaf te ronden. [geïntimeerde] heeft bij e-mail van 22 juni 2022 meegedeeld dat Projectbouw op 4 juli 2022 welkom was om de werkzaamheden
deugdelijkaf te ronden en verzocht aan te geven welke uitloopdagen Projectbouw beschikbaar zou zijn, omdat hij het niet realistisch achtte dat de werkzaamheden in één dag konden worden afgerond. Projectbouw is vervolgens – na afmelding – niet verschenen op 4 juli 2022. Partijen zijn het erover eens dat Projectbouw op en na 4 juli 2022 geen werkzaamheden heeft verricht en dat Projectbouw ook geen nieuwe datum voor herstel heeft opgegeven.
5.4
Het hof leidt uit het voorgaande af dat [geïntimeerde] kennelijk bereid was om Projectbouw een aangepaste termijn te gunnen om alsnog na te komen. Dat [geïntimeerde] Projectbouw de gelegenheid bood om op 4 juli 2022 langs te komen, betekent echter niet dat [geïntimeerde] daarbij afstand deed van de gevolgen die werden genoemd in de ingebrekestelling van 16 mei 2022. Nu vast staat dat Projectbouw ook binnen deze termijn haar verplichtingen niet is nagekomen (Projectbouw is niet meer komen opdagen), is het hof van oordeel dat Projectbouw, voor zover het verzuim niet al op 29 juni 2022 zou zijn ingetreden, op 4 juli in verzuim raakte zonder dat daarvoor een nadere ingebrekestelling was vereist. Het hof neemt daartoe mede in aanmerking dat de reactie van Projectbouw op de e-mail van 16 mei 2022 onvolkomen was nu zij geen planning verstrekte en uit de correspondentie blijkt dat zij niet bereid was om alle gevraagde (herstel)werkzaamheden te verrichten.
Verzuim ten aanzien van de in oktober vastgestelde gebreken?
5.5
Met haar tweede grief stelt Projectbouw aan de orde dat zij – anders dan de rechtbank oordeelde – (ook) niet in verzuim is ten aanzien van de gebreken die in het expertiserapport van 26 oktober 2022 voor het eerst aan de orde zijn gesteld (zie vonnis onder 5.20 voor een overzicht). Volgens Projectbouw had zij ten aanzien van de nieuwe (naast de in mei reeds genoemde) gebreken apart in gebreke moeten worden gesteld en is – nu niet is voldaan aan de eisen van artikelen 6:81 en 6:82 lid 1 BW – het verzuim ten aanzien van deze gebreken niet ingetreden.
5.6
Het hof is – net als de rechtbank – van oordeel dat het beroep van Projectbouw op het ontbreken van een ingebrekestelling ten aanzien van de nieuwe in het expertiserapport opgenomen gebreken naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is. Bijgevolg verkeert ook ten aanzien van deze gebreken in verzuim. Het hof neemt daartoe in aanmerking dat al vanaf maart 2022 herhaald verzoeken heeft gedaan om gebreken te herstellen of openstaande werkzaamheden uit te voeren. heeft alleen op 31 maart 2022 nog een aantal kleinere gebreken hersteld. Daarnaast kent het hof betekenis toe aan het feit dat Projectbouw de gebreken genoemd in de brief van 16 mei 2022, die zeker niet onderschikt waren aan de nieuwe in het expertiserapport vermelde gebreken, niet heeft hersteld. Het al geldende verzuim was niet gezuiverd. Vast staat voorts dat Projectbouw na 4 juli 2022 ondanks de toezegging om een nieuwe datum voor te stellen en verzoeken daartoe van [geïntimeerde], nooit meer contact heeft opgenomen over de (nog) te herstellen en uit te voeren werkzaamheden. Verder neemt het hof in aanmerking dat Projectbouw in september 2022 per e-mail en aangetekende brief is ingelicht over aard en de inhoud van het op 6 oktober 2022 uit te voeren deskundigenonderzoek en is uitgenodigd om dit onderzoek bij te wonen. Projectbouw heeft daarop niet gereageerd en is op 6 oktober 2022 ook niet verschenen. Voor het standpunt van Projectbouw dat zij immer bereid zou zijn geweest om de (herstel)werkzaamheden alsnog zelf te verrichten, ziet het hof onder deze omstandigheden, dan ook geen enkele grond.
Bevoegd tot omzetting?
5.7
Artikel 6:87 BW verklaart de schuldeiser bevoegd om de verbintenis tot nakoming om te zetten in vervangende schadevergoeding wanneer de tekortkomende partij in verzuim is en de omzetting hem wordt medegedeeld. Nu het hof van oordeel is dat Projectbouw ten aanzien van alle besproken gebreken in verzuim verkeerde, was [geïntimeerde] gerechtigd om per e-mail van 7 november 2022 schadevergoeding te eisen in plaats van nakoming van de aannemingsovereenkomst. Nu [geïntimeerde] betaling heeft gevorderd binnen een week en Projectbouw daaraan niet heeft voldaan, is Projectbouw ook ten aanzien van deze betalingsverplichting in verzuim geraakt.
Conclusie en proceskosten
5.8
De conclusie is dat het hoger beroep van Projectbouw niet slaagt. Daarom zal het hof het vonnis bekrachtigen. Het hof zal Projectbouw als de in het ongelijk gestelde partij veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
5.9
Die proceskosten worden begroot op:
griffierecht € 798,-
salaris advocaat € 2.248,- (2 punten × tarief II)
nakosten € 178,-(plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
Totaal € 3.404,-

6.Beslissing

Het hof:

  • bekrachtigt het tussen de partijen gewezen vonnis van de rechtbank Rotterdam van 27 december 2023;
  • veroordeelt Projectbouw in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [geïntimeerde] begroot op € 3.404,-;
  • bepaalt dat als Projectbouw niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Projectbouw de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-.
Dit arrest is gewezen door mrs. I. Brand, F.M. Bus en R.F. Groos en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2025 in aanwezigheid van de griffier.

Voetnoten

1.Rb Rotterdam, 27 december 2023, ECLI:NL:RBROT:2023:12379