ECLI:NL:GHDHA:2025:797

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
27 februari 2025
Publicatiedatum
29 april 2025
Zaaknummer
BK-24/20
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van hoger beroep wegens ontbrekende machtiging

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 27 februari 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep van [Y] tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag van 21 november 2023. De zaak betreft een geschil over de waarde van een onroerende zaak, vastgesteld door de Heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland. De Heffingsambtenaar had de waarde op 1 januari 2021 vastgesteld op € 751.000 en de bijbehorende aanslag opgelegd. Na een ongegrond verklaard bezwaar en beroep bij de Rechtbank, heeft [Y] hoger beroep ingesteld. Echter, het Hof constateerde dat de overgelegde machtiging niet op naam van de belanghebbende was gesteld, wat noodzakelijk is voor de ontvankelijkheid van het hoger beroep. Ondanks een verzoek van het Hof om een geldige machtiging over te leggen, heeft [Y] hieraan geen gehoor gegeven. Het Hof heeft daarom geoordeeld dat het hoger beroep niet-ontvankelijk is, omdat er geen bewijs is dat [Y] gemachtigd was om namens de belanghebbende op te treden. De overige gronden van [Y] behoefden geen verdere behandeling, en het Hof heeft geen veroordeling in proceskosten uitgesproken.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Team Belastingrecht
meervoudige kamer
nummer BK-24/20

Uitspraak van 27 februari 2025

in het geding tussen:
[…]van [Y]
, beweerdelijk namens [X]te [Z] (belanghebbende),
en

de heffingsambtenaar van de Belastingsamenwerking Gouwe-Rijnland, de Heffingsambtenaar,

(vertegenwoordiger: […] )
op het hoger beroep van [Y] tegen de uitspraak van de Rechtbank Den Haag (de Rechtbank) van 21 november 2023, nummer SGR 22/5811.

Procesverloop

1.1.
De Heffingsambtenaar heeft bij beschikking op grond van artikel 22 van de Wet waardering onroerende zaken (Wet WOZ) de waarde op 1 januari 2021 van de onroerende zaak, plaatselijk bekend als [adres] te [woonplaats] (de woning), voor het kalenderjaar 2022 vastgesteld op € 751.000 (de beschikking). Met de beschikking is in één geschrift bekendgemaakt en verenigd de aan belanghebbende voor het jaar 2022 opgelegde aanslag in de onroerendezaakbelastingen (de aanslag).
1.2.
De Heffingsambtenaar heeft het tegen de beschikking en de aanslag gemaakte bezwaar bij uitspraak op bezwaar ongegrond verklaard.
1.3.
[Y] heeft tegen de uitspraak op bezwaar beroep ingesteld bij de Rechtbank. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 50. De Rechtbank heeft het beroep ongegrond verklaard.
1.4.
[Y] heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. In verband daarmee is een griffierecht geheven van € 138. De Heffingsambtenaar heeft een verweerschrift ingediend.
1.5.
Een onderzoek ter zitting van de zaak heeft niet plaatsgehad. De griffier heeft partijen bij bericht van 15 januari 2025 meegedeeld dat het Hof voornemens is een zitting achterwege te laten, tenzij partijen uiterlijk binnen twee weken na de dagtekening van het bericht het Hof laten weten dat zij ter zitting willen worden gehoord. Partijen hebben niet verzocht om een mondelinge behandeling. Het Hof heeft vervolgens het onderzoek gesloten.
Feiten
2.1.
Met dagtekening 28 februari 2022 zijn de beschikking en de aanslag opgelegd aan [belanghebbende] , eigenaar van de woning.
2.2.
[Y] is opgekomen tegen de beschikking en de aanslag. Het daartegen gemaakte bezwaar is ongegrond verklaard evenals het tegen de uitspraak op bezwaar ingestelde beroep.
2.3.
[Y] heeft tegen de uitspraak van de Rechtbank hoger beroep ingesteld. Bij het hogerberoepschrift is een machtiging overgelegd. De machtiging bevat de volgende gegevens:

“Ondergetekende:

Naam: [naam vclmachtgever]
Adres: [adres]
Postcode: […]
Plaats: […]
Telefoon: (…)
E-mail: [e-mailadres]
(…)

Deze volmacht houdt in hoofdzaak in:

o Het indienen en desgewenst intrekken van bezwaar, (hoger) beroep of cassatie en het nemen van besluiten in deze procedures;
o (…)
Dit alles met het recht van substitutie, dat wil zeggen dat onder meer samenwerkingspartners van [Y] ook namens volmachtgever op mogen treden.
(…)

Aldus ondertekend te:

Plaats: […]
Datum: 27-02-2022
Handtekening: ondertekend door:
[naam volmachtgever] [handtekening]
op: 27-02-2022 09:14:19
(…)
Let op: Zorg ervoor dat de naam overeenkomt met en wordt ondertekend door de persoon die staat vermeld op het aanslagbiljet”
2.4.
Bij bericht van 27 november 2024 is [Y] verzocht om een geldige machtiging over te leggen. Het bericht luidt als volgt:
“In de bovenvermelde zaak heeft het Hof geconstateerd dat de volmacht die is overgelegd niet op naam van belanghebbende is gesteld, maar op een naam die niet overeenkomt met de naam van belanghebbende.
Ik verzoek u om
uiterlijk op 24 december 2024een recente geldige volmacht in te dienen. Indien een geldige volmacht niet binnen de gestelde termijn wordt overgelegd kan het hoger beroep niet-ontvankelijk worden verklaard.”
2.5.
Bij brief van 24 december 2024 heeft [Y] bericht dat zij niet tegemoet zal komen aan het verzoek tot het overleggen van een recente geldige machtiging, omdat de overgelegde machtiging volstaat.

Geschil in hoger beroep

3.1.1. Het Hof beoordeelt allereerst ambtshalve of het hoger beroep ontvankelijk is. Daarbij gaat het om de vraag of [Y] , die beweerdelijk namens belanghebbende hoger beroep heeft ingesteld, gemachtigd is namens belanghebbende hoger beroep in te stellen.
3.1.2. Bij een bevestigende beantwoording van deze vraag is in geschil of de waarde van de woning op een te hoog bedrag is vastgesteld en of de Heffingsambtenaar de informatieverplichting als bedoeld in artikel 40, lid 2, Wet WOZ heeft geschonden.

Beoordeling van de ontvankelijkheid in hoger beroep

4.1.
Uit het tot de stukken van het geding behorende aanslagbiljet gemeentelijke belastingen volgt dat de beschikking is genomen ten aanzien van belanghebbende, de eigenaar van de onroerende zaak, en dat tevens de aanslag aan belanghebbende is opgelegd. Dit is in overeenstemming met het bepaalde in artikel 24, lid 3, letter a, Wet WOZ en artikel 220, letter b, Gemeentewet.
4.2.
Op grond van het bepaalde in artikel 26a, lid 1, Algemene wet inzake rijksbelastingen kan in afwijking van artikel 8:1 Algemene wet bestuursrecht het beroep slechts worden ingesteld door de belanghebbende aan wie de belastingaanslag is opgelegd, dan wel degene tot wie de voor bezwaar vatbare beschikking zich richt. Dit zogenoemde gesloten stelsel geldt op grond van artikel 30, lid 1, Wet WOZ ook voor WOZ-beschikkingen.
4.3.
Uit de bij het hogerberoepschrift gevoegde machtiging volgt dat [naam vclmachtgever] machtiging heeft verleend aan [Y] om namens hem rechtsmiddelen in te stellen betreffende de aanslag lokale belastingen en de op het aanslagbiljet vermelde WOZ-beschikking. De machtiging is op naam van en ondertekend door [naam vclmachtgever] . In hoger beroep is [Y] bij brief van 27 november 2024 gelegenheid geboden een op naam gestelde volmacht van belanghebbende ( [belanghebbende] ) over te leggen. De brief vermeldt dat indien binnen de daarvoor gestelde termijn van die gelegenheid geen gebruik wordt gemaakt, het hoger beroep niet-ontvankelijk kan worden verklaard. [Y] heeft geen gehoor gegeven aan het verzoek van het gerechtshof om een (recente) geldige machtiging over te leggen waaruit haar vertegenwoordigingsbevoegdheid namens belanghebbende blijkt. Uit de volmacht noch uit een gegeven toelichting – die ontbreekt – blijkt wat de relatie is tussen belanghebbende en de ondertekenaar van de volmacht. Uit de bij de brief van 24 december 2024 overgelegde emailberichten volgt evenmin dat belanghebbende aan [Y] volmacht heeft verleend om haar te vertegenwoordigen. Deze emailberichten van 9 januari 2024 en 1 november 2024 met als titel “Actie klantenmail” zijn verzonden naar het emailadres [e-mailadres] en bevatten de mededeling dat hoger beroep is ingesteld bij het gerechtshof en een kennisgeving dat de hogerberoepsprocedure nog steeds loopt. Uit deze e-mailberichten is geen opdracht van belanghebbende aan [Y] af te leiden om namens haar rechtshandelingen te verrichten ten aanzien van de beschikking en de aanslag. Het emailadres betreft bovendien het emailadres dat door [naam vclmachtgever] is vermeld in de aan [Y] verstrekte machtiging. Derhalve is niet aannemelijk geworden dat namens belanghebbende een machtiging aan [Y] is verstrekt.
4.4.
Nu geen gevolg is gegeven aan het verzoek van het Hof om een (recente) geldige machtiging over te leggen en [Y] is gewezen op het mogelijke gevolg van het niet verstrekken van een (recente) geldige machtiging, namelijk niet-ontvankelijkheid, zal het Hof aan het uitblijven daarvan de gevolgtrekking verbinden dat het hoger beroep niet-ontvankelijk wordt verklaard. De door [Y] aangevoerde overige gronden behoeven geen behandeling.

Proceskosten

5. Het Hof ziet geen aanleiding voor een veroordeling in de proceskosten.

Beslissing

Het Gerechtshof verklaart het hoger beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is vastgesteld door I. Reijngoud, S.E. Postema en L.D.M.A. Reijs, in tegenwoordigheid van de griffier A.T.J. Schnitzeler.
De griffier, de voorzitter,
A.T.J. Schnitzeler I. Reijngoud
De beslissing is op 27 februari 2025 in het openbaar uitgesproken.
Deze uitspraak is in Mijn Rechtspraak geplaatst. Indien u niet digitaal procedeert, wordt een afschrift aangetekend per post verzonden op.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bijde Hoge Raad der Nederlanden via het webportaal van de Hoge Raad www.hogeraad.nl.
Bepaalde personen die niet worden vertegenwoordigd door een gemachtigde die beroepsmatig rechtsbijstand verleent, mogen per post beroep in cassatie instellen. Dit zijn natuurlijke personen en verenigingen waarvan de statuten niet zijn opgenomen in een notariële akte. Als zij geen gebruik willen maken van digitaal procederen kunnen deze personen het beroepschrift in cassatie sturen aande Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag.
Alle andere personen en gemachtigden die beroepsmatig rechtsbijstand verlenen, zijn in beginsel verplicht digitaal te procederen (zie www.hogeraad.nl).
Bij het instellen van beroep in cassatie moet het volgende in acht worden genomen:

1 - bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak gevoegd;

2 - (alleen bij procederen op papier) het beroepschrift moet ondertekend zijn;

3 - het beroepschrift moet ten minste het volgende vermelden:

a. - de naam en het adres van de indiener;
b. - de dagtekening;
c. - de vermelding van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. - de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.