ECLI:NL:GHDHA:2025:846

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
6 mei 2025
Publicatiedatum
6 mei 2025
Zaaknummer
200.343.042/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijk verklaring van Maxeon Solar Pte. Ltd. in hoger beroep wegens het niet stellen van zekerheid

In deze zaak heeft het Gerechtshof Den Haag op 6 mei 2025 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende Maxeon Solar Pte. Ltd. (hierna: Maxeon), die in hoger beroep was gekomen tegen een vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag. Het hof heeft Maxeon niet-ontvankelijk verklaard in haar hoger beroep, omdat zij geen zekerheid heeft gesteld voor de proceskosten en schadevergoeding, zoals eerder bevolen in een tussenarrest van 17 december 2024. Maxeon was verplicht om binnen een bepaalde termijn een onherroepelijke bankgarantie te stellen, maar heeft dit nagelaten. Het hof heeft de proceskosten aan de zijde van de verweersters, VDH Solar Groothandel B.V. en Aiko B.V., begroot en Maxeon veroordeeld in deze kosten. De beslissing is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.343.042/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/09/658707 / KG ZA 23-1096
Arrest van 6 mei 2025
in de zaak van
Maxeon Solar Pte. Ltd.,
gevestigd in Marina Bay Financial Centre, Singapore,
hierna te noemen: Maxeon,
appellante in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
advocaat: mr. T. Douma, kantoorhoudend in Amsterdam,
tegen

1.VDH Solar Groothandel B.V.,

gevestigd in Hazerswoude-Dorp,
hierna te noemen: VDH,
advocaat: mr. R. Dijkstra, kantoorhoudend in Amsterdam,
2.
Aiko Energy Netherlands B.V. (voorheen Eironn Netherlands B.V.),
gevestigd in Rotterdam,
hierna te noemen: Aiko B.V.,
advocaat: mr. G. Kuipers, kantoorhoudend in Amsterdam,
3.
Libra Energy B.V.,
gevestigd in Castricum,
hierna te noemen: Libra,
advocaat: mr. R. Dijkstra, kantoorhoudend in Amsterdam.
verweersters in de hoofdzaak,
eiseressen in het incident,
hierna gezamenlijk te noemen: AIKO c.s.

1.Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep

1.1
Voor het verloop van de procedure tot 25 februari 2025 verwijst het hof naar zijn beslissing van die datum. Het verdere verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de e-mail en de drie H-formulieren van Aiko B.V. van 17 maart 2025;
  • de e-mail en de drie H-formulieren van VDH en Libra van 17 maart 2025;
  • de (per e-mail toegezonden) brief van Maxeon van 21 maart 2025.
1.2
Vervolgens is een datum voor arrest in de hoofdzaak bepaald.

2.De verdere beoordeling

2.1
Het hof heeft bij tussenarrest van 17 december 2024 beslist dat Maxeon op straffe van niet-ontvankelijkheid in de hoofdzaak binnen tien weken na de datum van tussenarrest zekerheid diende te stellen voor de proceskosten en schadevergoeding tot betaling waarvan zij in hoger beroep zou kunnen worden veroordeeld, en wel voor een bedrag van € 75.000,- ten gunste van VDH en Libra en voor een bedrag van € 300.000,- ten gunste van Aiko B.V. Deze zekerheid diende te worden gesteld door middel van een onherroepelijke bankgarantie van een gerenommeerde bank met een vergunning in de Europese Unie. Bij beslissing van 25 februari 2025 heeft het hof op verzoek van Maxeon genoemde termijn verlengd met twee weken, derhalve tot uiterlijk 11 maart 2025.
2.2
Op de rol van 25 maart 2025 hebben AIKO c.s. zich uitgelaten over de zekerheidstelling. Zij hebben het hof meegedeeld dat Maxeon geen zekerheid heeft gesteld. Zij hebben het hof daarom verzocht om (eind)arrest te wijzen, Maxeon in dat (eind)arrest niet-ontvankelijk te verklaren in de hoofdzaak en Maxeon te veroordelen in kosten van de hoofdzaak en het incident, te berekenen op de voet van artikel 1019h Rv of conform het liquidatietarief en te vermeerderen met de nakosten en de wettelijke rente.
2.3
Maxeon heeft in haar brief van 21 maart 2025 niet weersproken dat zij geen zekerheid heeft gesteld. Wel heeft zij bezwaar gemaakt tegen een veroordeling in de door AIKO c.s. (op grond van artikel 1019h Rv) gevorderde proceskosten.
2.4
Nu vaststaat dat Maxeon de bevolen zekerheid niet heeft gesteld, zal het hof Maxeon gelet op het bepaalde in artikel 616 lid 3 Rv niet-ontvankelijk verklaren in haar hoger beroep. Maxeon zal om die reden in de kosten van het incident en in de hoofdzaak in hoger beroep worden veroordeeld. Het hof begroot die kosten, bij gebreke van een overgelegde specificatie van die kosten, aan de hand van het liquidatietarief (volgens punt 5 en 7a van de Indicatietarieven in octrooizaken Gerechtshof Den Haag). Het hof begroot de proceskosten in het incident aan de zijde van VDH en Libra op € 1.821,- voor het salaris van de advocaat (1,5 punten x tarief II) en aan de zijde van Aiko B.V. eveneens op dit bedrag. Het hof begroot de proceskosten in de hoofdzaak aan de zijde van VDH en Libra op € 798,- voor het griffierecht en € 178,- voor de nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing), dus in totaal € 976,-, en aan de zijde van Aiko B.V. eveneens op € 798,- voor het griffierecht en € 178,- voor de nakosten (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing), dus in totaal € 976,-. De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten wordt toegewezen zoals vermeld in de beslissing.

3.Beslissing

Het hof:
in de hoofdzaak
  • verklaart Maxeon niet-ontvankelijk in haar hoger beroep van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Den Haag van 16 mei 2024;
  • veroordeelt Maxeon in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van VDH en Libra begroot op € 976,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Maxeon deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
  • bepaalt dat als Maxeon c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Maxeon de kosten van die betekening moet betalen aan VDH en Libra, plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Maxeon deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;
  • veroordeelt Maxeon in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Aiko B.V. begroot op € 976,- , vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Maxeon deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan;
  • bepaalt dat als Maxeon c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Maxeon de kosten van die betekening moet betalen aan Aiko B.V., plus extra nakosten van € 92,-, vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten als Maxeon deze niet binnen veertien dagen na betekening heeft voldaan;

in de incidenten

  • veroordeelt Maxeon in de proceskosten in het incident, aan de zijde van VDH en Libra begroot op € 1.821,- en aan de zijde van Aiko B.V. begroot op € 1.821,-;
  • bepaalt dat als Maxeon c.s. niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, de veroordeling wordt vermeerderd met de wettelijke rente over deze kosten;

in de hoofdzaak en in de incidenten

  • verklaart dit arrest tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
  • wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit arrest is gewezen door mrs. F.M. Bus, A.D. Kiers-Becking en A.M. Voorwinden en in het openbaar uitgesproken op 6 mei 2025 in aanwezigheid van de griffier.