ECLI:NL:GHDHA:2025:927

Gerechtshof Den Haag

Datum uitspraak
15 april 2025
Publicatiedatum
15 mei 2025
Zaaknummer
200.332.327/01
Instantie
Gerechtshof Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vergoeding van saneringskosten na lekkage van olietank en de vraag of deze onder de terreinvervuiling-aansprakelijkheidspolis of als bereddingskosten moeten worden vergoed

In deze zaak gaat het om de vergoeding van saneringskosten door Chubb aan Koninklijke Vopak N.V. en Vopak Terminals Singapore PTE LTD na een incident waarbij een olietank lekte op de Sebarok terminal in Singapore. De lekkage leidde tot een verontreiniging van de bodem met 552 ton petroleum. Vopak had een terreinvervuiling-aansprakelijkheidspolis afgesloten bij Chubb en vorderde vergoeding van de kosten die zij had gemaakt voor het opruimen van de verontreiniging. De centrale vraag was of deze kosten vergoed moesten worden onder de afgesloten polis of als bereddingskosten. Het hof oordeelde dat Chubb de saneringskosten grotendeels moest vergoeden als bereddingskosten, waardoor de vraag of er ook onder de polis uitgekeerd moest worden, onbeantwoord kon blijven. De procedure in hoger beroep volgde op eerdere vonnissen van de rechtbank Rotterdam, waarin Vopak c.s. geen uitkering onder de Masterpolis was toegewezen. Het hof bevestigde dat de saneringskosten als bereddingskosten konden worden aangemerkt, omdat er sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar voor mens en milieu door de lekkage. De kosten die Vopak had gemaakt voor het afgraven van de vervuilde grond en het leegpompen van de tank werden als redelijk en doelmatig beoordeeld. Chubb werd veroordeeld tot betaling van een bedrag van 5.360.000 Singaporese dollars, verminderd met de uitkering onder de lokale polis en het eigen risico onder de Masterpolis. De proceskosten werden ook aan Chubb opgelegd.

Uitspraak

GERECHTSHOF DEN HAAG

Civiel recht
Team Handel
Zaaknummer hof : 200.332.327/01
Zaak- en rolnummer rechtbank : C/10/584493 / HA ZA 19-982
Arrest van 15 april 2025
in de zaak van

1.Koninklijke Vopak N.V.,

gevestigd in Rotterdam,
2. de rechtspersoon naar vreemd recht
Vopak Terminals Singapore PTE LTD, gevestigd te Singapore
appellanten in principaal hoger beroep,
geïntimeerden in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. W.A.M. Rupert, kantoorhoudend in Rotterdam,
tegen
vennootschap naar Europees recht Chubb European Group SE,
gevestigd in Courbevoie, Frankrijk,
mede kantoorhoudend te Rotterdam,
geïntimeerde in principaal hoger beroep,
appellante in incidenteel hoger beroep,
advocaat: mr. E.E. Krikke, kantoorhoudend in Rotterdam.
Het hof noemt partijen hierna Vopak c.s. (of ieder afzonderlijk: Vopak en Vopak Singapore) en Chubb.

1.De zaak in het kort

1.1
Vopak heeft een terreinvervuiling-aansprakelijkheidspolis afgesloten bij Chubb en heeft kosten gemaakt in verband met het opruimen van verontreiniging door een lekkende olietank. De vraag die in deze zaak centraal staat, is of Chubb die kosten moet vergoeden en op welke grond dat zou moeten: onder de afgesloten polis of als bereddingskosten.
1.2
Het hof oordeelt dat Chubb de saneringskosten (grotendeels) moet vergoeden als bereddingskosten. Daarmee kan in het midden blijven of er ook onder de polis zou moeten worden uitgekeerd.

2.Procesverloop in hoger beroep

2.1
Het verloop van de procedure in hoger beroep blijkt uit de volgende stukken:
  • de dagvaarding van 28 juli 2023, waarmee Vopak c.s. in hoger beroep zijn gekomen van de vonnissen van de rechtbank Rotterdam van 29 december 2021, 12 oktober 2022 en 10 mei 2023;
  • het anticipatie-exploot van 6 september 2023 van de zijde van Chubb;
  • de memorie van grieven van Vopak, met bijlagen;
  • de memorie van antwoord tevens houdende memorie van grieven in incidenteel appel d.d. 12 maart 2024;
  • memorie van antwoord in incidenteel appel d.d. 25 juni 2024.

3.Feitelijke achtergrond

De rechtbank heeft in het in deze zaak gewezen tussenvonnis van 29 december 2021 onder 2.1 tot en met 2.10 de feiten vastgesteld die zij tot uitgangspunt heeft genomen. Deze feiten zijn in hoger beroep niet in geschil en dienen derhalve ook het hof als uitgangspunt. Samengevat en waar nodig aangevuld met andere feiten die als enerzijds gesteld en anderzijds niet of onvoldoende betwist zijn komen vast te staan, komen de feiten neer op het volgende.
3.1
Op de Sebarok terminal in Singapore is op 16/17 maart 2016 een van de opslagtanks van Vopak Singapore bezweken (hierna: het incident). Als gevolg daarvan is een verontreiniging van de bodem opgetreden door de uitstroom van 552 metrische ton ‘low sulpher waxy petroleum’ (hierna: petroleum).
3.2
Vopak Singapore huurde de locatie van Bougainville Realty PTE Ltd. In artikel 9 lid 4 van de huurovereenkomst (Lease-agreement, hierna: LA) van 24 juni 2005 is het volgende bepaald:

9(4) Repairs
Without prejudice tot Schedule 2, in the event of any damage to the Land or the Complex or any part thereof or if the Lessor shall serve on de Lessee a notice in writing specifying any repairs, renewal, replacement or rectification works to be done on the Land and/ or the Complex, the Lessee shall forthwith execute the same and if the Lessee shall not within ten (10) days or such other reasonable period as agreed between the Lessor and the Lessee (having regard to the circumstances and extent of the damage or repairs, renewal, replacement or rectification works required) after such damage to the Land or the Complex (…) proceed diligently with the execution of such repairs then the Lessor shall be entitled to enter upon the Land and the Complex and execute such works and the costs thereof shall be a debt due from the Lessee to the Lessor and be forthwith recoverable by action.
3.3
In het eerste rapport van (schadetaxateur) Cunningham Lindsey (hierna: CL) van 30 maart 2016 valt te lezen dat:
‘(…)Emergency containment measures involved sandbagging the ruptured area at the base of the tank and then pumping back the product (low sulpher fuel oil) to tanker Torm Garonne. (…) The Tank Pit was inundated to a depth of 30-40 cm and an estimated 1-2000 cubic metres may have escaped. The product did not affect any third party property or escaped to the sea. (…) The scene is now hazardous and CLI advised Vopak should immediately commence clearing and cleaning of the affected infrastructure. This will be no small task. As the Tank Pit is quite large. The product will be pumped out into ISO containers as much as practicable, and dug out by hand where it has leached into the sandy Tank Pit areas.
(…)
In this First Advice referencing Property Damage and Business Interruption, we address three of Vopak’s immediate concerns which are:

Tank Pit clearance and cleaning operations

Tank 401 repair and reinstatement methodology

Obtaining replacement storage capacity
Tank Pit clearance and cleaning operations
(…) Vopak have mobilized contractors to remove the viscous oil product which inundated the Tank Pit (…). The sandy fill material will need to be excavated and removed as the oil will have leached into sand to a certain degree. Surrounding infrastructure will need to be cleaned, especially drainage systems.
(…)’
3.4
Vopak Singapore heeft de vervuiling destijds zelf direct na het incident laten opruimen.
3.5
De ten gevolge van het incident ontstane verontreiniging van de grond heeft Vopak Singapore niet gemeld bij het plaatselijk bevoegd gezag, de National Environmental Agency, in Singapore.
3.6
Het incident is op 9 december 2016 per e-mail bij Chubb gemeld.
3.7
Ten tijde van het incident was Vopak Singapore verzekerd bij de rechtsvoorganger van Chubb (ACE European Group Limited) onder een lokale Premises Pollution Liability II Insurance Policy. De verzekerde som onder deze polis (hierna: de lokale polis) bedraagt EUR 1 miljoen.
3.8
Vopak had, als verzekeringnemer, ook een Premises Pollution Liability Master Policy lopen bij (de rechtsvoorganger van) Chubb met een verzekerde som van EUR 25 miljoen. Deze polis (hierna: de Masterpolis) is op 1 juli 2015 ingegaan. Vopak Singapore is verzekerde onder deze polis. Het betreft een claims made polis. AON trad bij het sluiten en daarna op als makelaar van Vopak.
3.9
Ramboll Eviron Singapore Pte Ltd (hierna: Ramboll ) heeft de schade-opgave van CL van 29 september 2017 beoordeeld en zijn beoordeling neergelegd in een memorandum van 9 oktober 2017.
3.1
Vopak c.s. heeft aanspraak gemaakt op dekking onder zowel de lokale polis als de Masterpolis. Op grond van de lokale polis heeft Chubb de verzekerde som van EUR 1 miljoen aan Vopak Singapore uitbetaald. Onder de Masterpolis heeft Chubb dekking afgewezen.

4.Procedure bij de rechtbank

4.1
Vopak c.s. heeft Chubb gedagvaard en gevorderd dat, samengevat, Chubb wordt veroordeeld tot betaling aan Vopak, althans aan Vopak Singapore, van een bedrag van Singaporese Dollars (hierna: SD) 5.918.861,92, omgerekend in euro’s naar de koers van de dag van betaling, te verminderen met de uitkering onder de lokale polis van EUR 1 miljoen en het eigen risico in het kader van de Masterpolis van EUR 500.000,00, en te vermeerderen met wettelijke rente, alles met veroordeling van Chubb in de kosten van deze procedure.
4.2
Chubb heeft gemotiveerd verweer gevoerd.
4.3
De rechtbank heeft in haar tussenvonnis van 29 december 2021 (samengevat) geoordeeld dat Vopak c.s. geen uitkering toekomt uit hoofde van de Masterpolis, en partijen in de gelegenheid gesteld om zich uit te laten over de vraag of de saneringskosten zijn gemaakt ter voorkoming van het verwezenlijken van een onder de Masterpolis verzekerd risico. In het tussenvonnis van 12 oktober 2022 zijn partijen in de gelegenheid gesteld zich uit te laten over een op dat moment recent gewezen arrest van de Hoge Raad. In haar eindvonnis van 10 mei 2023 heeft de rechtbank vervolgens een bedrag van SD dollars 1.257.663,-, met wettelijke rente, toegewezen als bereddingskosten, de proceskosten gecompenseerd en het meer of anders gevorderde afgewezen.

5.Vordering in hoger beroep

5.1
Vopak c.s. vordert in hoger beroep hetzelfde als bij de rechtbank. Vopak c.s. is in hoger beroep gekomen omdat zij het niet eens is met de bestreden vonnissen.
5.2
Kort gezegd zien de bezwaren van Vopak c.s. op het volgende: Vopak c.s. is het niet eens met de manier waarop de rechtbank de polisvoorwaarden heeft uitgelegd (de grieven 1 tot en met 6). Vopak c.s. meent ook dat het beroep op de dekkingsbeperking zoals door Chubb voorgestaan, naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar is (grief 7). Ten slotte is Vopak c.s. het niet eens met het oordeel van de rechtbank dat niet alle kosten als bereddingskosten kunnen worden aangemerkt (grief 8) en/of dat bepaalde (bereddings-)kosten niet voldoende zijn onderbouwd (de grieven 9 en 10).
5.3
Chubb heeft incidenteel hoger beroep ingesteld tegen het eindvonnis van 10 mei 2023. Zij vordert dat Vopak c.s. niet ontvankelijk wordt verklaard in haar vorderingen, althans dat haar vorderingen haar worden ontzegd. Verder vordert Chubb dat Vopak c.s. wordt veroordeeld tot betaling aan Chubb van een bedrag van EUR 940.027,51, althans al hetgeen door Chubb aan Vopak c.s. is betaald op grond van het vonnis van 10 mei 2023, te vermeerderen met wettelijke rente en met veroordeling van Vopak c.s. in de kosten van de procedure in beide instanties.
5.4
Kort gezegd zien de bezwaren van Chubb op het toewijzen van een deel van de saneringskosten als bereddingskosten. Volgens Chubb kunnen de kosten niet als bereddingskosten worden aangemerkt omdat de schade niet meer kon worden voorkomen, de schade had zich al voorgedaan, en bovendien is niet gebleken dat de schade bij gebrek aan maatregelen zou toenemen (de incidentele grieven 1 en 3). Daarbij komt dat Vopak Singapore ervan uit diende te gaan dat er geen dekking bestond voor de schade (grief 2). Ten slotte is Chubb het niet eens met de manier waarop de bereddingskosten zijn berekend (de grieven 5 tot en met 7).

6.Beoordeling in hoger beroep

6.1
Partijen twisten over de vraag of de door Vopak Singapore gemaakte saneringskosten worden gedekt onder de Masterpolis bij Chubb. Daarnaast verschillen partijen van mening over de vraag of en zo ja, in hoeverre de saneringskosten als bereddingskosten zijn aan te merken en op die grond voor vergoeding door Chubb in aanmerking komen. Met het principale en het incidentele hoger beroep liggen beide geschilpunten in volle omvang ter beoordeling voor.
6.2
Wanneer wordt geoordeeld dat de gevorderde kosten als bereddingskosten kunnen worden toegewezen, bestaat er geen belang meer bij het beantwoorden van de vraag hoe de in deze zaak relevante polisvoorwaarden moeten worden uitgelegd. Om die reden zal het hof eerst die vraag beantwoorden.
Bereddingskosten
6.3
Vopak c.s. is van mening dat de door haar gemaakte saneringskosten ook voor vergoeding in aanmerking komen omdat deze moeten worden aangemerkt als bereddingskosten. De uitstroom van een half miljoen liter olie was gevaarlijk voor mens en milieu, er was al olie de bodem in gelopen en er moesten bijzondere maatregelen worden genomen om verdere schade te voorkomen. Als Vopak Singapore niet de genomen maatregelen had getroffen, bestond er een reëel gevaar dat de petroleum zou doordringen tot de diepere lagen van de bodem en zou de schade aan het milieu en de bodem – en daarmee de kosten van de sanering – aanmerkelijk zijn toegenomen. Er was sprake van een dreigend en substantieel gevaar voor mens en milieu door de uitstroom van deze gevaarlijke, milieuverontreinigende en kankerverwekkende stof. In verband hiermee heeft Vopak c.s. verwezen naar de safety data sheet van het gelekte product. Vopak Singapore heeft mede op basis van de adviezen van haar adviseurs mogen aannemen dat sprake was van dreigend gevaar voor zowel mens als milieu en dat onmiddellijke sanering nodig was om erger te voorkomen. Er was ook geen reden voor Vopak Singapore om te verwachten dat de schade niet onder de polis gedekt zou zijn. De beredding heeft in dit geval bestaan uit i) het beperken van verontreiniging door het afgraven van de vervuilde grond in Tank Pit 4, ii) het onmiddellijk leegmaken van de lekkende tank en het overbrengen van de resterende inhoud naar het schip Torm Garonne, iii) het aan de kade houden van de Torm Garonne en iv) het aanvullen van de afgegraven grond. De eerste twee maatregelen zijn volgens Vopak c.s. klassieke bereddingsmaatregelen. Het aan de kade houden van de Torm Garonne was noodzakelijk om de tank te kunnen legen en zo de uitstroom te stoppen en maakt daarmee onlosmakelijk deel uit van de bereddingsactie. De kosten in verband met het aanvullen van de afgegraven grond dienen bij een redelijke begroting van de bereddingskosten ook te worden meegenomen volgens Vopak c.s., aangezien er door het afgraven een leemte is ontstaan die moest worden aangevuld. Vopak c.s. verwijzen voor deze laatste post naar het arrest van de Hoge Raad van 22 april 2022 (ECLI:NL:HR:2022:588). Deze beredding heeft Chubb gediend en zag op een onmiddellijk dreigend en gedekt gevaar. Nu Vopak Singapore precies heeft gedaan wat volgens de wet van haar wordt verlangd, moeten de daarmee gepaard gaande kosten integraal worden vergoed.
6.4
Chubb betwist dat de saneringskosten als bereddingskosten voor vergoeding in aanmerking komen. Bereddingskosten komen immers alleen voor vergoeding in aanmerking wanneer die kosten zijn gemaakt ter voorkoming of beperking van een onder de polis gedekt belang, en daarvan is hier geen sprake. De polis is op claims made basis en er is geen claim ingediend, de kosten vloeien niet voort uit een ‘regulatory action’ en de saneringskosten zijn evenmin voortgevloeid uit ‘requirement of a third party during the periode of Insurance’. Er is daarmee geen dekking onder de polis. Chubb heeft ook nog betoogd dat Vopak c.s. geen beroep op de bereddingsplicht toekomt, omdat geen sprake was van dreigend gevaar, maar van gevaar dat zich al had verwezenlijkt. Bovendien betwist Chubb dat de gemaakte kosten voortvloeien uit het treffen van maatregelen die noodzakelijk waren om reëel onmiddellijk dreigend gevaar te voorkomen. De door CL beschreven snelle acties dienden zich met name te richten op het schoonmaken van infrastructuur, zoals tank, transportleidingen en het drainagesysteem. Dat betrof niet de onder de polis van Chubb verzekerde belangen. De hoge viscositeit van het uitgestroomde product belemmerde een snel doordringen in de diepere lagen. Daarnaast was van een dringende, maatschappelijke zorgvuldigheidsplicht van Vopak Singapore ten opzichte van derden om gezondheidsschade te voorkomen geen sprake, er was geen reëel gevaar voor de volksgezondheid. Ten slotte geldt dat, voor zover de saneringskosten betrekking hebben gehad op het reinigen van verontreinigde grond, die kosten niet samenhangen met een onmiddellijke dreiging van milieuschade. Volgens Chubb was het uitgestroomde product niet milieugevaarlijk.
6.5
Het hof overweegt als volgt. De verzekerde en de verzekeringnemer zijn, zodra zij van de verwezenlijking van een risico of het ophanden zijn daarvan op de hoogte zijn, of behoren te zijn, verplicht binnen redelijke grenzen maatregelen te nemen, die tot voorkoming of vermindering van de schade kunnen leiden (art. 7:957 lid 1 BW). De verzekeraar is gehouden de kosten die aan het nemen van deze maatregelen verbonden zijn, te vergoeden (artikel 7:957 lid 2 BW).
6.6
De kosten die een verzekerde heeft gemaakt ter voldoening aan zijn bereddingsplicht, komen voor vergoeding in aanmerking als de verzekerde in redelijkheid heeft mogen aannemen dat sprake was van een onmiddellijk dreigend gevaar dat slechts door het treffen van bijzondere maatregelen kon worden weggenomen en als deze maatregelen, die, ook als daartoe een andere verplichting bestond, ten bate van de verzekeraar moeten zijn gemaakt, redelijk en doelmatig zijn. Een en ander moet worden beoordeeld naar het tijdstip waarop de verzekerde tot het nemen van de maatregelen heeft besloten. De verzekerde mag daarbij in beginsel afgaan op het advies van ingeschakelde deskundigen, tenzij de verzekerde wist of behoorde te weten dat dit advies niet op deugdelijke gronden berustte. Een maatregel die vereist is om onmiddellijk dreigend gevaar af te wenden of om de schade te beperken, moet in dat verband als ‘bijzondere’ maatregel worden aangemerkt (vgl. ECLI:NL:HR:2007:BA7560 en ECLI:NL:HR: 2022:588).
Onmiddellijk dreigend gevaar?
6.7
Vopak c.s. stelt zich op het standpunt dat de petroleum die uit de tank was gelekt, sterk vervuilend was. Er was dan ook sprake van een dreigend en substantieel gevaar ontstaan voor mens en milieu door de uitstroom van deze gevaarlijke, milieuverontreinigende en kankerverwekkende stof. In geval van ‘
leakage’ van het product moet de uitstroom worden gestopt en moet het product worden ingedamd met zand en afgedekt met schuim, en afgevoerd in containers. ‘
Secundary disaster en environmental pollution’moeten worden voorkomen, vgl. blz. 8 van de safety data sheet van het gelekte product. Vopak Singapore heeft zeker 50 cm van de grond moeten laten verwijderen. Zonder deze maatregel van de zijde van Vopak Singapore bestond er een reëel gevaar dat de petroleum zou doordringen tot de diepere lagen van de bodem en zou de schade aan het milieu en de bodem – en daarmee de kosten van de sanering – aanmerkelijk zijn toegenomen. Een en ander volgt ook uit het rapport van CL die beschreef dat sprake was van een gevaarlijke situatie (‘
hazardous scene’), die onmiddellijke sanering vereiste (‘
Vopak should immediately commence clearing and cleaning’). Ook Ramboll , de eigen adviseur van Chubb, heeft het in dit verband over de ‘
critical initial period (March-May 2016)’.
6.8
Volgens Chubb leidde het product niet tot (een risico van) een milieu- of gezondheidsrisico. Dit volgt volgens haar ook uit Report 2 van 6 juli 2017 van CL, waarin is opgenomen dat naar het eigen oordeel van Vopak Singapore: ‘
the product was not considered hazardous’. Overigens voorkwam de hoge viscositeit van het uit de tank uitgestroomde product ook dat het product (snel) in de diepere grondlagen kon doorstromen. Chubb heeft verder betwist dat de door Vopak c.s. overgelegde safety data sheet maatgevend is voor het uitgestroomde product, omdat de op die sheet vermelde productnaam ‘C Fuel Oil’ is.
6.9
Het hof overweegt als volgt. Vopak Singapore heeft direct melding gemaakt van het incident en de olielekkage bij CL. Uit het eerste rapport van CL van 30 maart 2016 volgt dat direct na het incident sprake was een gevaarlijke situatie (‘
hazardous scene’) en dat Vopak Singapore direct moest beginnen met het opruimen en schoonmaken van de aangedane infrastructuur. Geschat werd dat er inmiddels 1-2000 m3 olie was gelekt. Het zand moest worden afgegraven en verwijderd omdat de olie er in was gelekt.
6.1
Vopak Singapore heeft zich laten leiden door dit advies van CL en heeft maatregelen getroffen. Zij heeft de resterende olie uit de tank gehaald en opgeslagen, de grond waar de olie in was gelopen afgegraven en weer aangevuld en de tank schoongemaakt. De omstandigheid dat sprake was van olielekkage brengt op zichzelf al snel mee dat sprake is van, in elk geval voor het (lokale) milieu, (dreigend) gevaar. In dit geval was sprake van een gevaarlijke situatie en een gevaarlijk product. Dat volgt uit zowel het eerste rapport van CL als uit de overgelegde safety data sheet. De enkele, niet onderbouwde, stelling van Chubb dat de eigenschappen daarop niet maatgevend zijn voor het uitgestroomde product omdat de op de sheet vermelde productnaam C Fuel Oil is, maakt dit niet anders. Anders dan door Chubb is betoogd, zagen de noodzakelijke maatregelen niet alleen op het schoonmaken van de tank, transportleidingen en het drainagesysteem. Uit het rapport van CL volgt dat de door de olielekkage aangedane infrastructuur direct moest worden opgeruimd en schoongemaakt ook betrekking had op de grond van de Tank Pit. Nu overigens niet is gebleken dat het rapport van CL op ondeugdelijke gronden berustte, mocht Vopak Singapore afgaan op het advies van CL. Zelfs wanneer de aanvankelijke bevindingen van CL in 2016, dus kort na het incident, door een later rapport zouden zijn achterhaald, heeft te gelden dat Vopak Singapore in 2016 terecht heeft besloten maatregelen te nemen. De juistheid van die beslissing moet immers worden beoordeeld naar het tijdstip waarop de verzekerde tot het nemen van de maatregelen heeft besloten. Overigens kan, anders dan door Chubb is betoogd, uit het (tweede) rapport van CL van 6 juli 2017 niet worden afgeleid dat het gelekte product niet gevaarlijk was. Uit dat rapport kan slechts worden afgeleid dat Vopak Singapore het incident kennelijk niet heeft gemeld aan de lokale autoriteiten, mede omdat zij (aanvankelijk) dacht dat het gelekte product niet gevaarlijk was. Die beslissing was volgens CL echter niet juist omdat het vrijkomen van vervuilend materiaal op land altijd moet worden gemeld bij het bevoegd gezag.
6.11
Ook het betoog van Chubb dat er geen onmiddellijk dreigend gevaar voor de gezondheidsrisico’s was omdat de toegang tot de locatie eenvoudig kon worden verboden, gaat niet op, al was het maar omdat daarmee het gevaar voor het milieu nog niet was weggenomen.
6.12
Het voorgaande brengt mee dat sprake was van onmiddellijk dreigend gevaar in de zin dat er ten tijde van het incident een hoeveelheid olie was gelekt die, ondanks de hoge(re) viscositeit in de grond (het zand) verdween. Snel handelen/ ingrijpen vanwege de dreigende (grote(re)) milieuschade was dan ook aangewezen. Vopak mocht, en moest, ter voorkoming van verdere schade dan ook direct handelen.
Te verwachten dekking onder de polis
6.13
De Masterpolis was een terreinvervuiling-aansprakelijkheidspolis. Zou Vopak Singapore (in verband met terreinvervuiling) aansprakelijk worden gesteld door een derde (de lokale overheid of een particuliere partij), dan was zij tegen de hiermee gepaard gaande kosten verzekerd. Vast staat dat Vopak Singapore niet aansprakelijk is gesteld voor de milieuschade waarvoor zij thans de saneringskosten vordert. Anders dan door Chubb is betoogd, brengt die enkele (formele) omstandigheid echter niet mee dat geen sprake is van een onder de polis gedekt belang. Volgens de eigen stellingen van Chubb zou section 2 van de polis wél zijn getriggerd (er zou in beginsel wel dekking zijn geweest) wanneer het incident wél bij de lokale autoriteiten zou zijn gemeld en er vervolgens een Regulatory action zou zijn gevolgd. Niet valt in te zien dat dat anders zou zijn wanneer Vopak Singapore door een derde particuliere partij aansprakelijk zou zijn gesteld. Er was dus wel degelijk een in materiele zin door de polis gedekt belang en Vopak c.s. stelt zich terecht op het standpunt dat Vopak Singapore geen reden had om te verwachten dat de schade niet onder de polis gedekt zou zijn.
6.14
Dat het gevaar zich al heeft verwezenlijkt, maakt niet dat geen sprake meer is of kan zijn van bereddingskosten. De bereddingsplicht ziet op twee mogelijke gevallen: heeft een verzekerd risico zich verwezenlijkt, dan moet de verzekerde binnen redelijke grenzen maatregelen nemen om de omvang van de schade te beperken. Is het nog niet zover, maar dreigt een verzekerd risico zich juist te verwezenlijken, dan moet de verzekerde binnen redelijke grenzen maatregelen nemen die tot voorkoming van de schade kunnen leiden of tot beperking van de omvang van de schade. In dit geval was de tank al gaan lekken, maar moest verdere schade worden beperkt.
Maatregelen ten bate van de verzekeraar
6.15
Met het criterium dat de kosten ten bate van de verzekeraar moeten zijn gemaakt, is bedoeld dat de kosten verband moeten houden met de bereddingsmaatregelen waarmee beoogd is verzekerde schade te voorkomen of verminderen. De beredding door Vopak Singapore heeft in de kern bestaan uit de volgende maatregelen: het leegmaken van de tank en het overbrengen van de olie naar het schip Torm Garonne, het afgraven van de grond in Tank Pit 4 en het weer aanvullen van de afgegraven grond.
6.16
Het afgraven van de grond en het onmiddellijk leegmaken van de lekkende tank zijn volgens Vopak c.s. te zien als klassieke bereddingsmaatregelen die dienen ter voorkoming of vermindering van verzekerde (milieu)schade. Het aan de kade houden van de Torm Garonne was noodzakelijk om de lekkende tank te kunnen leegmaken en is daarmee dus integraal en onlosmakelijk onderdeel van de bereddingsactie. Het aanvullen van de afgegraven grond is een maatregel waarvan de kosten bij een redelijke begroting van de bereddingskosten moeten worden meegenomen omdat er door het afgraven van grond een leemte is ontstaan die moest worden aangevuld, aldus nog steeds Vopak c.s.
6.17
Chubb stelt zich op het standpunt dat, als er al sprake zou zijn van bereddingskosten, alleen de kosten van het verwijderen van het uitgestroomde product van de vervuilde grond voor vergoeding in aanmerking komt. Door dat product of die grond te verwijderen, is een einde gekomen aan het dreigend gevaar, zodat de overige maatregelen niet als bereddingsmaatregelen zijn aan te merken. De kosten voor het leegmaken van de lekkende tank en het overbrengen van de inhoud naar de Torm Garonne kunnen bovendien niet als bereddingskosten worden aangemerkt omdat er al noodmaatregelen getroffen waren in de vorm van het voorzien van zandzakken van de gescheurde tank. Ten slotte komen de door Vopak Singapore gemaakte kosten volgens Chubb niet voor vergoeding in aanmerking, omdat de uitgevoerde maatregelen gelijk zijn aan de te treffen maatregelen om de schade op te heffen.
6.18
Het hof overweegt als volgt. De omstandigheid dat de in het kader van de beredding getroffen maatregelen dezelfde zijn als de maatregelen die zouden worden getroffen om de geleden schade op te heffen, is niet bepalend voor het antwoord op de vraag of de gemaakte kosten als bereddingskosten voor vergoeding in aanmerking komen. Voorwaarde voor vergoeding op basis van artikel 7:957 BW is immers dat het gaat om kosten van maatregelen die verzekerde schade beogen te voorkomen of beperken.
6.19
De kosten in verband met het verwijderen van de grond kunnen als bereddingskosten worden aangemerkt, nu die als zodanig niet door Chubb zijn bestreden.
6.2
Door Chubb is evenmin gemotiveerd bestreden dat het aan de kade houden van de Torm Garonne een integraal en onlosmakelijk onderdeel vormde van de bereddingsactie en ook niet dat het leegpompen van de olietank moet worden aangemerkt als een klassieke bereddingsmaatregel. Vopak Singapore was gehouden om ‘binnen redelijke grenzen’ bereddingsmaatregelen te nemen. Hoewel het plaatsen van zandzakken in dit verband wel als een eerste noodmaatregel kan worden aangemerkt, is gesteld noch gebleken dat het gevaar van verdere milieuvervuiling daarmee was geweken. Dat brengt mee dat ook deze werkzaamheden als bereddingsmaatregel kunnen worden aangemerkt.
6.21
In een geval waarin de beredding bestaat in verwijdering van de schadeveroorzakende zaak, kan een en ander, afhankelijk van de omstandigheden van het geval, meebrengen dat niet alleen de kosten van verwijdering, maar ook de kosten van vervanging als kosten van beredding moeten worden aangemerkt, omdat de enkele verwijdering weliswaar doelmatig zou zijn, maar het verlies van de functie redelijkerwijs niet of niet volledig voor risico van de verzekerde of verzekeringnemer behoort te komen (ECLI:NL:HR:2022:588). Vopak heeft echter onvoldoende toegelicht waarom hier van zo’n situatie sprake was. De enkele stelling dat er door het afgraven van de grond een leemte is ontstaan die moest worden aangevuld, is niet voldoende om ook deze werkzaamheden als bereddingskosten aan te merken. De kosten hiervan komen dan ook niet voor vergoeding in aanmerking.
6.22
Uit het voorgaande volgt dat de door Vopak Singapore verrichte werkzaamheden voor zover die zien op het afgraven van de grond, het leegpompen van de olietank en het tijdelijk opslaan van de olie in de Torm Garonne als bereddingswerkzaamheden kunnen worden aangemerkt. Daarmee dient zich de vraag aan of de schade, zoals door Vopak c.s. gevorderd, kan worden toegewezen.
Omvang van de schade, kosten redelijk en doelmatig?
6.23
Vopak c.s. vordert vergoeding van de in verband met de beredding gemaakte kosten voor een bedrag van SD 5.918.861,92, te verminderen met de uitkering onder de lokale polis van EUR 1 miljoen en het eigen risico onder de Masterpolis van EUR 500.000,00. Voor de specificatie van deze kosten verwijst Vopak naar de rapportage van CL van 29 september 2017.
6.24
Chubb heeft het rapport van CL van 29 september 2017 laten beoordelen door het bureau Ramboll . Op basis van de bevindingen van Ramboll heeft Chubb betoogd dat een bedrag van (afgerond) SD 5.360.000,00 kan worden toegerekend aan de sanering van de Tank Pit.
6.25
Het hof overweegt als volgt. Uit het rapport van CL blijkt dat de totale opruim- en schoonmaakkosten ruim SD 7 miljoen bedroegen, waarvan een bedrag van 1.162.584,95 verband hield met het schoonmaken van de tank. Die kosten worden niet door Vopak c.s. gevorderd. De resterende kosten ten bedrage van (afgerond) SD 5,9 miljoen die wel worden gevorderd, hangen, zo begrijpt het hof, samen met het afgraven van de vervuilde grond in Tank Pit 4 en het leegmaken van de lekkende tank. Uit het rapport van Ramboll volgt dat het verschil in saneringskosten ten opzichte van CL hoofdzakelijk wordt veroorzaakt door een andere toerekening van overhead-kosten: ‘
The difference was largely due to the 30:70 allocation of the manpower costs (…)’.
6.26
Niet bestreden is dat de saneringswerkzaamheden in opdracht van Vopak Singapore hebben plaatsgevonden van 17 maart 2016 tot 16 oktober 2016. Dat brengt mee dat kan worden aangenomen dat de door Vopak geclaimde kosten daadwerkelijk zijn gemaakt. Nu Chubb verder geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen de door Vopak geclaimde kosten, zich heeft aangesloten bij de analyse door Ramboll ten aanzien van de kosten en overigens niet heeft gesteld dat die kosten buitenproportioneel zijn, kunnen die kosten tot een bedrag van (afgerond) SD 5.360.000,00 als niet weersproken worden toegewezen.
6.27
De overige kosten, waaronder de (extra) kosten in verband met een andere verdeling van de overhead-kosten, de kosten in verband met het aan de kade houden van de Torm Garonne en de kosten in verband met het weer aanvullen van de grond, volgen niet uit het CL-rapport en zijn overigens door Vopak c.s. ook in hoger beroep onvoldoende onderbouwd, en zullen daarom worden afgewezen.
6.28
Chubb heeft nog betoogd dat zij in haar belangen is geschaad door de (te) late melding van het incident door Vopak Singapore. Hoewel vastgesteld kan worden dat Vopak Singapore het incident pas in een heel laat stadium (namelijk op 9 december 2016) aan Chubb heeft gemeld, zal het hof daar geen consequenties aan verbinden. Chubb heeft weliswaar gesteld dat zij door de late melding in haar belangen is geschaad omdat Vopak Singapore zonder toestemming van Chubb opdracht heeft gegeven aan GreenChem om opruimwerkzaamheden te verrichten, maar dat zij daar concreet nadeel van heeft ondervonden is niet gesteld of gebleken.
6.29
Nu uit het voorgaande volgt dat sprake is van bereddingskosten, kan in het midden blijven of en in welke mate er vergoed zou worden onder de polis. Vopak c.s. heeft daarom geen belang bij bespreking van de grieven 1 tot en met 7 in het principale appel.
Kosten in verband met reinigen van de tank
6.3
In haar memorie van grieven verzoekt Vopak c.s. het hof om alsnog een (aanvullend) bedrag van SD 765.330,40 toe te wijzen, in verband met kosten die zijn gemaakt voor het reinigen van de tank.
6.31
Het hof overweegt in verband daarmee als volgt. Vopak heeft in eerste aanleg een bedrag gevorderd van SD 5,9 mio, te verminderen met wat al onder de lokale polis is uitbetaald (EUR 1 mio) en verminderd met het eigen risico onder de masterpolis van EUR 500k. Vopak heeft haar vordering onderbouwd met het rapport van CL van 29 september 2017. Volgens dit rapport bedragen de totale opruimkosten SD 7.081.446,87, waarvan een bedrag van SD 1.162.587,95 zag op kosten in verband met het schoonmaken van de tank zelf, die niet voor vergoeding in aanmerking komen. Die kosten zijn dan ook (aanvankelijk) niet door Vopak geclaimd. In hoger beroep is door Vopak een overzicht overgelegd (productie 2) waarin een post van ruim SD 700k aan kosten van Greenchem voor ‘tank cleaning’. Dit zijn kosten waarvan Vopak eerder heeft gesteld dat zij niet voor vergoeding in aanmerking komen. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien hoe de nu extra geclaimde kosten in verband met tankcleaning zich verhouden tot het rapport van CL (en de reactie van Ramboll daarop) en waarom die kosten nu wel voor toewijzing in aanmerking zouden komen.
Ontvankelijkheid Vopak Singapore
6.32
Chubb stelt zich nog op het standpunt dat Vopak Singapore niet ontvankelijk is in haar vordering. Volgens de Foreign Entity Clause Endorsement (Chubb verwijst hiervoor naar pagina 10 van de Masterpolis) dient een eventuele betaling door Chubb plaats te vinden aan de polishouder, zijnde Vopak. Vopak c.s. betwisten de niet-ontvankelijkheid van Vopak Singapore.
6.33
Naar het oordeel van het hof brengt de enkele omstandigheid dat betaling (kennelijk) dient plaats te vinden aan polishouder Vopak niet met zich dat Vopak Singapore in deze procedure niet ontvankelijk is. Dit verweer van Chubb slaagt daarom niet.
Bewijsaanbod
6.34
Partijen hebben geen feiten gesteld en te bewijzen aangeboden die in hoger beroep, indien bewezen, kunnen leiden tot andere oordelen dan hierboven weergegeven. Het bewijsaanbod van Vopak c.s. wordt daarom evenals het bewijsaanbod van Chubb als niet ter zake dienend gepasseerd.
Conclusie en proceskosten
6.35
De conclusie is dat het principaal hoger beroep van Vopak c.s. slaagt met betrekking tot de bereddingskosten (de grieven 8, 9 en 10) en dat het incidenteel hoger beroep van Chubb niet slaagt. Daarom zal het hof de tussenvonnissen van 29 december 2021 bekrachtigen en het eindvonnis van 10 mei 2023 vernietigen voor zover dat betrekking heeft op het oordeel over de omvang van de bereddingskosten. Het hof zal Chubb als de in het ongelijk gestelde partij in zowel principaal als incidenteel hoger beroep veroordelen in de proceskosten van het hoger beroep.
6.36
Die proceskosten worden begroot op:
Principaal hoger beroep:
dagvaarding € 129,14
griffierecht € 11.379,-
salaris advocaat € 6.217,- (1 punt × tarief VIII)
---------------+
€ 17.725,14
Incidenteel hoger beroep:
Salaris advocaat € 5.286,- (1 punt x tarief VII)
Zowel in principaal als in incidenteel hoger beroep:
nakosten € 178,- (plus de verhoging zoals vermeld in de beslissing)
--------------
Totaal € 23.189,14

7.Beslissing

Het hof:
- bekrachtigt de tussenvonnissen van 29 december 2021 en 12 oktober 2022;
- vernietigt het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 10 mei 2023, voor zover Chubb daarbij is veroordeeld om aan Koninklijke Vopak te betalen een bedrag van SD 1.257.663,- (een miljoen tweehonderdzevenenvijftigduizend zeshonderddrieënzestig Singaporese Dollars), omgerekend in euro’s naar de koers van de dag van betaling en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 2 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling;
en in zoverre opnieuw rechtdoende:
- veroordeelt Chubb om aan Koninklijke Vopak te betalen een bedrag van SD 5.360.000,- (zegge: vijf miljoen driehonderdzestigduizend Singaporese dollars), omgerekend in euro’s naar de koers van de dag van betaling en vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in artikel 6:119 BW daarover vanaf 2 oktober 2019 tot de dag van volledige betaling, zulks te verminderen met de uitkering onder de lokale polis van EUR 1 miljoen euro en met het eigen risico in het kader van de Masterpolis van EUR 500.000,00 (zegge: vijfhonderdduizend euro);
- veroordeelt Chubb in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van Vopak begroot op € 23.189,14, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze kosten als Chubb deze niet binnen veertien dagen na heden heeft voldaan, vanaf veertien dagen na heden tot de dag van volledige voldoening;
- bepaalt dat als Chubb niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, Chubb de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,-;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit arrest is gewezen door mrs. R.G.C. Veneman, F.J. Verbeek en P. Kuipers en in het openbaar uitgesproken op 15 april 2025 in aanwezigheid van de griffier.