Uitspraak
GERECHTSHOF DEN HAAG
1.De zaak in het kort
2.Procesverloop in hoger beroep
- de dagvaarding van 2 juli 2024, waarmee [appellante] in hoger beroep is gekomen van het vonnis van de voorzieningenrechter in de rechtbank Rotterdam van 5 juni 2024 en het herstelvonnis van 10 juni 2024, welke dagvaarding tevens de grieven bevat, met producties;
- de memorie van antwoord van [geïntimeerde] , met producties;
- de producties 6 tot en met 12 die [appellante] ter gelegenheid van de hierna te noemen mondelinge behandeling heeft overgelegd;
- een nader proceskostenoverzicht van [geïntimeerde] , ontvangen op 12 maart 2025;
- een proceskostenoverzicht van [appellante] , ontvangen op 13 maart 2025.
3.Feitelijke achtergrond
4.Procedure bij de rechtbank
5.Vorderingen in hoger beroep
6.Beoordeling in hoger beroep
Is sprake van een auteursrechtelijk beschermd werk? (grief 1)
creatievekeuzes. Dat had wel op haar weg gelegen, voor zover zij bedoelt te stellen dat dat het geval is, omdat [appellante] onderbouwd heeft gesteld dat deze elementen op zichzelf, in verschillende combinaties en ook de combinatie van de elementen a tot en met e banaal, standaard en veel voorkomend zijn en dat ook al waren voor 2013. Ook heeft [geïntimeerde] niet onderbouwd dat het weglaten van de bodem in een banaal standaard product bestaande uit een combinatie van de elementen a tot en met e (een standaardmand) berust op een creatieve keuze. Naar het oordeel van het hof is de VdL-bloemenhuls voorshands niet aan te merken als een auteursrechtelijk beschermd werk. Het hof licht dit oordeel als volgt toe, waarbij het hof eerst zal ingaan op de combinatie van de elementen a tot en met e en vervolgens op het ontbreken van de bodem.
combinatievan al de elementen a tot en met e geldt dat geen sprake is van een creatieve keuze. Ook die combinatie is banaal en was al vóór 2013 op de markt te vinden. Ter zitting heeft [appellante] een mand getoond van grijs rotan die op dezelfde manier is gevlochten als de VdL-bloemenhulzen. [appellante] stelt dat zij deze mand al in 2008 op de markt bracht. [geïntimeerde] heeft dit betwist met de stelling dat de mand niet van vóór 2010 kan zijn omdat [appellante] pas sinds 2010 rotan producten verkoopt. De directeur van [geïntimeerde] heeft verklaard dat [geïntimeerde] eenzelfde mand al sedert 2004 op de markt brengt en [appellante] deze ook gekopieerd heeft. In het licht van het bovenstaande acht het hof aannemelijk dat [appellante] deze mand vóór 2013 in haar assortiment had.
Voorts zijn in de brochure van Tanamas van 2010, de volgende producten afgebeeld:
7.Conclusie en proceskosten
8.Beslissing
- wijst het gevorderde af;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in eerste aanleg, tot op heden aan de zijde van [appellante] begroot op € 4.061,28;
- veroordeelt [geïntimeerde] in de kosten van de procedure in hoger beroep, aan de zijde van [appellante] begroot op € 3.519,22;
- bepaalt dat als [geïntimeerde] niet binnen veertien dagen na aanschrijving aan de uitspraak heeft voldaan en dit arrest vervolgens wordt betekend, [geïntimeerde] de kosten van die betekening moet betalen, plus extra nakosten van € 92,--;
- veroordeelt [geïntimeerde] tot (terug)betaling aan [appellante] van hetgeen [appellante] op grond van het vonnis aan [geïntimeerde] heeft betaald, indien en voor zover daarvan sprake is.