ECLI:NL:GHLEE:2006:AV7568

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
BK 117/05 Inkomstenbelasting
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake solidariteitsbijdrage en adoptiekosten

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 24 maart 2006 uitspraak gedaan in het hoger beroep van belanghebbende, X, tegen de uitspraak van de rechtbank Leeuwarden van 18 juli 2005. De zaak betreft een aanslag in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen voor het jaar 2003, waarbij de inspecteur een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 5.254,- had vastgesteld. Belanghebbende heeft bezwaar gemaakt tegen deze aanslag, maar de inspecteur handhaafde de aanslag bij uitspraak van 31 maart 2005. De rechtbank verklaarde het beroep van belanghebbende ongegrond.

Belanghebbende heeft in hoger beroep aangevoerd dat de solidariteitsbijdrage van € 4.386,- mede is gebaseerd op een bedrag van $ 5.500,- dat door C is betaald aan een tehuis in Columbia, en dat deze kosten verband houden met de adoptie van B. De inspecteur heeft het hoger beroep ongegrond verklaard en de uitspraak van de rechtbank bevestigd. Het hof heeft de feiten uit de uitspraak van de rechtbank overgenomen en zich gebogen over de vraag of de solidariteitsbijdrage als uitgave wegens adoptie kan worden aangemerkt.

Het hof oordeelt dat de solidariteitsbijdrage niet kan worden aangemerkt als een uitgave wegens adoptie volgens de relevante wetgeving. De rechtbank heeft terecht geoordeeld dat het solidariteitstarief niet voldoet aan de voorwaarden van artikel 39, eerste lid, aanhef en letter c, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001. Het hof bevestigt de uitspraak van de rechtbank, met verbetering van gronden, en oordeelt dat er geen termen zijn voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak is openbaar uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Sector Belasting
Kenmerk: 05/0117
Uitspraakdatum: 24 maart 2006
uitspraak van de tweede meervoudige belastingkamer
op het hoger beroep van
X,
wonende te Z, belanghebbende,
tegen de uitspraak in de zaak AWB 05/518 van de rechtbank Leeuwarden van 18 juli 2005 in het geding tussen
belanghebbende
en
de inspecteur van de Belastingdienst/Noord kantoor Groningen,
de inspecteur.
1. Ontstaan en loop van het geding
De inspecteur heeft met dagtekening 25 januari 2005 aan belanghebbende voor het jaar 2003 een aanslag opgelegd in de inkomstenbelasting/premie volksverzekeringen berekend naar een belastbaar inkomen uit werk en woning van € 5.254,-.
Na daartegen gemaakt bezwaar heeft de inspecteur bij uitspraak gedagtekend 31 maart 2005 de aanslag gehandhaafd. Bij uitspraak van 18 juli 2005, verzonden op 18 juli 2005, heeft de rechtbank Leeuwarden (hierna: de rechtbank) het daartegen door belanghebbende ingestelde beroep ongegrond verklaard.
Aldaar is geprocedeerd zoals weergegeven in voormelde uitspraak van de rechtbank.
Tegen deze uitspraak heeft belanghebbende hoger beroep ingesteld bij beroepschrift (met bijlagen) van 17 augustus 2005, bij het hof ingekomen op 22 augustus 2005.
De inspecteur heeft een verweerschrift in hoger beroep ingediend.
De tweede meervoudige kamer van het hof heeft de zaak ter zitting behandeld op 13 februari 2006.
Aldaar zijn verschenen belanghebbende, alsmede mr. A namens de inspecteur.
Van alle genoemde (en hierna nog te noemen) stukken moet de inhoud als hier ingevoegd worden beschouwd.
2. Feiten
Het hof verwijst voor de feiten naar de onderdelen 2.1 tot en met 2.4 van de uitspraak van de rechtbank.
3. Het geschil en de standpunten van partijen
3.1 Belanghebbende heeft aangevoerd dat de solidariteitsbijdrage van € 4.386,- mede is gebaseerd op een bedrag van $ 5.500,- dat voor B door de C (: C) betaald is aan het tehuis in Columbia en dat deze kosten rechtstreeks verband houden met de adoptie van B.
3.2 Belanghebbende beroept zich voorts op een uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 april 2004, 02/03497, LJN: AQ4606.
3.3 De inspecteur is van opvatting dat het hoger beroep ongegrond moet worden verklaard en de uitspraak van de rechtbank moet worden bevestigd.
4. De overwegingen omtrent het geschil
4.1 De rechtbank heeft geoordeeld dat het door C vastgestelde solidariteitstarief niet aan te merken is als een uitgave wegens adoptie als bedoeld in artikel 39, eerste lid, aanhef en letter c, van de Uitvoeringsregeling inkomstenbelasting 2001 (: URIB).
4.2 Volgens belanghebbende heeft de solidariteitsbijdrage betrekking op een bijdrage wegens verzorgingskosten via C aan het tehuis in Columbia, waar B vóór zijn adoptie verbleef.
4.3 Ook voor het geval een dergelijke bijdrage, die niet direct/rechtstreeks verband houdt met de indiening en behandeling van een verzoek tot het uitspreken van adoptie, noodzakelijk zou zijn om in de gelegenheid te worden gesteld een adoptieverzoek in te dienen, brengt dat nog niet mee dat sprake is van een uitgave wegens adoptie als bedoeld in artikel 39, eerste lid, aanhef en letter c, URIB (zie Hoge Raad, 7 maart 2001, nr. 36 156, VN 2001/16.25). De slotsom van de rechtbank is dus juist, zij het dat de motivering van het hof anders is.
4.4 Belanghebbende beroept zich voorts op een uitspraak van het gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 21 april 2004, 02/03497, LJN: AQ4606.
Anders dan in het onderhavige geval ging het daar echter om een door de overheid vastgesteld bedrag dat voor elke adoptie verschuldigd was en dat het kindertehuis moest afdragen aan de autoriteiten en niet ten goede kwam aan het kindertehuis. De feiten zijn derhalve niet hetzelfde als in het onderhavige geval, zodat de uitspraak van het hof te 's-Hertogenbosch reeds hierom niet tot richtsnoer kan dienen voor de onderwerpelijke zaak.
4.5 De slotsom is dat het hoger beroep ongegrond is en dat de aangevallen uitspraak dient te worden bevestigd met verbetering van gronden, als hiervoor aangegeven onder 4.3.
5. Proceskosten
Het hof acht geen termen aanwezig voor een veroordeling in de proceskosten als bedoeld in artikel 8:75 van de Algemene wet bestuursrecht.
6. De beslissing
Het gerechtshof bevestigt de uitspraak van de rechtbank.
Aldus vastgesteld op 24 maart 2006 door mr. J. Huiskes, raadsheer en voorzitter, mr. F.J.W. Drion en mr. G.M. van der Meer, raadsheren, en op die dag in het openbaar uitgesproken door voornoemde voorzitter in tegenwoordigheid van de griffier mr. K. de Jong-Braaksma en ondertekend door voornoemde voorzitter en door voornoemde griffier.
Op 29 maart 2006 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.