2. De feiten.
Op grond van de gedingstukken en het ter zitting verhandelde staat tussen de partijen als niet, dan wel onvoldoende weersproken het volgende vast.
2.1 Bij beschikking van 17 april 2001 is door de
heffingsambtenaar ten aanzien van de belanghebbende als eigenaar en/of gebruiker van de onder 1.1 vermelde onroerende zaak de waarde van die onroerende zaak vastgesteld op € 3.336.645,-- (ƒ 7.353.000,--). De beschikking geldt voor het tijdvak 1 januari 2001 tot en met 31 december 2004. De waardepeildatum is 1 januari 1999. Bij uitspraak op bezwaar is de vastgestelde waarde verminderd tot op € 2.957.739,--
(ƒ 6.518.000,--).
2.2 De onroerende zaak betreft een windmolenpark, bestaande uit 40 windturbines van het merk E, met elk een vermogen van 250 kW. Het park is gelegen op een waterkering en beslaat een oppervlakte van ongeveer 0.2 ha, 5 are en 60 ca. Het park is in 1992 gerealiseerd met behulp van de Steunregeling energiebesparing en stromingsenergie. De totale overheidssteun bedroeg ƒ 8.000.000,--.
2.3 Met ingang van 1 januari 1996 is deze subsidiefaciliteit komen te vervallen. In verband hiermee zijn er compenserende maatregelen getroffen zoals de ontheffing regulerende energie-belasting (: REB). Ook speelt in dat verband de zogenaamde VAMIL-regeling (vrije afschrijving) een rol en de energie-investeringsaftrek (: EIA).
2.4 De belanghebbende staat in beroep een waarde voor van € 1.470.797,--. Zij legt ter zake een taxatierapport over van 14 oktober 2004, opgemaakt door haar gemachtigde mr. B, registertaxateur. Deze waarde is als volgt opgebouwd:
Herbouwwaarde € 8.621.760
Subsidies -/- 35% € 3.017.616
€ 5.604.144
Werktuigenvrijstelling -/- 46% € 2.586.775
Herbouwwaarde excl. wvs € 3.017.369
Technische Afschrijving -/- 7 x 6.7% € 1.415.146
Vervangingswaarde excl. TA € 1.602.223
Functionele Afschrijving -/- 15% € 240.333
Vervangingswaarde excl. FA € 1.361.890
Locatiewaarde € 108.907
Totaal € 1.470.797
Voor wat betreft de herbouwwaarde van € 8.621.760,-- en de locatiewaarde van € 108.907,-- is aangesloten bij de waarde die de heffingsambtenaar daarvoor in het taxatieverslag en bij de uitspraak op bezwaar hanteerde.
2.5 De heffingsambtenaar heeft geen taxatierapport overgelegd. Wel behoort tot de gedingstukken het taxatieverslag dat ten grondslag ligt aan de oorspronkelijke waardebeschikking. In afwijking van dat taxatieverslag berekent de heffingsambtenaar in het verweerschrift de waarde van het windmolenpark als volgt. Aan deze berekening ligt geen taxatierapport of ander stuk van gelijke waarde ten grondslag.
Stichtingskosten € 10.000.000
Subsidies PM
Werktuigenvrijstelling -/- 46% € 4.600.000
Herbouwwaarde excl. wvs € 5.400.000
Technische Afschrijving -/- 7 x 5% € 1.890.000
Vervangingswaarde excl. TA € 3.510.000
Functionele Afschrijving -/- 15% € 526.500
Vervangingswaarde excl. FA € 2.983.500
Locatiewaarde € 3.124.987
Totaal € 6.108.487
3. Het geschil en de standpunten van partijen.
3.1 Tussen partijen is in geschil het antwoord op de vraag of
de waarde van het windmolenpark op een te hoog bedrag is vastgesteld. De belanghebbende beantwoordt deze vraag bevestigend en de heffingsambtenaar ontkennend.
3.2 De belanghebbende stelt zich op het standpunt dat zij met het overleggen van een taxatierapport de door haar voorgestane waarde van € 1.470.797,-- voldoende heeft onderbouwd. Zij wijst erop dat de door haar gehanteerde herbouwwaarde van € 8.621.760,-- en locatiewaarde van € 108.907,-- overeenkomt met de in het taxatieverslag van de heffingsambtenaar en in de bestreden uitspraak gehanteerde waarden. Tevens verwijst zij naar een brief van de heffingsambtenaar van 19 mei 1995, waarin de gemiddelde bouwsom van windturbines is vastgesteld op ƒ 375.000,-- (€ 170.167,--). Zij weerspreekt dat de kosten van een windturbine € 1.000,-- per kilowatt geïnstalleerd vermogen bedraagt. De locatiewaarde sluit haars inziens aan bij de werkelijke huurprijs van ƒ 16.000,-- per jaar.
Wat betreft de fiscale faciliteiten, zoals genoemd onder 2.3, is de belanghebbende van mening dat deze op dezelfde wijze in mindering dienen te worden gebracht op de herbouwwaarde als investeringssubsidies. De technische levensduur van het windmolenpark bedraagt volgens de belanghebbende 15 jaar. Daarbij houdt zij rekening met problemen in het aangrenzende windmolenpark L, waardoor de verwachting bestaat dat onderhavig park over 5 tot 7 jaren zal worden vervangen.
De belanghebbende vraagt om vergoeding van de werkelijke proceskosten.
3.3 De heffingsambtenaar is van mening dat de waarde van het windmolenpark niet op een te hoog bedrag is vastgesteld. Als vuistregel geldt dat de bouwkosten van windturbines vrij nauwkeurig kunnen worden bepaald op basis van een kostprijs van € 1.000,-- per kilowatt vermogen, zodat zijns inziens thans terecht van dit bedrag wordt uitgegaan.
Omdat alleen investeringssubsidies in mindering gebracht kunnen worden op de stichtingskosten, is volgens de heffingsambtenaar met juistheid geen rekening gehouden met de fiscale faciliteiten. De technische levensduur van het windmolenpark stelt hij op 20 jaren. Vroegtijdige vervanging heeft niets te maken met nadering van het einde van de technische levensduur. Overigens betekent vervanging in 2009 een levensduur van 17 jaren.
Door de schaarste aan beschikbare locaties voor windmolenparken en de voortschrijdende technische verbeteringen van de windturbines, is de waarde van windparklocaties sterk gestegen. Gelet op de thans geldende huurprijzen van ca. € 25.000,-- per jaar per Mw (= 1000 Kw) geïnstalleerd vermogen en uitgaande van een rendementseis van 6% zou de huidige locatiewaarde € 4.166.650,-- bedragen. Per peildatum 1 januari 1999 kan de waarde van de locatie gesteld worden op 75% van voornoemd bedrag.
3.4 Voor een meer uitvoerige motivering van de standpunten
van de partijen verwijst het gerechtshof naar de gedingstukken. Ter zitting is daar door de belanghebbende nog aan toegevoegd dat de locatiewaarde thans nihil bedraagt omdat windturbines niet langer op een waterkering geplaatst mogen worden. Tevens wijst zij erop dat met de huidige parken geen rendement wordt gehaald. Drie grote turbines kunnen het huidige park compleet vervangen.
De heffingsambtenaar erkent dat op een dijk/waterkering geen windturbines meer geplaatst mogen worden. Hij wijst er echter op dat de belanghebbende wellicht een voorkeursbehandeling zal krijgen bij het toekennen van een nieuwe locatie.