Uitspraak
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
alsmede haar vennoten
[appellanten],
Xandor Beheer B.V.,
Xandor,
Het verdere procesverloop
De verdere beoordeling
- [voormalig eigenaar] en [appellanten] in onderling overleg de kosten van herstel van het gehuurde hebben vastgesteld op € 3.000,--;
€ 3.000,-- noemde en dat hij, [voormalig eigenaar] , ervan uitging dat dat bedrag klopte. [voormalig eigenaar] heeft tot slot verklaard niet te weten of de offerte er al was tijdens de inspectie of na die tijd is opgevraagd.
Dit oordeel wordt met name ingegeven door het feit dat de door [voormalig eigenaar] als getuige afgelegde verklaring te zeer afwijkt van zijn eerdere, in de voorafgaande overweging vermelde schriftelijke verklaringen, waarbij nog komt dat de juistheid van het bewuste bedrag van € 3.000,--, waarop de herstelkosten beweerdelijk zouden zijn vastgesteld, in de procedure op geen enkele wijze is geobjectiveerd. De door [appellanten] genoemde offerte van de firma Unidek bevindt zich niet bij de stukken.
De verklaringen van [voormalig eigenaar] schuiven in tijd als het ware op: waar in zijn verklaring van 14 februari 2006 geen bedrag van de schade aan de gevelbeplating wordt genoemd, meldt hij in de verklaring van 13 augustus 2007 dat hij samen met [appellanten] die schade heeft begroot op € 3.000,--, terwijl hij als getuige verklaart dat het bedrag van € 3.000,-- hem door [appellanten] is genoemd.
De verklaringen van [voormalig eigenaar] op het punt van de wijze van vaststellen van de schade en de hoogte ervan zijn derhalve weinig consistent, zodat om die reden de verklaringen van [voormalig eigenaar] niet kunnen bijdragen tot het van [appellanten] verlangde bewijs.
Feitelijk resteert alleen de verklaring van partijgetuige [appellant] . Diens verklaring kan evenwel, gelet op het vorenstaande en bij gebreke van hem op de relevante punten van het probandum ondersteunende verklaringen van andere getuigen, op grond van het bepaalde in art. 164 lid 2 Rv geen bewijs in het voordeel van [appellanten] opleveren.
Hieruit leidt het hof af dat [voormalig eigenaar] - zij het stilzwijgend - toestemming heeft verleend aan [appellanten] om in het gehuurde voorzieningen ter zake van verlichting, water en elektra aan te brengen.
De kantonrechter heeft in het bestreden vonnis reeds geoordeeld dat een deskundigenonderzoek helderheid zal dienen te verschaffen. Indien het hof het vonnis van de kantonrechter zou bekrachtigen, zal de zaak conform het verzoek van Xandor op de voet van het bepaalde van art. 355 Rv naar de kantonrechter moeten worden verwezen. Het hof gaat er daarom vanuit dat met het vervolg van de procedure nog lange(re) tijd gemoeid zal zijn, te meer omdat ook het aspect van de schoonmaakkosten nog tussen partijen in geschil is.
Bovendien zullen partijen dan in de gelegenheid zijn hun zienswijzen met betrekking tot het totnogtoe bij de vaststelling van de schade van de gevelbeplating onderbelicht gebleven aspect "nieuw voor oud" kenbaar te maken.
Voorts zal het hof de mogelijkheden van een minnelijke schikking onderzoeken.
De beslissing
mr. H. de Hek, hiertoe benoemd tot raadsheer commissaris;
dinsdag 19 oktober 2010voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf en - zonodig - van hun raadslieden voor de periode van drie maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van de verschijning zal vaststellen;
twee wekenvoor de verschijning zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van Xandor alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk één week voor de vastgestelde datum een kopie van de proces-stukken over te leggen;