2.1. Belanghebbende is in algehele gemeenschap van goederen gehuwd met mevrouw A. Hij is voltijds in dienstbetrekking werkzaam bij Q.
2.2. Belanghebbende en zijn echtgenote woonden in een woonboerderij met erf te Z (hierna: het perceel). Het perceel omvat tevens een kampeerterrein met toiletgebouw, paardenstal en infrastructuur (hierna: het kampeerterrein).
2.3. Sinds 1986 wordt op het kampeerterrein een camping geëxploiteerd. Aan belanghebbende is sinds 1997 door het college van burgemeester en wethouders van Z de vergunning verleend om op het perceel een camping te exploiteren. Hij stond als ondernemer ingeschreven bij de Kamer van Koophandel. Belanghebbende heeft de administratie van de camping gevoerd. Hij staat ingeschreven bij de Belastingdienst als ondernemer voor de omzetbelasting en uitsluitend op zijn naam worden aangiften omzetbelasting gedaan. In een controlerapport van de Belastingdienst is over de rol van belanghebbendes echtgenote binnen de onderneming opgemerkt:
“Zijn echtgenote, mevrouw A, deed hoofdzakelijk de camping.”
2.4. Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting 2003, net als in voorgaande jaren, de winst van de onderneming aangegeven. Na een controle door de Belastingdienst heeft belanghebbende in overleg met de Inspecteur er mee ingestemd, dat voor de inkomstenbelasting het kampeerterrein tot het ondernemingsvermogen wordt gerekend. De woonboerderij met erf behoort tot het privévermogen.
2.5. Op 10 april 2004 is het perceel verkocht aan derden voor een gezamenlijke koopsom van € 375.000. De notariële akte van eigendomsoverdracht is gepasseerd op 29 april 2004. De koper heeft een taxatie op laten maken voorafgaand aan de aankoop van het perceel, waarbij de onderhandse verkoopwaarde van het kampeerterrein op € 150.000 en de woning op € 225.000 is gewaardeerd
2.6. Met de verkoop van het bedoelde perceel is de onderneming van belanghebbende gestaakt.
2.7. Belanghebbende heeft in zijn aangifte inkomstenbelasting 2004 geen winst uit onderneming vermeld. Datzelfde geldt voor zijn echtgenote. Zij heeft nimmer winst uit onderneming uit de camping aangegeven.
2.8. De boekwaarde van het kampeerterrein bedroeg per 31 december 2003 € 56.537. Nadat een taxateur van de Inspecteur de onder 2.5. bedoelde koopsom heeft gesplitst in een bedrag van € 226.500 voor de woonboerderij met erf en € 148.500 voor het kampeerterrein, heeft de Inspecteur een boekenonderzoek ingesteld. De Inspecteur heeft de aanslag vastgesteld met inachtneming van de bevindingen bij het boekenonderzoek, vastgelegd in het rapport van 4 oktober 2006.
2.9. De koper van het perceel heeft na de levering daarvan een schadevergoeding van belanghebbende en zijn echtgenote geëist, omdat op verschillende punten tekortkomingen in het geleverde waren gebleken. De koper verwijt belanghebbende en zijn echtgenote onjuiste en onvolledige informatie te hebben verstrekt voorafgaand aan de verkoop. Partijen hebben begin 2007 een vaststellingsovereenkomst met elkaar gesloten ter beëindiging van hun geschil, waarin partijen een schadevergoeding zijn overeengekomen. De schadevergoeding en de kosten van rechtsbijstand bedroegen in totaal € 22.278,56. Hiervan rekent belanghebbende naar rato van de waarde van het kampeerterrein (€ 148.500) en de verkoopprijs van het perceel (€ 375.000) aan de onderneming een bedrag van € 8.823 als kosten toe.
2.10. Bij de aanslagregeling heeft de Inspecteur een correctie aangebracht ter zake van de bij staking van de onderneming behaalde overdrachtswinst op het kampeerterrein ter grootte van € 91.963, verminderd met een stakingswinstvrijstelling van € 5.808.
2.11. Belanghebbende heeft in de bezwaarfase de Inspecteur verzocht om tot een minnelijke taxatie te komen. Dat verzoek is door de Inspecteur afgewezen, waarbij hij belanghebbende in de gelegenheid heeft gesteld zelf een taxatie uit te laten voeren.