ECLI:NL:GHLEE:2010:BN1451

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
8 juli 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
24-000193-09
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor herhaaldelijk rijden onder invloed van alcohol met bijkomende straffen

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 8 juli 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen. De verdachte, die in een periode van vijf maanden driemaal is betrapt op het rijden onder invloed van alcohol, is veroordeeld tot een geldboete van € 800,-, te betalen in termijnen, en een rijontzegging van 18 maanden, waarvan 12 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren. De verdachte heeft zich schuldig gemaakt aan het rijden onder invloed op drie verschillende data, waarbij haar ademtesten alcoholgehaltes vertoonden die aanzienlijk boven de wettelijke limiet lagen. De politierechter had eerder een straf opgelegd in de gevoegde zaken, maar de verdachte ging in hoger beroep.

Tijdens de zitting in hoger beroep heeft de advocaat-generaal gevorderd dat het hof de verdachte zou veroordelen tot een geldboete en een ontzegging van de rijbevoegdheid. Het hof heeft het vonnis van de politierechter vernietigd en opnieuw recht gedaan. Het hof achtte de verdachte strafbaar en heeft de feiten bewezen verklaard. De verdachte heeft erkend fout te hebben gehandeld en gaf aan dat ze in een moeilijke periode zat, maar inmiddels gestopt is met alcoholgebruik. Het hof heeft rekening gehouden met haar persoonlijke omstandigheden en de ernst van de feiten bij het bepalen van de straf.

De uiteindelijke beslissing van het hof omvatte een geldboete, vervangende hechtenis indien niet betaald, en een ontzegging van de rijbevoegdheid. Het hof heeft ook bepaald dat de tijd waarin het rijbewijs was ingevorderd in mindering wordt gebracht op de ontzegging. Deze uitspraak benadrukt de ernst van rijden onder invloed en de gevolgen daarvan voor de verkeersveiligheid.

Uitspraak

Parketnummer: 24-000193-09
Parketnummers eerste aanleg: 19-605888-07, 19-606730-07 en 19-622053-07
Arrest van 8 juli 2010 van het gerechtshof te Leeuwarden, meervoudige strafkamer, op het hoger beroep tegen het vonnis van de politierechter in de rechtbank Assen van
14 januari 2009 in de oorspronkelijk onder de parketnummers 19-605888-07,
19-606730-07 en 19-622053-07 afzonderlijk aangebrachte, maar ter terechtzitting in eerste aanleg gevoegde strafzaken, hierna te noemen respectievelijk zaak A, zaak B en zaak C tegen:
[verdachte],
geboren op [1962] te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats], [adres],
verschenen in persoon, bijgestaan door haar raadsman, mr. M. Baijens, advocaat te Oude Willem.
Het vonnis waarvan beroep
De politierechter in de rechtbank Assen heeft de verdachte bij het vonnis, in de gevoegde zaken, wegens misdrijven veroordeeld tot een straf en een bijkomende straf, zoals in dat vonnis omschreven.
Gebruik van het rechtsmiddel
De verdachte is op de voorgeschreven wijze en tijdig in hoger beroep gekomen.
Het onderzoek ter terechtzitting in hoger beroep
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in hoger beroep, alsmede het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg.
De vordering van de advocaat-generaal
De advocaat-generaal heeft gevorderd dat het hof het verdachte in de zaken A, B en C ten laste gelegde bewezen zal verklaren en haar ter zake zal veroordelen tot een geldboete van € 800,- te betalen in 8 eenmaandelijkse termijnen van
€ 100,- en een ontzegging van de rijbevoegdheid voor de duur van 2 jaren waarvan 1 jaar voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren.
De beslissing op het hoger beroep
Het hof zal het vonnis vernietigen en opnieuw recht doen.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
Zaak A:
zij op of omstreeks 09 juli 2007, te [plaats], althans in de gemeente [gemeente], als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 630 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Zaak B:
zij op of omstreeks 17 december 2007 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 565 microgram, in elk geval hoger dan 220 microgram, alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Zaak C:
verdachte op of omstreeks 23 november 2007, in de gemeente [gemeente], als bestuurster van een voertuig (een motorrijtuig), dit heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 625 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn, in ieder geval hoger bleek te zijn dan 220 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht.
Bewezenverklaring
Het hof acht bewezen dat:
Zaak A:
zij op 09 juli 2007, te [plaats], als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 630 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Zaak B:
zij op 17 december 2007 te [plaats] als bestuurder van een voertuig, (personenauto), dit voertuig heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van haar adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 565 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn;
Zaak C:
verdachte op 23 november 2007, in de gemeente [gemeente], als bestuurster van een voertuig (een motorrijtuig), dit heeft bestuurd, na zodanig gebruik van alcoholhoudende drank, dat het alcoholgehalte van verdachtes adem bij een onderzoek, als bedoeld in artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a van de Wegenverkeerswet 1994, 625 microgram alcohol per liter uitgeademde lucht bleek te zijn.
Het hof acht niet bewezen hetgeen aan verdachte als voormeld in de zaken A, B en C meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen.
Kwalificatie
Het bewezen verklaarde levert op het misdrijf:
in de zaken A, B en C telkens: overtreding van artikel 8, tweede lid, aanhef en onder a, van de Wegenverkeerswet 1994.
Strafbaarheid
Het hof acht verdachte strafbaar. Strafuitsluitingsgronden worden niet aanwezig geacht.
Strafmotivering
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de aard en ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder de feiten zijn begaan en de persoon van verdachte. Daarbij heeft het hof in het bijzonder het navolgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich in een periode van vijf maanden driemaal schuldig gemaakt aan het rijden onder invloed van te veel drank. Door in die toestand aan het verkeer deel te nemen heeft zij meermalen niet alleen zichzelf, maar ook de veiligheid van andere weggebruikers in gevaar gebracht. Tijdens een van de bewezenverklaarde feiten zat verdachtes minderjarige dochter als passagier bij verdachte in de auto. Verdachte heeft ook haar veiligheid in gevaar gebracht.
Verdachte heeft ter zitting erkend fout te hebben gehandeld. Ze heeft aangegeven dat ze destijds een moeilijke periode doormaakte, maar dat het nu beter met haar gaat. Naar haar zeggen is ze sinds 2 jaren gestopt met het gebruik van alcoholhoudende drank en slaapmiddelen. Ze heeft verder verklaard dat ze 2,5 jaren niet heeft gereden, onder meer vanwege de (bestuursrechtelijke) ongeldigverklaring van haar rijbewijs. Sinds kort heeft ze haar rijbewijs weer teruggekregen. Verdachte heeft verder aangevoerd dat zij in verband met bezoeken aan haar ouders in Purmerend, vrijwilligerswerk en de zorg voor haar dochter haar rijbewijs niet kan missen.
Uit een verdachte betreffend uittreksel uit de Justitiële Documentatie van 12 april 2010 is gebleken dat verdachte niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
Gelet op het voorgaande, in onderling verband en samenhang bezien, is oplegging van een geldboete van na te melden omvang passend en geboden. Het hof heeft bij de bepaling van de hoogte van de geldboete rekening gehouden met verdachtes draagkracht. In verband hiermee bepaalt het hof dat de boete in termijnen betaald mag worden.
Het hof zal daarnaast een ontzegging van de rijbevoegdheid opleggen. Het hof acht echter, mede gelet op de door verdachte geschetste omstandigheden en het tijdsverloop, het opnieuw inleveren van het rijbewijs niet meer aangewezen. Daarom zal het onvoorwaardelijk op te leggen deel ongeveer gelijk zijn aan de periode waarin het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest. Daarnaast zal het hof een voorwaardelijk deel opleggen. Die voorwaardelijke straf dient tevens als stok achter de deur, om te voorkomen dat verdachte zich nogmaals schuldig maakt aan (soortgelijke) strafbare feiten.
Toepassing van wetsartikelen
Het hof heeft gelet op de artikelen 14a, 14b, 14c, 23, 24, 24a, 24c en 57 van het Wetboek van Strafrecht en de artikelen 8, 176 en 179 van de Wegenverkeerswet 1994, zoals deze artikelen golden ten tijde van het bewezen verklaarde.
De uitspraak
HET HOF,
RECHT DOENDE OP HET HOGER BEROEP:
vernietigt het vonnis, waarvan beroep, en opnieuw recht doende:
verklaart het verdachte in de zaken A, B en C ten laste gelegde bewezen en kwalificeert dit als hiervoor vermeld en verklaart deze feiten en verdachte strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan verdachte als hiervoor vermeld in de zaken A, B en C meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt verdachte daarvan vrij;
veroordeelt verdachte [verdachte] tot een geldboete van achthonderd euro;
beveelt dat vervangende hechtenis voor de duur van zestien dagen zal worden toegepast, indien noch volledige betaling noch volledig verhaal van het verschuldigde bedrag volgt;
bepaalt dat de geldboete mag worden voldaan in acht opeenvolgende éénmaandelijkse termijnen elk groot honderd euro;
ontzegt aan de veroordeelde ter zake van de in de zaken A, B en C bewezen verklaarde feiten de bevoegdheid motorrijtuigen te besturen voor de tijd van achttien maanden;
beveelt, dat van de bijkomende straf een gedeelte van twaalf maanden niet zal worden ten uitvoer gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond, dat de veroordeelde zich voor het einde van een proeftijd van twee jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt;
beveelt dat de tijd, gedurende welke het rijbewijs ingevorderd en ingehouden is geweest, op de duur van het onvoorwaardelijk deel van de ontzegging geheel in mindering wordt gebracht.
Dit arrest is aldus gewezen door mr. A.J. Rietveld, voorzitter, mr. D.J. Keur en
mr. G.M. Meijer-Campfens, in tegenwoordigheid van mr. I.N. Koers als griffier.