Ten aanzien van de feiten
1. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.7 van genoemd vonnis van 27 augustus 2008 is geen grief ontwikkeld, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
Zeer kort samengevat gaat het in deze procedure om het volgende.
1.1. De voorzieningenrechter van de rechtbank Assen heeft bij vonnis in kort geding van 19 februari 2007 het volgende beslist:
1. veroordeelt [geïntimeerde]] ervoor zorg te dragen, dat voor 1 mei 2007 de van [geïntimeerde]] gehuurde bedrijfsruimte gelegen te Klazienaveen aan het Van Echtenskanaal NZ 135A voor het publiek is geopend en geopend blijft en daarin daadwerkelijk een bedrijf wordt uigeoefend en uitgeoefend blijft worden, en wel door middel van een winkel welke een aanvulling betekent voor de versmarkt, mede inhoudende dat deze niet concurrerend mag zijn voor de huidige huurder een en ander conform (…) het bepaalde in art. 2.1 en 2.4 van de toepasselijke algemene bepalingen huurovereenkomst bedrijfsruimte (…) op straffe van het verbeuren van een dwangsom van € 10.000,- per dag of dagdeel na betekening dat [appellante] hiermee in gebreke blijft, tot een maximum van € 100.000,-;
In artikel 2.4 van de toepasselijke algemene bepalingen staat, kort weergegeven, dat huurder verplicht is het gehuurde overeenkomstig de aard van het door hem daarin uitgeoefende bedrijf voor het publiek geopend te houden en daarin daadwerkelijk zijn bedrijf uit te oefenen gedurende de openingstijden van het winkelcentrum.
1.2. Het kortgedingvonnis is op 27 februari 2007 aan [geïntimeerde]] betekend.
1.3. [geïntimeerde]] heeft op 1 mei 2007 gedeeltelijk aan het vonnis voldaan. De toen geopende winkel hanteerde afwijkende openingstijden van de andere winkels in het winkelcomplex. De versmarkt in het winkelcomplex was 60 uur per week open, de winkel van [geïntimeerde]] (Tandem c.q. Milo-formule) 31.5 uur.
1.4. Medio juni 2007 heeft [geïntimeerde]] haar openingstijden aangepast en gelijkgeschakeld met die van de versmarkt, onder druk van de aankondiging van een tweede kort geding tot verhoging van de dwangsommen.
1.5. [geïntimeerde]] heeft het maximum van de verbeurde dwangsommen betaald nadat [geïntimeerde]] op 13 juli 2007 executoriaal beslag had laten leggen.
De beslissingen in eerste aanleg
2. [geïntimeerde]] heeft in eerste aanleg bij de rechtbank Alkmaar gevorderd dat de rechtbank voor recht verklaard dat door [geïntimeerde]] geen dwangsommen zijn verbeurt uit hoofde van het kortgedingvonnis van de rechtbank Assen van 19 februari 2007, danwel de opgelegde dwangsommen matig tot nihil althans een bedrag dat de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren.
2.1. [geïntimeerde]] heeft de bevoegdheid van de rechtbank Alkmaar in twijfel getrokken, waarna die rechtbank de zaak heeft verwezen naar de kantonrechter.
De kantonrechter heeft geconstateerd dat [geïntimeerde]] niet ten volle aan de veroordeling in kort geding heeft voldaan. De kantonrechter heeft vervolgens overwogen dat patijen op grond van het bepaalde in artikel 6:2 lid 1 BW verplicht zijn zich jegens elkaar overeenkomstig de eisen van redelijkeheid en billijkheid te gedragen. Die eisen brengen met zich mee, dat een crediteur een vonnis ter zake van de verbintenis van zijn debiteur niet ten uitvoer mag leggen, voor zover dat naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar zou zijn. In het geval van een tenuitvoerlegging gericht op incasso van een dwangsom die aan een hoofdveroordeling is verbonden, is daarvan sprake wanneer de veroordeelde debiteur inderdaad niet tijdig aan de hoofdveroordeling heeft voldaan, maar waarvoor hij zich wel zo zeer heeft ingespannen dat het onredelijk zou zijn meer inspanning en zorgvuldigheid te vergen dan de veroordeelde heeft betracht, aldus de kantonrechter.
2.2. De kantonrechter heeft geoordeeld dat niet aan dit criterium is voldaan. Niet is gebleken dat redelijkerwijs niet van [geïntimeerde]] kon worden gevergd om de winkel al vanaf 1 mei 2007 op dezelfde tijden open toe doen zijn als de andere ondernemingen in het winkelcomplex. De kantonrechter heeft de vorderingen van [geïntimeerde]] afgewezen.