ECLI:NL:GHLEE:2010:BO4531

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
16 november 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.024.759/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansprakelijkheid bij aanrijding tussen personenauto en vrachtauto

In deze zaak gaat het om een aanrijding op 14 december 2007 op de A1 nabij De Lutte, waarbij een personenauto, bestuurd door [appellant], werd aangereden door een vrachtauto van Den Hartog en Bikker B.V. De aanrijding vond plaats nadat [appellant] de vrachtauto had ingehaald en vervolgens op de rechterrijstrook zijn snelheid begon te verminderen om de afrit naar De Lutte te nemen. De bestuurder van de vrachtauto, [bestuurder vrachtwagen], verklaarde dat hij niet op tijd kon remmen door de snelheid en het gewicht van zijn voertuig. De rechtbank Assen had in eerste aanleg de vorderingen van [appellant] tot schadevergoeding afgewezen, waarop hij in hoger beroep ging. Het Gerechtshof Leeuwarden oordeelde dat [appellant] niet de bijzondere zorgplicht in acht had genomen die voortvloeit uit artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (RVV). Het hof concludeerde dat de aanrijding was veroorzaakt door het verkeersgedrag van [appellant] en bekrachtigde het vonnis van de rechtbank. [appellant] werd veroordeeld in de kosten van het hoger beroep.

Uitspraak

Arrest d.d. 16 november 2010
Zaaknummer 200.024.759/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats] (Bondsrepubliek Duitsland),
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. M.P. Huizingh, kantoorhoudende te Almelo,
tegen
Onderlinge Waarborgmaatschappij TVM U.A.,
gevestigd te [vestigingsplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: TVM,
advocaat: mr. J. Mulder, kantoorhoudende te Hoogeveen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 7 januari 2009 door de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 5 februari 2009 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van TVM tegen de zitting van 17 februari 2009.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, te vernietigen het vonnis op 7 januari 2009 door de rechtbank Assen tussen partijen gewezen, en , opnieuw rechtdoende:
I - TVM te veroordelen tot betaling aan de heer [appellant] van bedragen hoog € 5022,94, € 750,
€ 554,83 terzake voertuigschade respectievelijk waardevermindering auto en kosten schaderapport, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze bedragen over de periode vanaf 14 december 2007 tot de dag der algehele voldoening;
II - TVM te veroordelen tot betaling aan de heer [appellant] van een bedrag hoog € 14.714,10 terzake kosten vervangende auto, te vermeerderen met de wettelijke rente over deze som over de periode vanaf 1 juli 2008 tot het moment van algehele voldoening
III - TVM te veroordelen tot betaling aan de heer [appellant] van een bedrag hoog € 1158,- terzake buitengerechtelijke kosten op basis van rapport Voorwerk II;
IV - TVM te veroordelen in de kosten van de procedure, de kosten van de eerste aanleg daaronder begrepen.
V - TVM te veroordelen tot terugbetaling van hetgeen de heer [appellant] onder voldoening aan het vonnis d.d. 7 januari 2009 in eerste aanleg aan TVM heeft voldaan, vermeerderd met wettelijke rente over de betreffende som over de periode vanaf betaling aan TVM tot het moment van algehele terugbetaling."
Bij memorie van antwoord is door TVM verweer gevoerd met als conclusie:
"dat het Hof zonodig onder verbetering en/of aanvulling van de gronden, uitvoerbaar bij voorraad zal bevestigen, het vonnis van de Rechtbank Assen d.d. 7 januari 2009 tussen partijen gewezen althans de heer [appellant] niet ontvankelijk te verklaren in het appel en de gronden af te wijzen, met veroordeling van de heer [appellant] in de kosten van het hoger beroep."
Tenslotte heeft TVM de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft één grief opgeworpen.
De beoordeling
Wijziging van eis
1. Het hof gaat uit van de vordering van [appellant], zoals die na wijziging van eis luidt, nu TVM daartegen geen bezwaar heeft gemaakt en de eisen van een goede procesorde zich daar niet tegen verzetten.
De feiten
2. De rechtbank heeft in het bestreden vonnis onder 2.1. tot en met 2.6 een aantal feiten als vaststaand aangemerkt. Daarover bestaat geen verschil van mening, zodat het hof ook van die feiten zal uitgaan. Deze feiten, aangevuld met enkele door het hof zelf vastgestelde feiten, komen op het volgende neer.
3. Op 14 december 2007 heeft op de rechter rijstrook van de noordelijke helft van de Rijksweg A1 nabij De Lutte een aanrijding plaatsgevonden tussen een personenauto bestuurd door [appellant] en een vrachtwagen van Den Hartog en Bikker B.V. bestuurd door haar werknemer [bestuurder vrachtwagen]. Het betrof een zogenaamde kop-staartaanrijding, waarbij de personenauto aan de achterzijde is geraakt door de vrachtwagen. Juist voorbij de plaats van de aanrijding bevindt zich de afrit naar De Lutte.
4. De vrachtwagen is voor wettelijke aansprakelijkheid verzekerd bij TVM.
5. [bestuurder vrachtwagen] heeft op 14 december 2007 tegenover D. Thomson, hoofdagent van politie, onder meer verklaard: "Ik kwam uit de richting Duitsland en reed in de richting van Nederland, Oldenzaal. Ter hoogte van de grensovergang "De Poppe" haalde ik twee voertuigen in. Dit waren een vrachtwagen en daarvoor een auto met een paardentrailer. Op het moment dat ik inhaalde zag ik dat achter mij een grijze Audi reed. Nadat ik had ingehaald en weer op de rechter rijbaan reed kwam deze Audi naast mij rijden. Ik zag dat de bestuurder allerlei gebaren naar mij maakte. Ik heb hierop niet gereageerd. Ik zag dat hij onder andere naar zijn voorhoofd wees. Hierna reed de Audi door en ging voor mij op de rechterrijbaan rijden. Ik zag dat de bestuurder van de voornoemde Audi plotseling hard op de rem ging staan. Ik dacht dat hij mij een lesje wilde leren. Ik remde op dat moment natuurlijk ook. Omdat ik op dat moment ongeveer twintig ton aan goederen bij mij had kon ik niet op tijd stoppen en raakte de Audi. (…)"
6. [appellant] heeft op 14 december 2007 tegenover H.G. Wevers, brigadier van politie, onder meer verklaard:
"Ik kwam vanuit de richting Duitsland en was gaande in de richting Oldenzaal. Bij het passeren van de grens reed ik achter een vrachtauto. Ik was voornemens om deze vrachtauto in te halen, ware het niet dat de bestuurder van deze vrachtauto mij als het ware sneed omdat hij ineens ook voornemens was om in te halen. Ik zag vervolgens dat de bestuurder van de vrachtauto een soort paardenauto en een andere vrachtauto inhaalde. Ik bleef achter de inhalende vrachtauto rijden. Toen de inhaalmanoeuvre klaar was heb ik de vrachtauto ingehaald. Ik heb nog naar de bestuurder gezwaaid, met de vraag of hij wel goed bij zijn hoofd was om mij zo te snijden. Ik zag dat de bestuurder toen zijn duim omhoog stak. Ik moest bij de afslag de Lutte, de A1 af. Ik ben daartoe op de rechterrijstrook gaan rijden en heb mijn snelheid aangepast om zodoende veilig af te kunnen slaan. Ik werd echter al rijdende op de rechterrijstrook ineens vol van achteren geraakt door de bestuurder van de vrachtauto. Volgens mij heeft de bestuurder in het geheel niet afgeremd. (…)"
7. [bekende van appellant] heeft op 14 december 2007 tegenover Wevers onder meer verklaard:
"Op een bepaald moment zag ik voor mij een bekende, namelijk [appellant] (hof: [appellant]). Ik herkende namelijk zijn auto. Tussen ons in reed nog een vrachtauto. Toen ik zowel de vrachtauto, als [appellant] zijn auto dicht was genaderd, zag ik ineens dat de vrachtauto aan het "bokken" was. Toen ik de vrachtauto en [appellant] voorbij reed, zag ik dat de achterzijde van [appellant] zijn auto was beschadigd. (…) Ik heb dus de aanrijding niet gezien. Ik heb alleen de vrachtauto zien "bokken".
8. Thomson en Wevers hebben naar aanleiding van het ongeval op 19 december 2007 een proces-verbaal opgemaakt, waarin onder meer de volgende passage is opgenomen: "Wij verbalisanten, zijn van mening dat er op de uitvoegstrook afrit "De Lutte" voldoende ruimte is om snelheid te minderen zodat men niet op de rechter rijbaan van de autosnelweg af hoeft te remmen."
9. [appellant] heeft op instigatie van TVM een schaderapport op laten maken door Dekra. In haar rapport van 20 december 2007 heeft Dekra de herstelkosten begroot op € 5.022,94, exclusief Mehrwertsteuer (MwSt). De waardevermindering van de auto na herstel is geschat op € 750,-.
10. De rechtbank heeft bij het bestreden vonnis de vorderingen van [appellant] tot vergoeding van de schade aan de auto, de waardevermindering van de auto en de kosten van het gebruik van een vervangende auto afgewezen.
De grief
11. [appellant] heeft één grief naar voren gebracht die zich richt tegen het oordeel van de rechtbank dat uit de door [appellant] zelf aangevoerde feitelijke toedracht van de aanrijding niet kan volgen dat [bestuurder vrachtwagen] onrechtmatig heeft gehandeld. TVM heeft zich op het standpunt gesteld dat het oordeel van de rechtbank juist is te achten.
12. In artikel 54 van het Reglement verkeersregels en verkeerstekens 1990 (Rvv) is bepaald dat bestuurders die een bijzondere manoeuvre uitvoeren het overige verkeer voor moeten laten gaan. Als voorbeelden van bijzondere manoeuvres zijn in artikel 54 Rvv genoemd het wisselen van rijstrook en het van de doorgaande rijbaan de uitrijstrook oprijden.
13. Het hof stelt op basis van de verklaringen van [appellant] en [bestuurder vrachtwagen] vast dat [bestuurder vrachtwagen] na het uitvoeren van een inhaalmanoeuvre met zijn vrachtwagen zijn weg heeft vervolgd op de rechter rijstrook van de A1 richting Oldenzaal. Vervolgens is hij ingehaald door [appellant] met zijn personenauto. [appellant] is, nadat hij de vrachtwagen van [bestuurder vrachtwagen] voorbij was gereden eveneens op de rechter rijstrook gaan rijden en is volgens zijn eigen verklaring begonnen met de voorbereiding op het verlaten van de A1 via de afrit De Lutte door snelheid te minderen. [appellant] heeft aldus twee bijzondere manoeuvres uitgevoerd die vloeiend in elkaar zijn overgegaan. Op dat moment is de aanrijding tussen de vrachtwagen en de personenauto ontstaan. Naar het oordeel van het hof moet op basis van die feiten worden geconcludeerd dat [appellant] niet de in artikel 54 Rvv bedoelde bijzondere zorgplicht in acht heeft genomen. Deze conclusie is eens temeer gerechtvaardigd nu uit het proces-verbaal van Thomson en Wever blijkt dat de afrit De Lutte ruim voldoende mogelijkheden bood om daar de snelheid te verminderen. De aanrijding is dan ook veroorzaakt door het verkeersgedrag van [appellant]. De stelling van [appellant] dat [bestuurder vrachtwagen] zich onrechtmatig heeft gedragen ten opzichte van hem wordt derhalve niet gedragen door de feiten. Weliswaar moet, zoals [appellant] heeft betoogd, een bestuurder op grond van artikel 19 Rvv in staat zijn om zijn voertuig tot stilstand te brengen binnen de afstand waarover hij de weg kan overzien en waarover deze vrij is, doch die verplichting gaat niet op wanneer hij door een andere bestuurder bij het uitvoeren van een bijzondere manoeuvre in een zodanige situatie wordt gebracht dat hij zijn voertuig niet tijdig tot stilstand kan brengen.
14. Het bewijsaanbod van [appellant] zal het hof passeren nu uit de verklaring van Hemmelder is gebleken dat hij de aanrijding niet heeft zien gebeuren.
15. De grief slaagt derhalve niet.
Slotsom
16. Het vonnis waarvan beroep dient te worden bekrachtigd. [appellant] zal als de in het ongelijk gestelde partij worden veroordeeld in de kosten van het hoger beroep tot op heden aan de zijde van TVM begroot op € 665,- aan verschotten en € 1.158,- aan geliquideerd salaris van de advocaat (1 punt, tarief III, € 1.158,- per punt, factor 1)
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de kosten van de procedure in hoger beroep aan de zijde van de TVM tot op heden begroot op € 665,- aan verschotten en € 1.158,- aan geliquideerd salaris van de advocaat;
verklaart deze kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. K.M. Makkinga, W. Breemhaar en B.J.H. Hofstee, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 16 november 2010 in bijzijn van de griffier.