ECLI:NL:GHLEE:2010:BO9740

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
2 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.075.596
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging schuldsaneringsregeling en onthouding schone lei na exploitatie hennepkwekerij

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 2 december 2010 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de beëindiging van de schuldsaneringsregeling van de appellant, die in eerste aanleg door de rechtbank Assen was vastgesteld. De rechtbank had op 12 oktober 2010 geoordeeld dat de appellant toerekenbaar tekortgeschoten was in de nakoming van zijn verplichtingen uit de schuldsaneringsregeling, wat leidde tot de onthouding van de 'schone lei'. De appellant had tijdens de schuldsaneringsregeling een hennepkwekerij geëxploiteerd, wat in strijd is met de wettelijke bepalingen van de schuldsaneringsregeling. Hierdoor waren er nieuwe schulden ontstaan, waaronder een ontnemingsvordering van € 49.810,- en een vordering van de ISD te Assen van € 13.657,45 wegens onterecht verstrekte bijstandsuitkering.

In hoger beroep heeft de appellant verzocht om het vonnis van de rechtbank te vernietigen en om onderworpen te blijven aan de regels van de wettelijke schuldsanering. Het hof heeft echter vastgesteld dat de appellant geen nieuwe argumenten heeft aangedragen die de rechtbank niet al had overwogen. Het hof heeft de gronden van de rechtbank onderschreven en geconcludeerd dat de appellant niet geloofwaardig is in zijn ontkenning van betrokkenheid bij de hennepkwekerij. De rechtbank had op goede gronden besloten tot beëindiging van de schuldsaneringsregeling, en het hof heeft geen termen gezien om de duur van de regeling te verlengen, gezien de ernst van de tekortkomingen van de appellant.

Het hof heeft uiteindelijk het vonnis van de rechtbank bekrachtigd, waarmee de onthouding van de schone lei en de beëindiging van de schuldsaneringsregeling zijn bevestigd. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor schuldenaren om zich aan de voorwaarden van de schuldsaneringsregeling te houden, en dat ernstige overtredingen zoals het exploiteren van een hennepkwekerij niet onbestraft kunnen blijven.

Uitspraak

Arrest d.d. 2 december 2010
Zaaknummer 200.075.596
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Arrest in de zaak van
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat mr. Y. Kikkert, kantoorhoudende te Assen.
Het geding in eerste aanleg
Bij vonnis van 12 oktober 2010 heeft de rechtbank Assen de sedert 7 mei 2007 ten aanzien van [appellant] van toepassing zijnde schuldsaneringsregeling beëindigd, met vaststelling dat hij toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van een of meer uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen (onthouding 'schone lei').
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, ingekomen ter griffie op 20 oktober 2010, heeft [appellant] verzocht voornoemd vonnis te vernietigen en te bepalen dat hij onderworpen blijft aan de regels van de wettelijke schuldsanering.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief, met bijlagen, van 19 november 2010 van [naam] (een kantoorgenoot van de bewindvoerder, [naam]).
Ter zitting van 24 november 2010 is de zaak behandeld. Verschenen zijn mr. Kikkert en [kantoorgenoot bewindvoerder]. [appellant] is niet verschenen.
De beoordeling
Aanduiding van het geschil
1. De rechtbank heeft de schuldsaneringsregeling ten aanzien van [appellant] beëindigd met onthouding van de 'schone lei' op grond van haar oordeel dat [appellant] toerekenbaar is tekortgeschoten in de nakoming van zijn uit de schuldsaneringsregeling voortvloeiende verplichtingen. Daartoe heeft de rechtbank - kort gezegd - overwogen dat [appellant] tijdens de schuldsaneringsregeling een hennepkwekerij heeft geëxploiteerd, hetgeen zich in geen enkel opzicht met de wettelijke bepalingen van de schuldsaneringsregeling verhoudt. Voorts heeft [appellant] als gevolg van de exploitatie van de hennepkwekerij nieuwe schulden laten ontstaan, te weten een ontnemingsvordering van € 49.810,-en een vordering van ISD te Assen van € 13.657,45 ter zake van ten onrechte verstrekte bijstandsuitkering over de periode 9 oktober 2006 tot 19 april 2008. Naar het oordeel van de rechtbank is niet gebleken van redenen om tot een ander oordeel te komen.
2. [appellant] kan zich met deze beslissing niet verenigen en is hiertegen in hoger beroep gekomen.
Het oordeel
3. Het hof constateert dat de onderhavige beroepsprocedure niet heeft geleid tot andere stellingen of weren dan die [appellant] reeds heeft aangevoerd in eerste aanleg en die door de rechtbank op toereikende gronden zijn verworpen, met welke gronden het hof zich verenigt en die het hof tot de zijne maakt.
4. Het hof voegt hieraan het volgende toe. In hoger beroep is gebleken dat de bestuursrechter van de rechtbank Assen bij vonnis van 19 oktober 2010 het beroep van [appellant] tegen de beslissing op bezwaar van ISD, bij welk besluit ISD de terugvordering wegens ten onrechte betaalde bijstand heeft vastgesteld op een bedrag van € 13.567,45, ongegrond heeft verklaard. Weliswaar heeft [appellant] gesteld dat hij hoger beroep heeft ingesteld tegen deze uitspraak, maar hij heeft zijn stelling niet met stukken onderbouwd, laat staan dat het hof een inschatting kan maken van de kans van slagen van dit veronderstelde appel. Het hof gaat dan ook uit van het vonnis van de rechtbank en concludeert dat een nieuwe schuld aan ISD ten bedrage van € 13.567,45 is ontstaan.
5. Voort is uit de stukken en het verhandelde ter zitting gebleken dat nog niet is beslist op het hoger beroep tegen de vonnissen van de politierechter van de rechtbank Assen van 1 december 2008, waarbij [appellant] is veroordeeld tot een werkstraf van 240 uur wegens het exploiteren van een hennepkwekerij en [appellant] een ontnemingsvordering ten bedrage van € 49.810,- is opgelegd. Het hof zal daarom op basis van de in het geding zijnde gegevens een prognose moeten geven over de uitkomst van deze procedures. Het hof is van oordeel dat de rechtbank op goede gronden tot haar beslissingen is gekomen. Het hof acht de stelling van [appellant] dat hij niet betrokken is geweest bij de exploitatie van de hennepkwekerij ongeloofwaardig, aangezien hij hierover wisselende verklaringen heeft gegeven. Zo is uit de stukken gebleken dat hij tegenover de politie in eerste instantie heeft verklaard dat hij eigenaar was van de hennepkwekerij, die in een door hem gehuurde loods is aangetroffen. Vervolgens heeft hij verklaard dat de hennepkwekerij van iemand anders was. In het appelschriftuur van 29 december 2008 van mr. P.C. van Diest inzake de hiervoor genoemde vonnissen van 1 december 2008 is echter aangegeven dat [appellant] (slechts) stroman was. In dat licht bezien komt het hof de verklaring van [appellant] dat hij niets afwist van de exploitatie van de hennepkwekerij vreemd voor. Voorts neemt het hof in aanmerking dat onduidelijk is om welke reden [appellant] de loods waarin de hennepkwekerij is aangetroffen, heeft gehuurd. Het hof acht de kans dat de vonnissen van 1 december 2008 in hoger beroep zullen worden bevestigd, althans op het punt dat sprake is van een strafbaar feit dat leidt tot oplegging van de ontnemingsvordering tot een zeker bedrag dan ook groot en de kans dat [appellant] in het gelijk zal worden gesteld in die zin dat hij geheel vrij uitgaat zeer gering. Naar het oordeel van het hof valt derhalve te verwachten dat ten laste van [appellant] een ontnemingsvordering zal blijven bestaan. De hoogte van die vordering is voor de thans aan de orde zijnde beoordeling van minder belang.
6. Het hof acht geen termen aanwezig om de duur van de schuldsaneringsregeling te verlengen, aangezien de gedragingen van [appellant] tijdens de schuldsaneringsregeling, te weten betrokkenheid bij het exploiteren van een hennepkwekerij, naar hun aard niet verenigbaar zijn met de doelstellingen van de schuldsaneringregeling en deze tekortkoming niet met een verlenging kan worden gecompenseerd. Bovendien zijn de nieuwe schulden dermate hoog dat deze niet binnen een eventuele verlenging - met één of twee jaar - van de schuldsaneringsregeling vanuit het vrij te laten bedrag kunnen worden voldaan. Het hof merkt daarbij op dat zelfs al zou de ontnemingsvordering in hoger beroep op een aanzienlijk lager bedrag worden vastgesteld, dit het oordeel van het hof niet anders maakt. De overige tekortkomingen, te weten het laten ontstaan van een bovenmatige, nieuwe schuld van € 13.567,45 en (het betrokken zijn bij) het exploiteren van een hennepkwekerij tijdens de schuldsaneringsregeling, rechtvaardigen immers het oordeel van het hof dat het verzoek van [appellant] om de schuldsaneringsregeling te verlengen wordt afgewezen.
Slotsom
7. Op grond van het voorgaande dient het vonnis waarvan beroep te worden bekrachtigd.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep.
Aldus gewezen door mrs. J.H. Kuiper, voorzitter, R. Feunekes en E.F. Groot, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 2 december 2010 in het bijzijn van de griffier.