ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0712

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
23 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.056.008
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verdeling van huwelijksgemeenschap en alimentatie in een internationaal huwelijk

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden, gaat het om een geschil tussen een man en een vrouw die in Turkije zijn getrouwd en beiden de Turkse en Nederlandse nationaliteit bezitten. De man heeft in hoger beroep verzocht om de beschikking van de rechtbank te vernietigen, waarin onder andere de echtscheiding was uitgesproken en alimentatie was vastgesteld. De rechtbank had de man verplicht om kinderalimentatie van € 250,- per maand en partneralimentatie van € 750,- per maand te betalen. De man verzocht het hof om deze alimentatieverplichtingen te nihilstellen, een contactregeling met hun kind vast te stellen en de verdeling van de huwelijksgemeenschap te bepalen.

Het hof heeft vastgesteld dat partijen niet in staat zijn gesteld om duidelijkheid te verschaffen over het toepasselijke huwelijksgoederenregime, wat noodzakelijk is voor de beoordeling van hun verzoeken. Het hof heeft de alimentatieverplichtingen van de man op nihil gesteld, omdat hij geen draagkracht had. Tevens heeft het hof een contactregeling vastgesteld waarbij het kind om de veertien dagen bij de man verblijft. De verzoeken van de vrouw tot wijziging van de alimentatie en verdeling zijn afgewezen, omdat het hof niet kon vaststellen welk recht van toepassing was op hun huwelijksgoederenregime. De beschikking van de rechtbank is gedeeltelijk vernietigd en de verzoeken zijn opnieuw beoordeeld, waarbij de alimentatieverplichtingen zijn afgewezen en de contactregeling is vastgesteld.

Uitspraak

Beschikking d.d. 23 december 2010
Zaaknummer 200.056.008
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[naam]
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man
advocaat mr. A. Sarioglu, kantoorhoudende te Amsterdam,
tegen
[naam],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. J.F. Rouwé-Danes, kantoorhoudende te Leeuwarden.
De procedure in eerste aanleg
Bij beschikking van 18 november 2009 heeft de rechtbank Leeuwarden - voor zover hier van belang en zakelijk weergegeven - tussen partijen de echtscheiding uitgesproken, hen gelast de huwelijksgemeenschap te verdelen voor zover die tussen hen bestaat, met benoeming van een notaris en een onzijdig persoon, en met ingang van de dag van inschrijving van die beschikking in het daarvoor bestemde register de door de man aan de vrouw te betalen kinderalimentatie ten behoeve van [naam kind], geboren op [2004] in de gemeente [plaats] (hierna te noemen: [kind]), bepaald op € 250,- per maand en de partneralimentatie op € 750,- per maand.
De procedure in hoger beroep
Bij beroepschrift, bij de griffie binnengekomen op 19 januari 2010, heeft de man het hof verzocht de beschikking van de rechtbank te vernietigen en opnieuw beschikkend de verzoeken van de man toe te wijzen. Deze verzoeken houden in nihilstelling van de kinder- en partneralimentatie, vaststelling van een contactregeling tussen de man en [kind] waarbij [kind] van vrijdag 18.00 uur tot zondag 18.00 uur bij de man zal zijn, en bepaling van de verdeling van de huwelijksgemeenschap op een door de man omschreven wijze.
Bij verweerschrift, binnengekomen bij de griffie op 27 april 2010, heeft de vrouw verzocht de man in zijn beroep niet-ontvankelijk te verklaren, dan wel hem dit te ontzeggen, en de beschikking van de rechtbank te bekrachtigen danwel opnieuw rechtdoende die beschikking aldus te wijzigen dat de man een bijdrage dient te betalen ten titel van de verzorging en opvoeding van [kind] ten bedrage van € 39,- per maand, althans een bijdrage in goede justitie te bepalen, de omgangsregeling tussen de man en [kind] vast te stellen waarbij [kind] eens per veertien dagen bij de man verblijft van zaterdag 14.00 uur tot zondag 16.00 uur waarbij de man [kind] ophaalt en terugbrengt, en het verzoek tot verdeling af te wijzen.
Het hof heeft kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een brief van de Raad voor de Kinderbescherming van 25 maart 2010 en een brief met bijlagen van mr. Sarioglu van 5 november 2010. Tevens heeft het hof kennisgenomen van een brief met bijlage van mr. Rouwé-Danes van 23 november 2010, nu de inhoud daarvan de nakoming vormt van een ter zitting gemaakte afspraak.
Ter zitting van 16 november 2010 is de zaak mondeling behandeld. Partijen zijn verschenen, bijgestaan door hun advocaten.
De beoordeling
1. Voor de weergave van de feiten en het toepasselijk recht verwijst het hof naar de beschikking waarvan beroep.
2. Uit de brief met bijlage van mr. Rouwé-Danes van 23 november 2010 blijkt dat de echtscheiding tussen partijen op 22 november 2010 is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand.
De alimentatiebijdragen
3. Nu geen redenen zijn aangevoerd of gebleken waarom zou moeten worden afgeweken van wat gebruikelijk is zal het hof de eventuele verplichting van de man tot betaling van kinder- en/of partneralimentatie beoordelen uitgaande van 22 november 2010 als ingangsdatum. Ter zitting van het hof zijn partijen het er over eens geworden dat de man op dat moment geen draagkracht had om enige bijdrage te betalen aangezien zijn WW-uitkering beëindigd is en hij geen andere inkomstenbron heeft. Aangezien niet aannemelijk is dat in die situatie voor of op 22 november 2010 verandering is gekomen zal het hof bedoelde bijdragen, overeenkomstig het verzoek van de man, op nihil stellen door de inleidende verzoeken van de vrouw terzake alsnog af te wijzen.
De verdeling van de huwelijksgemeenschap
4. Partijen zijn er beiden in hun processtukken van uitgegaan dat zij in gemeenschap van goederen gehuwd zijn. Het hof dient echter ambtshalve vast te stellen welk recht van toepassing is op het huwelijksgoederenregime van partijen. Aangezien partijen op 6 november 1998 in Turkije gehuwd zijn dient de vraag, welk recht toepasselijk is, aan de hand van het Haags Huwelijksvermogensverdrag 1978 te worden beantwoord.
5. Partijen hebben beiden de Turkse en de Nederlandse nationaliteit. Sinds wanneer zij de Nederlandse nationaliteit hebben is niet bekend, en evenmin sinds wanneer zij - elk voor zich of tezamen - in Nederland wonen. Niet bekend is of partijen vóór hun huwelijk een rechtsgeldige rechtskeuze hebben gedaan en zo ja, voor welk recht. Ook is niet bekend in welk land het eerste huwelijksdomicilie van partijen heeft gelegen, en evenmin of een van de situaties van artikel 7 lid 2 van genoemd verdrag zich voordoet.
6. Gelet op bovenomschreven gebrek aan relevante informatie stelt het hof vast dat partijen het hof niet in staat hebben gesteld om vast te stellen welk huwelijksgoederenregime op hen van toepassing is, hetgeen verdere behandeling van hun verzoeken dienaangaande in de weg staat. Het hof zal om deze reden de verzoeken van beiden partijen op dit punt afwijzen.
De contactregeling
7. Ter zitting van het hof hebben partijen overeenstemming bereikt over deze regeling. Het hof zal die regeling, nu deze in het belang van [kind] is, vastleggen. Het hof wijst er in het bijzonder de man nog op dat het voor [kind] van groot belang is dat de man de regeling en de afspraken die in het kader daarvan gemaakt worden nakomt; een kind heeft behoefte aan duidelijkheid en aan betrouwbare ouders.
Slotsom
8. Aangezien partijen het over de alimentatiebijdragen en de contactregeling eens zijn geworden behoeven hun grieven en stellingen op die punten geen verdere bespreking meer.
9. Op grond van het voorgaande dient de beschikking waarvan beroep ten dele te worden vernietigd en dient opnieuw te worden beslist als volgt.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover daarbij beslissingen zijn gegeven betreffende de verdeling van de huwelijksgemeenschap, de partner- en de kinderalimentatie;
en opnieuw beslissende:
wijst de inleidende verzoeken van de vrouw ten aanzien van de verdeling, de partner- en de kinderalimentatie af;
wijst het verzoek van de man in hoger beroep ten aanzien van de verdeling af;
stelt een contactregeling vast tussen de man en [kind], inhoudende dat [kind] eens per veertien dagen bij de man verblijft van zaterdag 14.00 uur tot zondag 16.00 uur waarbij een van de ouders [kind] ophaalt en de ander [kind] terugbrengt, een en ander in onderling overleg te regelen;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. J.D.S.L. Bosch, voorzitter, G.M. van der Meer en R. Feunekes, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van
23 december 2010 in het bijzijn van de griffier.