ECLI:NL:GHLEE:2010:BP0785
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- F.J. Streppel
- R.E. Weening
- M.F.J. Haak
- Rechtspraak.nl
Verjaringstermijn van dwangsommen en de toepassing van artikel 3:324 lid 2 BW
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om de verjaringstermijn van dwangsommen die waren opgelegd aan Sunoil Biodiesel B.V. door de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen. Gulf Oil Nederland B.V. had hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de rechtbank dat de vorderingen van Gulf Oil had afgewezen. Het hof moest beoordelen of het bepaalde in artikel 3:324 lid 2 van het Burgerlijk Wetboek (BW) van toepassing was op het moment waarop de verjaringstermijn van de dwangsommen aanvangt. Het hof oordeelde dat de verjaringstermijn van zes maanden, zoals genoemd in artikel 611g van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), verschuift door het instellen van een rechtsmiddel door een van de partijen. Dit betekent dat de verjaringstermijn pas begint te lopen na afloop van de beroepsprocedure, in dit geval na de uitspraak van het hof op 14 mei 2008.
Het hof vernietigde het vonnis van de rechtbank en verklaarde voor recht dat Sunoil de dwangsommen van € 250.000,-- had verbeurd. Het hof oordeelde dat de rechtsvordering van Gulf Oil om betaling van deze dwangsommen te vorderen niet was verjaard. Daarnaast werd Sunoil veroordeeld om wettelijke rente te betalen over het bedrag van de verbeurde dwangsommen, te rekenen vanaf 29 augustus 2008. De kosten van de procedure werden ook aan Sunoil opgelegd, aangezien zij in het ongelijk was gesteld.
De uitspraak benadrukt de belangrijke rol van de verjaringstermijnen in het civiele recht en hoe deze kunnen worden beïnvloed door het instellen van rechtsmiddelen. Het hof bevestigde dat de wetgever de bescherming van schuldeisers voor ogen heeft gehad bij de totstandkoming van de regels omtrent verjaring van dwangsommen.