ECLI:NL:GHLEE:2010:BP1103

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
21 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.039.707/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep tegen ontruimingsvonnis en huurachterstand

In deze zaak gaat het om een hoger beroep dat is ingesteld door [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Groningen, sector kanton, waarin de huurovereenkomst tussen [appellant] en de Stichting Lefier is ontbonden. De rechtbank had op 27 mei 2009 geoordeeld dat er sprake was van een aanzienlijke huurachterstand, die in maart 2009 was opgelopen tot € 944,05. Ondanks dat [appellant] een betalingsregeling had voorgesteld, heeft Lefier deze niet geaccepteerd en is de ontruiming op 24 juni 2009 doorgevoerd. Het hof heeft in hoger beroep de grieven van [appellant] beoordeeld, waarbij hij aanvoerde dat de huurachterstand niet ernstig genoeg was om de ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen. Het hof oordeelde echter dat de huurachterstand van meer dan drie maanden, die al sinds oktober 2008 bestond, voldoende was om de ontbinding te rechtvaardigen. Het hof bekrachtigde het vonnis van de kantonrechter en veroordeelde [appellant] in de proceskosten van het hoger beroep. De beslissing van het hof benadrukt dat het tijdig doen van een voorstel voor een betalingsregeling cruciaal is en dat het niet aanvaardbaar is om dit voorstel op het laatste moment te doen, vlak voor de ontruiming.

Uitspraak

Arrest d.d. 21 december 2010
Zaaknummer 200.039.707/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[Naam],
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. E.T. van Dalen, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
Stichting Lefier,
gevestigd te Hoogezand,
geïntimeerde,
hierna: Lefier,
in eerste aanleg: eiseres,
advocaat: mr. H.A.Th. Yspeert, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in het vonnis uitgesproken op 27 mei 2009 door de rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen (hierna: de kantonrechter).
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 29 juli 2009 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van genoemd vonnis met dagvaarding van geïntimeerde tegen de zitting van 11 augustus 2009.
De conclusie van de dagvaarding in hoger beroep, die tevens de grieven bevat en waaraan drie producties zijn gehecht, luidt:
"bij arrest, bij voorraad uitvoerbaar, het op 27 mei 2009 door de Rechtbank Groningen, sector kanton, locatie Groningen tussen partijen gewezen vonnis te vernietigen voor zover daarin de ontbinding van de tussen partijen gesloten huurovereenkomst is uitgesproken, in het geval derde heeft verhuurd, geïntimeerde te veroordelen om binnen een maand na betekening van het in deze te wijzen arrest aan appellant een vergelijkbare woning tegen een vergelijkbare huurprijs in een vergelijkbare woonwijk in Groningen te verhuren op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 250,- voor iedere dag dat geïntimeerde nalatig zal zijn aan de inhoud van dit gebod te voldoen en met veroordeling van geïntimeerde in de kosten van het hoger beroep."
[appellant] heeft van eis geconcludeerd.
Bij memorie van antwoord is door Lefier onder het overleggen van twee producties verweer gevoerd met als conclusie:
"voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, het tussen geïntimeerde en appellant in prima d.d. 27 mei 2009 door de Rechtbank Groningen onder zaaknummer/rolnummer 399468 CV EXPL 09-3716 gewezen vonnis te bekrachtigen, met veroordeling van appellant in de kosten van de procedure in eerste aanleg en in appel."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
Appellant heeft twee grieven opgeworpen.
De beoordeling
Nieuwe producties
1. Lefier heeft bij memorie van antwoord nog twee producties in het geding gebracht. [appellant] heeft niet op deze producties gereageerd. Het hof zal deze producties buiten beschouwing laten. Uit wat hierna volgt, zal blijken dat Lefier daardoor niet in haar belangen wordt geschaad.
Vaststaande feiten
2. Tussen partijen staat, als enerzijds gesteld en anderzijds niet (voldoende) betwist, het volgende vast.
2.1. [appellant] heeft de woning aan de [adres] van Lefier gehuurd. De huurprijs van deze woning bedroeg in maart 2009 € 273,45 per maand.
2.2. [appellant] heeft de huurprijs enkele malen onbetaald gelaten. In oktober 2008 was een huurachterstand van € 447,15 ontstaan. Lefier heeft haar vordering toen uit handen gegeven. In maart 2009 was sprake van een achterstand van € 944,05.
2.3. Lefier heeft ontbinding van de huurovereenkomst, ontruiming en betaling van de huurachterstand en diverse kosten (waaronder buitengerechtelijke kosten en kosten ter vervanging van de sloten) gevorderd.
2.4. Ofschoon [appellant] wel bij gemachtigde is verschenen, heeft hij geen inhoudelijk verweer gevoerd tegen de vorderingen van Lefier. De kantonrechter heeft deze vorderingen in zijn vonnis van 27 mei 2009 grotendeels toegewezen.
2.5. Lefier heeft het vonnis doen betekenen aan [appellant] en ontruiming aangezegd tegen 24 juni 2009.
2.6. De raadsman van [appellant] heeft naar aanleiding van het exploot van betekening contact gezocht met de door Lefier ingeschakelde deurwaarder. Naar aanleiding daarvan schreef de deurwaarder in een brief van 9 juni 2009 aan de raadsman van Lefier onder meer:
"Uiteraard zou het mogelijk zijn om een betalingsregeling te treffen om zo de voorgenomen ontruiming te annuleren en aldus de vordering in termijnen naast de maandelijkse huur te voldoen."
In deze brief deelde de deurwaarder mee dat de vordering op [appellant] inmiddels
€ 1.360,35 bedroeg.
2.7. [appellant] heeft op 23 juni 2009 contact opgenomen met het deurwaarderskantoor om een betalingsregeling te treffen. Hem werd meegedeeld dat Lefier geen betalingsregeling wilde treffen.
2.8. De ontruiming is op 24 juni 2009 geëffectueerd.
Bespreking van de grieven
3. Met grief I komt [appellant] op tegen de beslissing van de kantonrechter de huurovereenkomst te ontbinden. [appellant] voert daartoe allereerst aan dat de huurachterstand niet ernstig genoeg was om een ontbinding van de huurovereenkomst te rechtvaardigen.
4. Het hof volgt [appellant] niet in dit betoog. Toen Lefier de vordering tegen [appellant] aanhangig maakte, was sprake van een huurachterstand ter grootte van ruim drie huurtermijnen. Deze achterstand is gedurende de procedure in eerste aanleg niet ingelopen, zodat er ten tijde van het door de kantonrechter gewezen vonnis nog steeds sprake was van een huurachterstand van ruim drie maanden. Deze achterstand was sinds oktober 2008, toen al sprake was van een geringe achterstand, verder opgelopen, ondanks het feit dat Lefier haar vordering inmiddels ter incasso uit handen had gegeven en [appellant] meerdere malen was verzocht en gesommeerd de achterstand aan te zuiveren. Onder deze omstandigheden was geen sprake van een tekortkoming die gezien haar bijzondere aard of geringe betekenis de ontbinding niet rechtvaardigt.
5. Anders dan [appellant] meent, volgt uit het feit dat de deurwaarder na het vonnis van de kantonrechter heeft meegedeeld dat een betalingsregeling kon worden getroffen niet dat de vordering tot ontbinding ten onrechte is toegewezen. Er volgt evenmin uit dat Lefier misbruik maakt van haar recht door in appel bij de ontbinding te blijven. Lefier miskent dat hij na de mededeling van de deurwaarder dat het mogelijk is om een betalingsregeling te treffen twee weken, tot één dag voor de voorgezegde ontruiming, gewacht heeft om een voorstel te doen voor een betalingsregeling. Na voornoemde mededeling lag het op zijn weg om op korte termijn een realistisch voorstel te doen. Toen hij dat achterwege liet, mocht hij er één dag voor de aangezegde ontruiming niet op rekenen dat een door hem gedaan voorstel nog door Lefier in (welwillende) overweging zou worden genomen.
6. Gelet op wat hiervoor is overwogen, is niet relevant of Lefier (ook) vanwege het veroorzaken van overlast door [appellant] het voorstel van [appellant] tot het alsnog treffen van een betalingsregeling niet wilde accepteren. Lefier was alleen op grond van het tijdstip en de inhoud van het voorstel van [appellant] al niet gehouden het voorstel te accepteren.
7. De grief faalt.
8. Grief II keert zich tegen de uitgesproken proceskostenveroordeling en heeft geen zelfstandige betekenis. De grief deelt dan ook het lot van grief I.
Slotsom
9. Het hof zal het vonnis van de kantonrechter bekrachtigen. [appellant] zal worden veroordeeld in de proceskosten (geliquideerd salaris van de advocaat: 1 punt, tarief II).
De beslissing:
Het gerechtshof:
bekrachtigt het vonnis waarvan beroep;
veroordeelt [appellant] in de proceskosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten, voor zover tot op heden aan de zijde van Lefier gevallen, op € 894,00 voor geliquideerd salaris van de procureur en op € 262,00 voor verschotten;
verklaart deze proceskostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Aldus gewezen door mrs. J.H. Kuiper, H. de Hek en M.C.D. Boon-Niks en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dinsdag 21 december 2010 in bijzijn van de griffier.