ECLI:NL:GHLEE:2010:BP1129

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
7 december 2010
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.022.688/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep inzake functiewaardering en inschaling van werknemers bij Privateer Yachts B.V.

In deze zaak gaat het om een geschil tussen drie werknemers, appellanten, en hun werkgever, Privateer Yachts B.V., over de functiewaardering en inschaling van hun functies. De appellanten hebben in eerste aanleg een vordering ingesteld tot betaling van achterstallig loon, gebaseerd op een onjuiste inschaling volgens de HISWA-CAO. De rechtbank Leeuwarden heeft in eerdere vonnissen de vordering van de werknemers afgewezen, waarbij de werkgever werd veroordeeld in de proceskosten. De werknemers hebben hoger beroep ingesteld tegen deze afwijzing. Het hof heeft vastgesteld dat de werkgever een verzwaarde stelplicht heeft met betrekking tot de functiewaardering en dat de werknemers niet correct zijn ingeschaald. Het hof oordeelt dat de werkgever onvoldoende heeft onderbouwd waarom de werknemers niet in de juiste salarisklassen zijn ingedeeld. De zaak wordt terugverwezen naar de rol om de appellanten in de gelegenheid te stellen hun vorderingen nader toe te lichten, waarbij het hof de eerdere afwijzing van de loonvordering in het vonnis van 24 september 2008 vernietigt. De uitspraak van het hof is een belangrijke stap in de beoordeling van de rechten van de werknemers op basis van de CAO en de bijbehorende functiewaardering.

Uitspraak

Arrest d.d. 7 december 2010
Zaaknummer 200.022.688/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. [naam 1],
wonende te [woonplaats],
2. [naam 2],
wonende te [woonplaats],
3. [naam 3],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: gedaagden in conventie, eisers in reconventie
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. E.R. Jonkman, kantoorhoudende te Woerden,
tegen
Privateer Yachts B.V.,
gevestigd te Uitwellingerga,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: eiseres in conventie, verweerster in reconventie
hierna te noemen: Privateer Yachts,
advocaat: mr. D. Kuijken, kantoorhoudende te Groningen.
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen het vonnis uitgesproken op 4 oktober 2006, 28 november 2007 en 24 september 2008 door de rechtbank Leeuwarden.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 23 december 2008, hersteld bij exploot van 9 januari 2009, is door [appellanten] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 24 september 2008 met dagvaarding van Privateer Yachts tegen (uiteindelijk) de zitting van 20 januari 2009.
De conclusie van de memorie van grieven, waarbij producties zijn overgelegd, luidt:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, het aangevallen vonnis te vernietigen voor zover dat betrekking heeft op de afwijzing van de loonvordering van eisers en Privateer te veroordelen tot:
- betaling aan [appellant 2] een bedrag van bruto € 1595,52 ter zake van loon;
- betaling aan [appellant 3] een bedrag van bruto € 7858,11 ter zake van loon;
- betaling aan [appellant 1] een bedrag van bruto € 19.289,62 ter zake van loon;
- betaling van de wettelijke verhoging van 50% ex artikel 7:625 BW over alle bovenstaande bedragen;
- betaling van de wettelijke rente over de hiervoor gevorderde bedragen, ingaande de dag na de vervaldag van elk door Privateer verschuldigde betalingen tot de dag der algehele voldoening;
- betaling van de proceskosten in beide instanties"
Bij memorie van antwoord is door Privateer Yachts verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, [appellanten] in het door hem ingestelde hoger beroep niet ontvankelijk te verklaren, althans het bestreden vonnis d.d. 24 september 2008 te bekrachtigen, al dan niet onder verbetering c.q. aanvulling van gronden, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van de procedure in hoger beroep."
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellanten] heeft één als zodanig aangeduide grief opgeworpen.
De beoordeling
De feiten
1.1. In het geding in eerste aanleg is niet overwogen welke feiten tussen partijen vaststaan. Het hof zal dit thans alsnog doen.
1.2. Privateer Yachts drijft een onderneming die zich bezighoudt met de bouw en verkoop van pleziervaartuigen. Privateer Yachts betrekt daartoe van een andere onderneming stalen casco's waarna zij deze casco's afbouwt tot een eindproduct.
1.3. [appellant 1] is op 10 april 2000 als leerling scheepstimmerman bij Privateer Yachts in dienst getreden tegen een salaris van fl. 2.600,00 bruto per maand. De arbeidsovereenkomst is niet schriftelijk vastgelegd.
1.4. [appellant 3] is op 17 februari 2003 als leerling scheepstimmerman bij Privateer Yachts in dienst getreden tegen een salaris van fl. 1.250,00 bruto per maand. Partijen zijn een arbeidsovereenkomst voor bepaalde tijd te weten tot 17 augustus 2003 overeengekomen. Deze arbeidsovereenkomst is aansluitend verlengd tot 17 augustus 2004. De arbeidsovereenkomst is vervolgens verlengd tot 17 mei 2005 met dien verstande dat de functie van [appellant 3] met ingang van 17 augustus 2004 is gewijzigd in die van scheepstimmerman. Partijen zijn met ingang van 17 februari 2005 een arbeidsovereenkomst voor onbepaalde tijd aangegaan waarbij de functie van [appellant 3] in het schriftelijk contract is omschreven als jachttimmerman.
1.5. [appellant 2] is met ingang van 1 januari 2001 in de functie van watersportmonteur/technisch medewerker bij Privateer Yachts in dienst getreden tegen een salaris van fl. 3.465,00 bruto per maand. De arbeidsovereenkomst is voor bepaalde tijd, te weten tot 1 juli 2001, aangegaan. [appellant 2] is met ingang van 1 juli 2001 in de functie van watersportmonteur in vaste dienst getreden.
1.6. Privateer Yachts heeft bij de kantonrechter te Sneek onder meer tegen [appellanten] een vordering ingesteld tot verklaring van recht dat Privateer Yachts niet gebonden is aan de HISWA-CAO en dat het besluit van de Minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid van 30 december 1992, nummer 92/6488, laatstelijk gewijzigd op 24 januari 2005, nummer 03/94537, Staatscourant 2005, nummer 19 niet van toepassing is op Privateer Yachts zodat Privateer Yachts geen enkel bedrag aan de werknemers verschuldigd is op grond van de HISWA-CAO of het Besluit. De kantonrechter heeft in zijn vonnis van 4 oktober 2006 in conventie de vordering afgewezen met veroordeling van Privateer Yachts in de kosten van de procedure onder aanhouding van de beslissing in reconventie.
1.7. Privateer Yachts is in het tegen dit vonnis door haar ingestelde hoger beroep bij arrest van dit hof van 16 september 2008 niet-ontvankelijk verklaard met veroordeling van Privateer Yachts in de kosten van de procedure.
1.8. Genoemd arrest is in kracht van gewijsde gegaan.
1.9. De HISWA-CAO zoals deze tot 1 januari 2005 gold, verder te noemen de CAO, kent in elk geval sinds 1 november 1999 in artikel 7 een regeling over de indeling van functies in functiegroepen.
Artikel 7 lid 1 van de CAO luidt als volgt:
De functies van de werknemers worden op basis van het ORBA-functiewaarderingssysteem ingedeeld in functiegroepen.
De indeling van een aantal veel voorkomende functies is vermeld in bijlage I van deze overeenkomst. Verkorte omschrijvingen van deze functies zijn in bijlage II opgenomen. Een verkorte weergave van de wijze van indeling van functies is opgenomen als bijlage III. Als bijlage VI van deze CAO is in het kader van het functiewaarderingssysteem een beroepsprocedure opgenomen.
Artikel 7 lid 2 van de CAO luidt als volgt:
Bij elke functiegroep behoort een salarisschaal welke een schaal omvat gebaseerd op leeftijd en een functievolwassenschaal gebaseerd op taakvervulling. De schalen zijn opgenomen in bijlage IV van deze overeenkomst.
Artikel 7 lid 3 van de CAO luidt als volgt:
a. De leeftijdschaal geldt voor de werknemers die de voor de respectieve functiegroepen geldende functievolwassenleeftijd nog niet hebben bereikt.
b. De functievolwassenschaal geldt voor de werknemers die de voor de respectieve functiegroep geldende functievolwassenleeftijd wel hebben bereikt.
1.10. In artikel 8 van de CAO is de toepassing van de salarisschalen geregeld.
Artikel 1 van deze bepaling luidt:
Werknemers die nieuw in dienst treden ontvangen het bij hun functiegroep behorende salarisschaal en wel:
- indien zij functievolwassen zijn voor de desbetreffende functiegroep: het aanvangsschaalsalaris van de functievolwassenschaal tenzij op grond van verkregen kundigheden en ervaring bij een vorige werkgever, een hoger schaalsalaris kan worden toegekend, een en ander ter beoordeling van de nieuwe werkgever;
- indien zij deze functievolwassen leeftijd nog niet hebben bereikt het schaalsalaris behorende bij hun leeftijd van de leeftijdschaal, een en ander met inachtneming van het bepaalde in lid 3.
Artikel 8 lid 3 van de CAO luidt:
Leertijd
Indien een werknemer bij indiensttreding nog niet over de kundigheden en ervaring beschikt om zijn functie volledig te vervullen, kan de werkgever hem gedurende 6 maanden in één salarisschaal lager plaatsen. Deze bepaling geldt niet voor de werknemer in functiegroep I.
1.11. [appellant 1], [appellant 3] en [appellant 2] zijn vanaf het aangaan van de arbeidsovereenkomst tot 1 oktober 2004 ([appellant 2]) dan wel tot 1 januari 2005 ([appellant 1] en [appellant 3]) niet volgens het hiervoor genoemde functiewaarderingssysteem noch volgens een ander functiewaarderingssysteem ingedeeld.
1.12. Bijlage II bij de CAO, inhoudend een overzicht met verkorte functieomschrijvingen, kent de functie van leerling scheepstimmerman niet. In genoemd overzicht komen "houtbewerkers" in twee salarisklassen voor.
In het overzicht behorend bij salarisklasse 3 staat als toelichting bij het kopje Machinaal houtbewerker vermeld: Vervaardigt standaardonderdelen uit hout en kunststof met behulp van houtbewerkingsmachines. Maakt lijstwerk, verlijmd materialen. Verzorgt voormontage van diverse onderdelen.
In het overzicht behorend bij salarisklasse 4 staat als toelichting bij het kopje Meubelmaker vermeld: Maakt houten constructies als keukenblokken, kasten, kaarttafels. Be- en verwerkt materialen, maakt houtverbindingen, verzorgt lamineren, maakt delen pasklaar en stelt samen. Werkt met handgereedschap en houtbewerkingsmachines
1.13. In bijlage II bij de CAO staat in het overzicht behorend bij salarisklasse 5 de functie van Watersportmonteur als volgt omschreven: Verricht volgens verstrekte opdrachten onderhoud aan dieselmotoren: ververst olie, stelt kleppen, V-snaren, vervangt filters. Repareert dieselmotoren: doet storingsonderzoek en verhelpt storing. Verricht onderhoud aan keukeninstallaties, sanitair, pompen, verlichting, water- en brandstoftanks. Werkt met handgereedschap, las- en meet & regelapparatuur.
In genoemde bijlage wordt bij salarisklasse 6 de functie van Allround monteur als volgt omschreven: Installeert dieselmotoren: verzorgt inbouw, aansluiting en uitlijnen van de motor. Verricht onderhoud en reparaties aan dieselmotoren: ververst olie, stelt kleppen en V-snaar, vervangt filters, verhelpt storingen. Voert complexe reparaties uit aan instrumenten/voorzieningen op elektronisch, mechanisch en hydraulisch gebied. Werkt met handgereedschap, las- en meet & regelapparatuur.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
2.1. [appellanten] hebben in het door Privateer Yachts aanhangig gemaakte geding als vermeld in r.o. 1.6. in reconventie - voor zover in dit geding in hoger beroep van belang - betaling van het gedurende de periode van de aanvang van de respectieve arbeidsovereenkomsten tot 1 oktober 2004 ([appellant 2]) dan wel tot 1 januari 2005 ([appellant 1] en [appellant 3]) te weinig betaald loon te vermeerderen met de wettelijke verhoging gevorderd. De vordering van [appellant 1] en [appellant 3] is gegrond op de stelling dat zij moeten worden betaald volgens een indeling in salarisklasse 4. [appellant 2] maakt over de periode tot 1 juli 2001 aanspraak op een beloning volgens salarisklasse 5 en met ingang van 1 juli 2001 op een beloning volgens salarisklasse 6.
2.2. Privateer Yachts heeft de vorderingen betwist.
2.3. Nadat bij vonnis van 4 oktober 2006 een comparitie van partijen was gelast, is bij vonnis van 28 november 2007 aan [appellanten] opgedragen te bewijzen feiten of omstandigheden waaruit kan worden afgeleid welke feitelijke werkzaamheden, deel uitmakend van hun functie, door hen zijn verricht. Nadat beide partijen ter voldoening aan deze bewijsopdracht getuigen hadden doen horen, is de vordering van [appellanten] bij vonnis van 24 september 2008 afgewezen met veroordeling van [appellanten] in de kosten van de procedure in reconventie.
Met betrekking tot de ontvankelijkheid
3.1. De grief is gericht tegen de overweging van de kantonrechter in zijn eindvonnis van 24 september 2008 dat op grond van de getuigenverklaringen, en rekening houdend met de in een eerder stadium van de procedure overgelegde verklaringen, niet met voldoende zekerheid kan worden vastgesteld welke feitelijke werkzaamheden, deel uitmakend van hun functie door [appellant 1] en [appellant 3] zijn verricht, en dat op grond van de afgelegde verklaringen en de overgelegde stukken ook met betrekking tot de door [appellant 2] verrichte werkzaamheden geldt dat zij niet met voldoende zekerheid kunnen worden vastgesteld, en tegen het daarop aansluitend oordeel dat de vorderingen moeten worden afgewezen.
3.2. [appellanten] hebben in randnummer 20 van de memorie van grieven echter ook aangevoerd dat zij ten onrechte de opdracht hebben gekregen te bewijzen welke feitelijke werkzaamheden hij heeft verricht. Het was volgens hen aan Privateer Yachts om de functies van de werknemers te omschrijven en hen in te delen.
3.3. Privateer Yachts heeft dienaangaande gesteld dat, nu [appellanten] alleen tegen het eindvonnis van 24 september 2004 hoger beroep hebben ingesteld, in het geding in hoger beroep alleen ter discussie staat de vraag of de kantonrechter op basis van de door [appellanten] voorgedragen bewijsmiddelen terecht heeft kunnen oordelen dat [appellanten] niet in het aan hen opgedragen bewijs zijn geslaagd. Privateer Yachts heeft verder aangevoerd dat de kantonrechter in lijn met het bepaalde in art. 150 Rv terecht aan [appellanten] bewijs van hun stellingen heeft opgedragen. Privateer Yachts heeft voorts haar stellingen in het geding in eerste aanleg gehandhaafd.
3.4. Het hof overweegt aangaande de omvang van het hoger beroep dat [appellanten] in de appeldagvaarding geen vernietiging hebben gevorderd van het tussenvonnis van 28 november 2007 en dat zij, ondanks het feit dat zij in randnummer 2 van de memorie van grieven expliciet hebben gesteld dat het hoger beroep alleen is gericht tegen de beslissing in reconventie en dan alleen tegen de afwijzing van de loonvordering, toch in randnummer 20 een (overigens niet als zodanig aangeduide) grief hebben gericht tegen het tussenvonnis van 28 november 2007 door te stellen dat hen ten onrechte een bewijsopdracht is verstrekt. Volgens vaste rechtspraak mag een appellant in zijn memorie van grieven echter ook grieven richten tegen beslissingen in het voorafgaand gewezen tussenvonnis wanneer van dit tussenvonnis niet eerder in appel is gekomen (zie onder meer Hoge Raad 22 oktober 1993 NJ 1994, 509 en Hoge Raad 26 oktober 2001 NJ 2001, 665). [appellanten] hebben weliswaar nagelaten in de memorie van grieven alsnog vernietiging van het tussenvonnis van 28 november 2007 te vorderen maar dat neemt niet weg dat uit het feit dat zij een (weliswaar niet als zodanig aangeduide maar wel onmiskenbare) grief tegen dat tussenvonnis hebben gericht, volgt dat zij wel bedoeld hebben ook tegen dit tussenvonnis te appelleren. Nu dat voor Privateer Yachts ook kenbaar was - zij is nadrukkelijk op de grief ingegaan - is zij niet in haar procesbelangen geschaad door het feit dat [appellanten] niet expliciet vernietiging van het tussenvonnis hebben gevorderd. Het hof acht [appellanten] dan ook ontvankelijk in hun appel tegen dat tussenvonnis en zal de ertegen gerichte grief behandelen.
Met betrekking tot de grieven
3.5. Met de verholen grief stellen [appellanten] de vraag aan de orde op wie van beide partijen de bewijslast omtrent de indeling in de passende functiegroep en salarisschaal rust. Het hof overweegt dat op grond van het bepaalde in art. 150 Rv op [appellanten] de stelplicht en de bewijslast rust van hun stelling dat [appellant 1], [appellant 3] en [appellant 2] betaald hadden moeten worden op basis van salarisklasse 4 c.q. 6 in het geval dat Privateer Yachts deze stelling betwist. Nu in art. 8 van de CAO echter is bepaald dat de werkgever de werknemer moet inschalen - waartegen de werknemer zo nodig de in de CAO nader omschreven bezwaarprocedure kan instellen - kan Privateer Yachts niet volstaan met een eenvoudige ontkenning van de stellingen van [appellanten] maar zal zij haar betwisting deugdelijk moeten motiveren door nader te omschrijven en zo nodig met bescheiden te onderbouwen welke werkzaamheden zij gedurende de hier van belang zijnde periode aan [appellanten] heeft opgedragen en welke inschaling bij deze werkzaamheden hoort.
Privateer Yachts heeft deze toelichting in het geding in eerste aanleg niet gegeven. Partijen hebben tijdens de comparitie van partijen van 6 december 2006 geprobeerd daarover met elkaar afspraken te maken, maar zij zijn er niet in geslaagd in onderling overleg tot een vaststelling van de door [appellanten] verrichte werkzaamheden te komen. [appellant 1], [appellant 3] en [appellant 2] hebben in het geding in eerste aanleg in een schriftelijke verklaring toegelicht welke werkzaamheden zij vanaf hun indiensttreding hebben verricht. Namens Privateer Yachts heeft de heer [naam], de vorige eigenaar van Privateer Yachts (verder te noemen [vorige eigenaar Privateer]) tijdens de comparitie van partijen op 9 oktober 2005 op deze overzichten gereageerd. Een door hem opgestelde verklaring is aan het proces-verbaal van de zitting gehecht. Deze reactie van [vorige eigenaar Privateer] is gelet op de nauwkeurige omschrijvingen in bijlage II van de CAO van de functies Machinaal houtbewerker en Meubelmaker dan wel Watersportmonteur en Allround monteur echter te vaag om daaruit te kunnen afleiden in welke salarisklasse [appellant 1], [appellant 3] en [appellant 2] hadden moeten worden ingeschaald. Deze verklaring kan dus niet als een gemotiveerde betwisting van de stellingen van [appellanten] worden aangemerkt.
3.6. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt dat, nu Privateer Yachts de stellingen van [appellanten] onvoldoende gemotiveerd heeft betwist, de kantonrechter ten onrechte aan [appellanten] bewijs heeft opgedragen ten einde vast te stellen welke feitelijke werkzaamheden, deel uitmakend van hun functie, door [appellant 1], [appellant 3] en [appellant 2] zijn verricht en om te komen tot een beoordeling in welke functieklasse de vastgestelde functie moet worden ingedeeld.
De verholen grief slaagt derhalve. Of dat [appellanten] kan baten, zal hierna blijken.
3.7. Nu Privateer Yachts ook in hoger beroep haar stellingen omtrent de juiste functiewaardering en inschaling van [appellant 1], [appellant 3] en [appellant 2] niet nader heeft toegelicht en daarmee niet aan haar verzwaarde stelplicht heeft voldaan, moet op grond van het bepaalde in art. 149 Rv van de juistheid van de stellingen van [appellanten] dienaangaande worden uitgegaan. Het hof gaat er dan ook vanuit dat [appellanten] onjuist zijn ingeschaald. Privateer Yachts heeft ook in hoger beroep weliswaar aangeboden haar stellingen te bewijzen, maar nu Privateer Yachts haar stellingen onvoldoende heeft onderbouwd, komt het hof echter niet toe aan het geven van een bewijsopdracht.
3.8. Uit hetgeen hiervoor is overwogen, volgt nog niet dat de vorderingen van [appellanten] toewijsbaar zijn. Op grond van de devolutieve werking van het appel dient het hof de in eerste aanleg gevoerde, en niet ondubbelzinnig prijsgegeven, verweren van Privateer Yachts te behandelen.
3.9. Privateer Yachts heeft in het geding in eerste aanleg een beroep gedaan op de verjaring van de vordering van [appellanten] en betwist dat [appellant 1], [appellant 3] en [appellant 2] zich op ondubbelzinnige wijze het recht op nakoming hebben voorbehouden. Er is niet gesteld of gebleken dat Privateer Yachts dit verweer in hoger beroep heeft prijsgegeven.
3.10. Het hof overweegt dienaangaande dat [appellanten] ter onderbouwing van hun stelling dat de verjaring van de vordering is gestuit, alleen een brief van Privateer Yachts aan de gemachtigde van [appellanten] van 10 november 2004 hebben overgelegd. Privateer Yachts betwist in deze brief de stelling van FNV Bouw dat de HISWA-CAO op haar bedrijf van toepassing zou zijn. Nu de vraag welke CAO op de arbeidsovereenkomsten van toepassing was, ook van belang was voor de vraag of en zo ja welke pensioenregeling moest worden toegepast, en dit geschil tussen partijen onderwerp van debat was in de door Privateer Yachts tegen onder meer [appellanten] aanhangig gemaakte procedure in conventie, kan uit deze brief niet worden afgeleid dat [appellanten] zich ondubbelzinnig hun recht tot nakoming van de CAO voor zover het om de juiste inschaling gaat, hebben voorbehouden. [appellanten] hebben de brief van FNV Bouw, waarop de brief van 10 november 2004 een reactie vormt, niet overgelegd, zodat niet duidelijk is of in laatstgenoemde brief wel uitdrukkelijk aanspraak wordt gemaakt op betaling van het salaris dat met een correcte inschaling is gemoeid. [appellanten] hebben hun stelling dat de verjaring is gestuit, dan ook onvoldoende onderbouwd.
3.11. Uit hetgeen hiervoor is overwogen volgt derhalve dat Privateer Yachts terecht een beroep op verjaring heeft gedaan. De conclusie van eis in reconventie is op 29 maart 2006 genomen. Voor zover de vorderingen van [appellant 1] en [appellant 3] betrekking hebben op de periode voor 29 maart 2001, zijn deze dus verjaard. De vordering van [appellant 2] was ten tijde van het instellen daarvan nog niet geheel of gedeeltelijk verjaard.
Het hof zal de zaak naar de rol verwijzen teneinde [appellant 1] en [appellant 3] in de gelegenheid te stellen hun vorderingen met inachtneming van hetgeen hiervoor is overwogen, nader toe te lichten.
3.12. De bespreking van grief 1 zal worden aangehouden totdat partijen zich hebben uitgelaten zoals hiervoor onder 3.11. is vermeld.
De beslissing
Het gerechtshof:
verwijst de zaak naar de rol van dinsdag 4 januari 2011 teneinde [appellanten] in de gelegenheid te stellen bij akte hun stellingen aan te passen zoals hiervoor bedoeld onder 3.11.;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs M.E.L. Fikkers, H.de Hek en M.C.D. Boon-Niks en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dinsdag 7 december 2010 in bijzijn van de griffier.