ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ5150

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
1 maart 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.069.009
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging ondertoezichtstelling na inschakeling van hulp door de moeder

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 maart 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende de ondertoezichtstelling van een minderjarige. De moeder, appellante, had eerder hulp geweigerd, maar heeft inmiddels de nodige stappen ondernomen door hulp in te schakelen van 'De Molendrift'. Het hof heeft beoordeeld of de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam kind], geboren in 2002, moest worden verlengd. De beoordeling richtte zich op de vraag of de zedelijke of geestelijke belangen van [naam kind] ernstig bedreigd werden en of andere middelen om deze bedreiging af te wenden gefaald hadden.

Het hof heeft vastgesteld dat de moeder haar medewerking heeft verleend aan een onderzoek bij 'De Molendrift', waaruit bleek dat zij in staat is om aan te sluiten bij de ADHD-problematiek van [naam kind]. De moeder heeft ingestemd met een hulpverleningstraject, dat tien begeleidingsgesprekken omvat. Het hof heeft er vertrouwen in dat de moeder deze hulp in de toekomst zal blijven aanvaarden, wat de noodzaak van de ondertoezichtstelling wegneemt.

De beschikking van de kinderrechter is gedeeltelijk vernietigd, waarbij de ondertoezichtstelling is opgeheven. Het hof heeft benadrukt dat het van belang is dat de moeder de hulpverlening voortzet, omdat een toekomstige ondertoezichtstelling niet uitgesloten is indien zij deze hulp niet blijft aanvaarden. De beslissing is uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en de beschikking is voor het overige bekrachtigd.

Uitspraak

Beschikking d.d. 1 maart 2011
Zaaknummer 200.069.009
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[naam moeder],
wonende te op een geheim adres,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat voorheen mr. A. de Haan, kantoorhoudende te Heerenveen,
thans geen advocaat,
tegen
Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering,
gevestigd te Leeuwarden,
geïntimeerde,
hierna te noemen: LJ&R,
Belanghebbende:
[naam vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader.
advocaat mr. H.A. de Boer, kantoorhoudende te Sneek.
De inhoud van de tussenbeschikking van 23 november 2010 wordt hierbij overgenomen.
Het verdere procesverloop
Na voormelde tussenbeschikking is ter griffie van het hof ingekomen een brief van 30 december 2010 en een brief van 6 januari 2011 met bijlagen van LJ&R.
Ter zitting van 28 januari 2011 is de zaak opnieuw behandeld. Verschenen zijn de moeder, de heer Dusschoten namens LJ&R, en de vader, bijgestaan door zijn advocaat. Namens de Raad voor de Kinderbescherming (hierna: de raad) is de heer Kelderhuis verschenen.
De beoordeling
1. Voor het antwoord op de vraag of de duur van de ondertoezichtstelling van [naam kind] moet worden verlengd, dient te worden beoordeeld of [naam kind] zodanig opgroeit, dat zijn zedelijke of geestelijke belangen of zijn gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen.
2. Met het oog op deze vraag heeft het hof de zaak aangehouden en de moeder in de gelegenheid gesteld om mee te werken aan een onderzoek bij 'De Molendrift'. Bij 'De Molendrift' is bekeken of de moeder over voldoende draagkracht en/of over voldoende opvoedingsvaardigheden beschikt om [naam kind] - met zijn specifieke problematiek (te weten: ADHD en daaraan gekoppelde gedragsproblematiek) - te begeleiden.
3. Gebleken is dat de moeder haar medewerking heeft verleend aan het onderzoek bij 'De Molendrift'. LJ&R heeft het hof - bij brief van 6 januari 2011 - een afschrift van de rapportage van G. Hunse, orthopedagoog en gz-psycholoog van 'De Molendrift', doen toekomen.
4. Hunse geeft aan dat de gecombineerde problematiek van [naam kind] vraagt om een specifieke afstemming. Bij [naam kind] zijn ADHD en kenmerken van PPD-NOS geconstateerd. De moeder is, volgens Hunse, over het algemeen voldoende in staat om aan te sluiten bij de ADHD-problematiek van [naam kind]. Omdat er daarnaast ook rekening moet worden gehouden met momenten waarop [naam kind] situaties niet goed kan overzien en reacties te negatief kan opvatten, is nadere opvoedingsondersteuning van belang. Hiervoor kan vanuit 'De Molendrift' een hulpverleningstraject worden opgestart.
5. De moeder is akkoord gegaan met het door 'De Molendrift' voorgestelde hulpverleningstraject. In dit kader zullen er tien begeleidingsgesprekken plaatsvinden met de moeder. De gesprekken vinden plaats op de school van [naam kind].
6. De moeder heeft verklaard dat zij de hulpverlening die 'De Molendrift' haar heeft geboden, zal blijven aanvaarden, ook als er geen sprake meer zal zijn van een ondertoezichtstelling van [naam kind]. De moeder wil graag dat het blijvend goed gaat met [naam kind] en dat 'De Molendrift' haar daarbij zal blijven helpen.
7. De moeder heeft 'De Molendrift' gevraagd om haar ook te begeleiden met het op gang brengen van de omgang tussen de vader en [naam kind]. De vader en de moeder hebben al een tijdje weer een relatie met elkaar, maar wonen niet samen. Er heeft nog geen contact tussen [naam kind] en de vader plaatsgevonden. De moeder en de vader zijn van mening dat het contact tussen de vader en [naam kind] geleidelijk aan moet worden opgebouwd omdat [naam kind] een erg gevoelig jongetje is. LJ&R geeft aan dat de vader op dit moment nog geen plaats heeft in het leven van [naam kind] en dat er daarom niet direct omgang tussen de vader en [naam kind] kan worden opgestart. Er wordt thans door de raad onderzoek gedaan naar mogelijke omgang tussen de vader en [naam kind]. 'De Molendrift' heeft aangegeven in het opstarten van het contact tussen de vader en [naam kind] een begeleidende rol te willen spelen. Dit wordt door LJ&R ondersteund. De vader stelt rustig te blijven wachten totdat het mogelijk is om contact met [naam kind] te hebben. Ook indien geen sprake meer is van een ondertoezichtstelling, zal de vader wachten met het zoeken van contact met [naam kind] totdat 'De Molendrift' het in het belang van [naam kind] acht om contact tussen de vader en [naam kind] te laten plaatsvinden.
8. De ondertoezichtstelling is naar het oordeel van het hof terecht verlengd door de kinderrechter omdat de moeder bleef weigeren om hulp in een vrijwillig kader te aanvaarden ten aanzien van de verzorging en opvoeding van [naam kind]. De moeder heeft thans de hulp van 'De Molendrift' ingeschakeld en het hof heeft er voldoende vertrouwen in dat de moeder deze hulp in de toekomst zal blijven aanvaarden. De maatregel van de ondertoezichtstelling is daarom niet langer noodzakelijk, omdat deze hulp de bedreiging van de belangen van [naam kind] in voldoende mate wegneemt.
9. Het hof wenst ten overvloede nog op te merken dat het van belang wordt geacht dat 'De Molendrift' de moeder blijft ondersteunen. De moeder dient zich te realiseren dat wanneer zij deze vrijwillige hulpverlening niet zal doorzetten, het belang van [naam kind] met zich kan brengen dat een ondertoezichtstelling in de toekomst weer noodzakelijk zal kunnen zijn.
Slotsom
10. De beschikking waarvan beroep dient gedeeltelijk te worden vernietigd en er zal opnieuw worden beslist zoals hieronder aangegeven.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de beschikking waarvan beroep voor zover het de ondertoezichtstelling betreft voor de periode met ingang van de datum van deze beschikking;
en opnieuw beslissende:
heft op de ondertoezichtstelling van de minderjarige [naam kind], geboren op [2002], met ingang van de datum van deze beschikking;
verklaart deze beschikking uitvoerbaar bij voorraad;
bekrachtigt de beschikking waarvan beroep voor het overige;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. G.M. van der Meer, voorzitter, J.D.S.L. Bosch en R. Feunekes, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 1 maart 2011 in bijzijn van de griffier.