ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ5219
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- W. Breemhaar
- B.J.H. Hofstee
- R.E. Weening
- Rechtspraak.nl
Huwelijksvermogensrecht en verdeling van de ontbonden huwelijksgoederengemeenschap
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, ging het om een geschil tussen twee voormalige echtgenoten, [appellant] en [geïntimeerde], over de verdeling van hun ontbonden huwelijksgoederengemeenschap. Het huwelijk van partijen, dat op 26 maart 1998 in algehele gemeenschap van goederen werd gesloten, werd ontbonden door een echtscheidingsbeschikking van de rechtbank Leeuwarden op 18 april 2007. De ontbinding werd op 2 mei 2007 ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Partijen hadden op 5 maart 2007 een overeenkomst gesloten over de verdeling van hun huwelijksgoederen, maar er ontstond onenigheid over de interpretatie van deze overeenkomst.
Het hof oordeelde dat de grieven van [appellant] slagen, waarbij het hof de bewijskracht van de notariële akte van 28 november 2007 in aanmerking nam. Deze akte bevatte verklaringen van partijen over de verdeling van de huwelijksgoederengemeenschap. Het hof concludeerde dat partijen bij het aangaan van de overeenkomst op 5 maart 2007 een algehele verdeling voor ogen hadden, en dat [geïntimeerde] geen tegenbewijs had geleverd tegen deze stelling. Hierdoor werd vastgesteld dat de huwelijksgoederengemeenschap volledig was verdeeld.
Het gerechtshof vernietigde het eerdere vonnis van 30 september 2009 en wees de vorderingen van [geïntimeerde] af. Tevens werd besloten dat de proceskosten in zowel de eerste aanleg als in hoger beroep door beide partijen zelf gedragen zouden worden, gezien hun status als gewezen echtgenoten.