ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ5285

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
8 februari 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.079.634-01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing verzoek voorlopige voorziening kinderalimentatie in echtscheidingsprocedure

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 8 februari 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep betreffende een verzoek om een voorlopige voorziening inzake kinderalimentatie. De man, die in hoger beroep is gegaan tegen de echtscheiding, verzocht het hof om de kinderalimentatie voor zijn drie minderjarige kinderen op nihil te stellen. De man had zijn verzoek ingediend via een verzoekschrift dat op 4 januari 2011 bij de griffie was binnengekomen. De partijen waren in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd en hebben drie kinderen: geboren in 2002, 2003 en 2006.

Het hof overwoog dat de man geen belang had bij het treffen van de voorlopige voorziening, omdat hij reeds in hoger beroep was gegaan tegen de echtscheiding. Hierdoor kon de echtscheiding niet worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand, wat betekent dat de verplichting tot betaling van kinderalimentatie nog niet inging. Het hof merkte op dat de man zijn belang bij het verzoek niet voldoende had toegelicht, en dat het verzoek afweek van wat gebruikelijk is. De man had pas belang bij een verzoek als de echtscheiding was ingeschreven.

Uiteindelijk heeft het hof het verzoek van de man tot het treffen van een voorlopige voorziening afgewezen. De vrouw had geen verweerschrift ingediend en het hof heeft de mondelinge behandeling achterwege gelaten op basis van een faxbericht van 26 januari 2011, ondertekend door beide advocaten. De beslissing van het hof werd uitgesproken in aanwezigheid van de griffier.

Uitspraak

Beschikking d.d. 8 februari 2011
Zaaknummer: 200.079.634/02
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking voorlopige voorziening in de zaak van
[verzoeker],
wonende te [woonplaats],
appellant,
hierna te noemen: de man,
advocaat mr.K.N. Holtrop, kantoorhoudende te Ens,
tegen
[verweerster],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
hierna te noemen: de vrouw,
advocaat mr. B. Bijlsma, kantoorhoudende te Almere.
Het geding in hoger beroep
Bij verzoekschrift, binnengekomen op de griffie op 4 januari 2011, heeft de man het hof verzocht om bij wege van voorlopige voorziening de kinderalimentatie ten behoeve van de drie hierna genoemde minderjarige kinderen van partijen op nihil te stellen.
De vrouw heeft geen verweerschrift ingediend.
Het hof heeft kennisgenomen van het faxbericht van 26 januari 2011 dat door beide advocaten is ondertekend.
Gelet op de inhoud van het faxbericht van 26 januari 2011 heeft het hof de mondelinge behandeling, die op 4 februari 2011 zou plaatsvinden, achterwege gelaten.
De beoordeling
1. Partijen zijn [in 2000] in gemeenschap van goederen met elkaar gehuwd. Tijdens het huwelijk zijn drie kinderen geboren: [in 2002] [kind 1], op [in 2003] [kind 2] en op [in 2006] [kind 3]
2. Bij beschikking van 6 oktober 2010 heeft de rechtbank onder meer de echtscheiding tussen partijen uitgesproken en bepaald dat de man met ingang van de datum van inschrijving van de echtscheidingsbeschikking in de registers van de burgerlijke stand € 250,- per kind per maand aan de vrouw moet betalen als bijdrage in de kosten van verzorging en opvoeding van de minderjarigen.
3. De man heeft hoger beroep ingesteld tegen die beschikking. De hoofdzaak is geregistreerd onder nummer 200.079.634/01.
4. Het verzoek van de man behelst het treffen van een voorlopige voorziening in het kader van de echtscheidingsprocedure tussen partijen. Op zichzelf kan een verzoek tot het treffen van voorlopige voorzieningen door het hof worden behandeld, nu de hoofdzaak daar ook aanhangig is en niet eerder voorlopige voorzieningen tussen partijen zijn getroffen.
5. Hoewel partijen geen geschil op dit punt lijken te hebben, kan het verzoek van de man niet worden toegewezen omdat hij daarbij geen belang heeft. Immers, wat hij wenst te bereiken - het niet behoeven te betalen van kinderalimentatie, waarbij overigens uit het faxbericht van 26 januari 2011 niet is op te maken of partijen het slechts voor de duur van de hoger beroep-procedure daarover eens zijn, of ook als definitieve beslissing - heeft hij reeds bereikt door in het hoger beroep tegen de beschikking van 6 oktober 2010 mede de echtscheiding te betrekken, waardoor de echtscheiding niet kan worden ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand en de verplichting tot betaling van kinderalimentatie uit hoofde van genoemde beschikking dus niet ingaat, omdat die eerst ingaat op de datum van bedoelde inschrijving.
6. Nu het voorliggende verzoek afwijkt van hetgeen gebruikelijk is, had de man zijn belang daarbij moeten toelichten aangezien dat, zoals uit het bovenstaande blijkt, zonder dergelijke toelichting niet blijkt.
7. De man kan pas belang hebben bij een verzoek met de strekking als het onderhavige op het moment dat de echtscheiding is ingeschreven in de registers van de burgerlijke stand. Het zou dan echter voor de hand liggen dat de man in dat geval schorsing van de uitvoerbaarheid bij voorraad van de beschikking van
6 oktober 2010 op het punt van de kinderalimentatie zou verzoeken, hangende de procedure ten gronde bij het hof.
8. Waar partijen het echter eens lijken te zijn ligt de noodzaak om een dergelijk verzoek te doen overigens niet voor de hand.
Slotsom
9. Op grond van het vorenstaande zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
wijst het verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening van de man af.
Aldus gegeven door mrs. J.D.S.L. Bosch, voorzitter, R. Feunekes en E. Maan, raden, en uitgesproken ter openbare terechtzitting op 8 februari 2011 in bijzijn van de griffier.