ECLI:NL:GHLEE:2011:BQ5859

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
24 mei 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.058.213/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aansluit- en transportovereenkomst tussen netbeheerder Enexis B.V. en particuliere appellanten met betrekking tot gas en elektriciteit

In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, gaat het om een geschil tussen twee particuliere appellanten en Enexis B.V., de netbeheerder. De appellanten hebben een aansluit- en transportovereenkomst met Enexis gesloten voor de levering van gas en elektriciteit. De zaak is ontstaan nadat Enexis de appellanten had afgesloten van elektriciteit wegens onbetaalde facturen. De appellanten hebben in eerste aanleg vorderingen ingesteld tegen Enexis, waaronder een verzoek om een schadevergoeding van € 5.000 en een verifieerbare afrekening van de meterstanden. Enexis heeft in reconventie een bedrag van € 2.706,51 gevorderd van de appellanten, als betaling voor de openstaande kosten.

In eerste aanleg heeft de kantonrechter de vorderingen van de appellanten afgewezen, terwijl de vordering van Enexis gedeeltelijk is toegewezen. De appellanten hebben vervolgens hoger beroep ingesteld. Tijdens de comparitie van partijen op 10 maart 2011 zijn de feiten en de vorderingen verder besproken. Het hof heeft vastgesteld dat de appellanten de door Enexis gefactureerde kosten van € 620,78 voor netwerk- en meterkosten hebben erkend, maar dat hun vordering wegens gebrek aan belang niet toewijsbaar was.

Het hof heeft de beslissing van de kantonrechter bekrachtigd en de appellanten veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep. De kosten zijn begroot op € 263,-- aan verschotten en € 1.264,-- aan salaris voor de procureur. Het hof heeft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad verklaard en het anders of meer gevorderde afgewezen.

Uitspraak

Arrest d.d. 24 mei 2011
Zaaknummer 200.058.213/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
1. [appellant sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [appellante sub 2],
wonende te [woonplaats],
appellanten,
in eerste aanleg: eisers in conventie en verweerders in reconventie,
hierna gezamenlijk te noemen: [appellanten],
advocaat: mr. E.T. van Dalen, kantoorhoudende te Groningen,
tegen
Enexis B.V.,
gevestigd te Rosmalen,
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie en eiseres in reconventie,
hierna te noemen: Enexis,
advocaat: mr. J.P. van der Werf, kantoorhoudende te Groningen.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 1 maart 2011 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Ingevolge het genoemde tussenarrest heeft op 10 maart 2011 een comparitie van partijen plaatsgevonden. Hiervan is proces-verbaal opgemaakt.
Vervolgens heeft het hof op verzoek van partijen een dag bepaald voor het wijzen van arrest.
Het hof zal thans met instemming van partijen recht doen op het door [appellanten] ten behoeve van de comparitie van partijen ingezonden procesdossier, aan welk dossier het hof ambtshalve een afschrift van het voornoemde proces-verbaal heeft toegevoegd.
De verdere beoordeling
1. De vaststaande feiten
Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 1 (1.1 tot 1.5) van het beroepen vonnis van 20 januari 2010, hierna te noemen het beroep vonnis, bestaat tussen partijen geen verschil van mening, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan.
2. De bedoelde feiten zijn de volgende:
(i) [appellanten] en Enexis zijn een aansluit- en transportovereenkomst aangegaan op grond waarvan Enexis als netbeheerder zorgt voor het in stand houden van de aansluiting en/of het transport van elektriciteit en gas naar [appellanten] [appellanten] zijn aan Enexis daarvoor een vergoeding voor de netwerkkosten verschuldigd.
(ii) [appellanten] hebben de woning aan de [adres 1] te [woonplaats], waarvoor de overeenkomst is aangegaan, op 21 mei 2004 in eigendom verkregen.
(iii) [appellanten] hebben gekozen voor het zogeheten netbeheerdersmodel. De netbeheerder, Enexis, brengt daarbij de netwerkkosten rechtstreeks bij [appellanten] in rekening.
(iv) Enexis heeft [appellanten] door middel van toegezonden voorschotnota’s en jaarrekeningen vanaf 21 mei 2004 de kosten in rekening gebracht. [appellanten] zijn niet tot betaling overgegaan. Enexis heeft [appellanten] herinneringen en sommaties gestuurd.
(v) Enexis heeft, na hen van dat voornemen op de hoogte te hebben gesteld, [appellanten] op 17 december 2008 afgesloten van elektriciteit. [appellanten] hebben tegen die afsluiting een kort geding aanhangig gemaakt. Tijdens de mondelinge behandeling op 2 februari 2009 is ten overstaan van de voorzieningenrechter overeengekomen dat Enexis [appellanten] weer op de elektriciteit zal aansluiten, dat
[appellanten] vanaf 1 februari 2009 aan Enexis bij wege van voorschot maandelijks een bedrag zullen betalen van € 25,-- en tevens dat [appellanten] het geschil over de niet betaalde facturen ter beslechting aan de kantonrechter zullen voorleggen. Enexis is daarop weer tot aansluiting overgegaan.
3. De vordering van [appellanten] als oorspronkelijk eisers
[appellanten] hebben als oorspronkelijk eisers in conventie gevorderd om bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad:
a. Enexis te veroordelen om aan hen te betalen een bedrag van € 5.000,--, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de dag der dagvaarding tot dag der algehele voldoening;
b. Enexis te veroordelen om binnen twee weken na betekening van het vonnis aan hun raadsman een verifieerbare afrekening te verstrekken ter zake van de meterstanden in de periode 19 mei 2004 – 13 februari 2009 van de door hen bewoonde onroerende zaak, staande en gelegen te
[postcode] [woonplaats] aan het adres [adres 1], ter zake van elektra laag, elektra hoog en gas, op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 50,-- voor iedere dag dat Enexis nalatig zal zijn aan de inhoud van dit gebod te voldoen;
met veroordeling van Enexis in de kosten van het geding.
4. De vordering van Enexis als oorspronkelijk eiseres in reconventie
Enexis heeft als oorspronkelijk eiseres in reconventie gevorderd bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [appellanten] te veroordelen om aan haar te betalen een bedrag van € 2.706,51, althans een in goede justitie vast te stellen bedrag, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf de dag van de conclusie van eis in reconventie, zijnde 27 mei 2009, tot aan de dag der volledige voldoening, met veroordeling van [appellanten] in de kosten van het geding.
De beslissing in eerste aanleg
5. In eerste aanleg heeft de kantonrechter in conventie de vorderingen van [appellanten] afwezen, terwijl de kantonrechter in reconventie
[appellanten] heeft veroordeeld om aan Enexis te voldoen een bedrag van
€ 1.399,03 vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 27 mei 2009 over
€ 1.165,80. [appellanten] zijn zowel in conventie als in reconventie in de kosten van het geding veroordeeld.
Met betrekking tot de grieven:
6. Het hof ziet aanleiding de door [appellanten] opgeworpen grieven gezamenlijk te behandelen.
7. In de eerste plaats is in hoger beroep aan de orde de verschuldigdheid van het door Enexis in totaal gefactureerde bedrag ten belope van € 620,78 aan netwerk- en meterkosten, ter zake waarvan de facturen door Enexis bij conclusie van antwoord in conventie tevens conclusie van eis in reconventie in het geding zijn gebracht. Ter comparitie zijn deze facturen door Enexis toegelicht en besproken en uiteindelijk door [appellanten] akkoord bevonden, zoals blijkt uit de in het proces-verbaal van 10 maart 2011 gerelateerde verklaring van [appellanten]
8. Het in de vordering van Enexis begrepen bedrag van € 620,78 is derhalve toewijsbaar. Daarentegen is de vordering van [appellanten], als hiervoor in rechtsoverweging 3 onder b vermeld, wegens gebrek aan belang niet toewijsbaar.
9. Bovendien is in hoger beroep aan de orde de verschuldigdheid van het door Enexis gevorderde bedrag ten belope van € 545,02 aan afsluit- en heraansluitkosten. Het hof leest in de grieven en in de daarop gegeven toelichting, behoudens het ter comparitie aangevoerde, geen andere relevante stellingen of verweren dan die reeds in eerste aanleg zijn aangevoerd en door de rechtbank gemotiveerd verworpen. Het hof onderschrijft hetgeen de rechtbank ter motivering van haar beslissing heeft overwogen en neemt die motivering over. Het hof kan [appellanten] niet volgen in hun redenering dat de afsluit- en aansluitkosten zonder grond zouden zijn gemaakt. In de kern komt hun standpunt immers erop neer dat Enexis haar contractuele prestatie zou moeten verrichten zonder gehoudenheid van [appellanten] tot het verrichten van de overeengekomen tegenprestatie. Een dergelijk standpunt vindt geen steun in het recht. Bovendien komen de gemaakte kosten het hof niet bovenmatig voor. Bijgevolg moet naar het oordeel van het hof ook het standpunt van [appellanten] dat de litigieuze afsluiting met een storing zou moeten worden gelijkgesteld en zij deswege jegens Enexis aanspraak zouden kunnen maken op een vergoeding, worden verworpen.
10. Het in de vordering van Enexis begrepen bedrag van € 545,02 is derhalve toewijsbaar. Daarentegen is de vordering van [appellanten], als hiervoor in rechtsoverweging 3 onder a vermeld, niet toewijsbaar.
De slotsom
11. Het hiervoor overwogene leidt tot de conclusie dat de grieven van [appellanten] falen en dat het beroepen vonnis moet worden bekrachtigd. [appellanten] moeten als de in het ongelijk te stellen partij in de kosten van het geding in hoger beroep worden veroordeeld. Deze kosten zullen voor wat het salaris voor de advocaat betreft worden berekend volgens het liquidatietarief voor de hoven (tarief I, 2 pt. à € 632,--)
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt het beroepen vonnis;
veroordeelt [appellanten] in de kosten van het geding in hoger beroep en begroot deze kosten tot aan deze uitspraak op € 263,-- aan verschotten en € 1.264,-- aan salaris voor de procureur;
verklaart vorenstaande kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het anders of meer gevorderde.
Aldus gewezen door mrs. W. Breemhaar, voorzitter, B.J.H. Hofstee en R.E. Weening, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 24 mei 2011 in bijzijn van de griffier.