ECLI:NL:GHLEE:2011:BR2333
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- W. Breemhaar
- M.W. Zandbergen
- B.J.H. Hofstee
- Rechtspraak.nl
Subjectieve cumulatie van vorderingen in hoger beroep met betrekking tot onroerende zaken
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden werd behandeld, ging het om een hoger beroep van [appellant] tegen een vonnis van de rechtbank Leeuwarden. De zaak betreft subjectieve cumulatie van vorderingen, waarbij [geïntimeerden] elk afzonderlijk een vordering hebben ingesteld tegen [appellant]. De rechtbank had eerder geoordeeld dat de vorderingen van de drie eisers, [geïntimeerde 1], [geïntimeerde 2] en [geïntimeerde 3], ieder voor zich onder de appelgrens van € 1.750,00 blijven. Dit betekende dat [appellant] niet ontvankelijk kon worden verklaard in zijn appel.
De feiten van de zaak zijn als volgt: [appellant] had een boerderij met 25 hectare weiland aangekocht en na verkoop resteerde er een bedrag van € 127.481,00. [appellant] had aan elk van de [geïntimeerden] een bedrag van € 7.500,00 voldaan, maar de [geïntimeerden] vorderden in totaal € 5.000,00 van [appellant] voor rente en kosten. De kantonrechter had in eerste aanleg geoordeeld dat de vorderingen van de [geïntimeerden] toewijsbaar waren, maar [appellant] ging in hoger beroep.
Het hof oordeelde dat de vorderingen van de [geïntimeerden] niet bij elkaar opgeteld mochten worden voor de beoordeling van de appellabiliteit, omdat het hier ging om subjectieve cumulatie. De vorderingen bleven ieder voor zich onder de appelgrens, waardoor het hof [appellant] niet-ontvankelijk verklaarde in zijn appel. Tevens werd [appellant] veroordeeld in de kosten van het geding in hoger beroep.