4.1 Ten aanzien van het antwoord op de vraag of belanghebbende in het jaar 2005 een aftrekbare gift heeft gedaan aan de Diabetesvereniging Nederland, heeft de Rechtbank het volgende overwogen (het Hof heeft “eiser” gewijzigd in “belanghebbende” en “verweerder” in “de Inspecteur “):
“3.1 Ingevolge artikel 6.32 van de Wet inkomstenbelasting 2001 (de Wet) worden twee soorten giften onderscheiden: periodieke giften en andere giften. Onder giften wordt volgens artikel 6.33, aanhef en onderdeel a, van de Wet verstaan: bevoordelingen uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenoverstaat. Ingevolge artikel 6.35 van de Wet (tekst 2005) wordt onder andere giften verstaan: giften aan in Nederland gevestigde instellingen.
3.2 Volgens vaste jurisprudentie moet onder giften worden verstaan: waardeverschuivingen uit het vermogen van de gever naar dat van de begiftigde, waardoor diens vermogen wordt vergroot (zie onder meer HR, 12 januari 1972, nr. 16695, onder meer gepubliceerd in BNB 1972/44).
3.3 Gelet op het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat, nu belanghebbende geen kosten heeft gemaakt ten behoeve van (zijn werkzaamheden voor) de Diabetesvereniging Nederland en evenmin recht had op een vergoeding (voor zijn werkzaamheden ten behoeve) van de Diabetesvereniging Nederland, er geen sprake is van een waardeverschuiving uit het vermogen van belanghebbende naar dat van de Diabetesvereniging Nederland, zodat volgens vaste jurisprudentie geen sprake is van een gift.
3.4 Wat betreft belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel is de rechtbank van oordeel dat belanghebbendes grief dat zijn situatie vergelijkbaar is met een vrijwilliger die een al dan niet belaste vergoeding ontvangt (zie 2.3) faalt nu onder 3.3 is geconcludeerd dat in belanghebbendes situatie geen sprake is van een vermogensverschuiving, terwijl dat naar het oordeel van de rechtbank in de door belanghebbende aangedragen situaties wel het geval is, zodat geen sprake is van gelijke gevallen.
3.5 Voor zover belanghebbendes beroep op het gelijkheidsbeginsel is gegrond op de stelling dat in vergelijkbare gevallen een juiste wetstoepassing achterwege is gebleven als gevolg van een bepaald (niet gepubliceerd) beleid dat wordt gecoördineerd op een hoger niveau dan dat van alleen de betrokken eenheid van de Belastingdienst, de door belanghebbende gestelde regeling ten aanzien van niet nader te noemen vrijwilligers voor een stichting van uitkeringsgerechtigden, oordeelt de rechtbank dat belanghebbende onvoldoende feiten en omstandigheden heeft aangevoerd, waaruit een dergelijk beleid zou kunnen worden afgeleid.
3.6 Voor zover belanghebbende met zijn verwijzing naar een door hem verzorgde aangifte IB/PVV van een derde, waarbij een vergelijkbare door belanghebbende voorgestelde giftenaftrek werd toegestaan, wat daar overigens ook van zij, een beroep doet op het gelijkheidsbeginsel, overweegt de rechtbank dat voor de toepassing van de meerderheidsregel belanghebbende slechts één vergelijkbare situatie aandraagt. Belanghebbendes beroep faalt naar het oordeel van de rechtbank, reeds omdat de Inspecteur in belanghebbendes zaak tot een andersluidende conclusie komt. Gelet op het voorgaande gaat de rechtbank dan ook voorbij aan belanghebbendes bewijsaanbod in dezen.
3.7 Gelet op het vorenoverwogene dient het beroep ongegrond te worden verklaard.”.
4.2 Het Hof acht dit oordeel juist en op goede gronden gegeven. Het Hof maakt dit oordeel tot de zijne. Het Hof voegt aan dat oordeel nog toe dat, anders dan belanghebbende meent, de Rechtbank terecht heeft geoordeeld dat eerst dan sprake is van een gift, indien de gever verarmt en de begiftigde wordt verrijkt. In het onderhavige geval is van een verarming geen sprake, aangezien belanghebbende niet heeft afgezien van een vrijwilligersbeloning welke hij bij de Diabetesvereniging Nederland kon declareren. Het begrip giften is gedefinieerd in artikel 6.33, eerste lid, van de Wet als “bevoordelingen uit vrijgevigheid en verplichte bijdragen waar geen directe tegenprestatie tegenover staat”. Bevoordelingen uit vrijgevigheid zijn, zoals de Rechtbank met juistheid heeft overwogen, waardeverschuivingen uit het vermogen van de gever naar dat van de begiftigde, waardoor diens vermogen wordt vergroot (vgl. HR 12 januari 1972, nr. 16.695, onder meer gepubliceerd in BNB 1972/44). Uitgaande van haar vaststelling dat belanghebbende geen recht had op enige vorm van beloning voor de door hem op vrijwillige basis verrichte werkzaamheden en de daaraan verbonden gevolgtrekking van de Rechtbank dat geen sprake is geweest van een waardeverschuiving uit het vermogen van belanghebbende naar dat van de Diabetesvereniging Nederland, heeft de Rechtbank terecht geoordeeld dat geen sprake is van een gift (vgl. HR 1 november 1989, nr. 26296, gepubliceerd in onder meer BNB 1989/337).