Arrest d.d. 29 november 2011
Zaaknummer 200.069.557/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant] h.o.d.n. PPT (Professional Pyro Techniek),
wonende te [woonplaats],
appellant,
in eerste aanleg: eiser,
hierna te noemen: [appellant],
advocaat: mr. M.P.H. van Maanen Winters, kantoorhoudende te Zwolle,
[geïntimeerde],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [geïntimeerde],
advocaat: mr. J.J. van der Molen, kantoorhoudende te Groningen,
Het geding in eerste instantie
In eerste aanleg is geprocedeerd en beslist zoals weergegeven in de vonnissen uitgesproken op 1 april 2009 en 24 februari 2010 door de rechtbank Assen.
Het geding in hoger beroep
Bij exploot van 19 mei 2010 is door [appellant] hoger beroep ingesteld van het vonnis d.d. 24 februari 2010 met dagvaarding van [geïntimeerde] tegen de zitting van 20 juli 2010.
De conclusie van de memorie van grieven luidt:
"bij arrest, uitvoerbaar bij voorraad, ook ten aanzien van de kosten, te vernietigen het voormelde, op 24 februari 2010 onder zaaknummer / rolnummer 712403 / HA ZA 09-83 door Rechtbank Assen tussen partijen gewezen vonnis, en, opnieuw rechtdoende [geïntimeerde] alsnog te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan [appellant] te voldoen de som van € 30.641,32, vermeerderd met de wettelijke vertragingsrente als bedoeld in artikel 119a van boek 6 van het burgerlijk wetboek over € 28.957,06 vanaf 1 februari 2009 tot aan de dag der voldoening, met veroordeling van [geïntimeerde] in de kosten van het geding in beide instantiën"
Bij memorie van antwoord is door [geïntimeerde] verweer gevoerd met als conclusie:
"dat uw hof bij arrest, waar mogelijk uitvoerbaar bij voorraad het vonnis van Rechtbank Assen d.d. 24 februari 2010 ( zaaknummer / rolnummer: 71403 / HA ZA 09-83) bekrachtigt, onder veroordeling van appellant in de kosten van dit hoger beroep."
Vervolgens hebben partijen hun zaak schriftelijk doen bepleiten onder overlegging van pleitnota's.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellant] heeft drie grieven opgeworpen.
De beoordeling
De feiten
1. De door de rechtbank in het bestreden vonnis vastgestelde feiten staan tussen partijen in dit hoger beroep niet ter discussie. Daarmee staat vast dat partijen elkaar kennen vanuit de handel in illegaal vuurwerk. Ze hebben in het verleden tezamen vuurwerk opgehaald in Duitsland en hebben diverse hand- en spandiensten voor elkaar verricht.
Het geschil
2. [appellant] heeft in eerste aanleg veroordeling van [geïntimeerde] gevorderd tot betaling van € 30.641,32, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 1 februari 2009. Deze vordering is bij gebrek aan een deugdelijke onderbouwing afgewezen.
De grieven
3. Met de grieven beoogt [appellant] alsnog zijn vordering te onderbouwen en daarmee het geschil opnieuw, in volle omvang, aan het hof voor te leggen. Deze vordering valt uiteen in de hierna te noemen deelvorderingen, welke volgens [appellant] alle in 2008 aan [geïntimeerde] in rekening zijn gebracht bij op 25 november 2006 geantedateerde facturen (productie 1 bij inleidende dagvaarding, nummers 1 tot en met 4).
3.1. € 4.235,80 (factuur 1): verkoop en levering in het vierde kwartaal van 2005 van € 9.240,00 aan vuurwerk, te verrekenen met een vordering van € 2.804,20 (ook vuurwerk) en te verminderen met een betaling van € 2.200,00.
3.2. € 5.401,00 (factuur 2): verkoop en levering in het vierde kwartaal van 2006 van vuurwerk.
3.3. € 11.367,00 (factuur 3; het hof leest: € 11.366,00): maandhuur van een opslagruimte te [plaats], Duitsland over de periode juli 2004 tot september 2005 en september 2005 tot en met september 2006 (€ 5.236,00 en € 3.250,00) en kosten van vervoer van vuurwerk in september 2004, september 2006 en oktober 2006 (het hof begrijpt: € 2.880,00).
3.4. € 6.400,00 (factuur 4): levering van een [Suzuki], een Aprilia bromfiets, een crossmotor en 50 sloffen sigaretten (€ 3.750,00, € 650,00, € 700,00 respectievelijk € 1.000,00) alsmede vergoedingen voor transportwerkzaamheden (€ 100,00 en € 150,00) en bemiddeling (€ 50,00).
4. Op het saldo van deze vorderingen heeft [appellant] € 3.873,00 in mindering gebracht wegens door [geïntimeerde] aan hem geleverde zaken. Een en ander komt uit op het volgende totaal: 4.235,80 + 5.401 + 11.367 + 6.400 - 3.873 = € 23.530,80.
5. de ontvangst door [geïntimeerde] van de bromfiets, crossmotor en sigaretten wordt niet bestreden. [geïntimeerde] betwist wel dat die ontvangst strekte tot levering krachtens verkoop van die zaken. Gelet op dit verweer zal het hof [appellant] toelaten tot bewijs van zijn stelling dat hij deze zaken aan [geïntimeerde] heeft verkocht, en ter zake een vordering heeft wegens vervoer en bemiddeling. Het hof zal [appellant] bovendien bewijs opdragen van de betwiste vordering uit overeenkomst van opslag van vuurwerk in Duitsland, nu op grond van hetgeen daaromtrent is gesteld en gebleken niet de conclusie kan worden getrokken dat sprake is van strijd met de openbare orde (zie hierna). In zoverre zijn de grieven terecht voorgedragen. Voor het overige falen de grieven op voorhand, op de hierna te geven gronden.
6. Het resterende deel van de vorderingen heeft betrekking op overeenkomsten die strekken tot in het Vuurwerkbesluit verboden aflevering, het voorhanden hebben en vervoer van vuurwerk in Nederland. [geïntimeerde] stelt zich terecht op het standpunt dat overeenkomsten met die strekking in strijd komen met de openbare orde en om die reden ingevolge artikel 3:40 BW nietig zijn. [appellant] heeft bij gelegenheid van het pleidooi niet gemotiveerd bestreden dat hij aldus inderdaad illegaal vuurwerk aan [geïntimeerde] heeft afgeleverd, voorhanden heeft gehad en vervoerd. Dat [geïntimeerde] op de hoogte was van het verboden karakter van deze handelingen, doet daar niet aan af.
7. Op de bij pleidooi toegevoegde subsidiaire en meer subsidiaire grondslag (een verplichting - op niet nader aangegeven gronden - tot waardevergoeding als gevolg van de vernietiging en een vordering uit ongerechtvaardigde verrijking) heeft [geïntimeerde] niet meer afdoende kunnen reageren. Die toevoegingen, die onverenigbaar zijn met de primaire grondslag en reeds om die reden nadere discussie vergen, zijn daarmee tardief en zullen niet verder worden besproken.
8. Voor de beoordeling van de te bewijzen vorderingen is niet van belang of de desbetreffende facturen door [geïntimeerde] zijn ontvangen, omdat zulks voor de opeisbaarheid niet van belang is, en bij de rentevordering (waarvoor verzuim is vereist) wordt aangesloten bij de inleidende dagvaarding.
De beslissing
Het gerechtshof:
draagt [appellant] op feiten en omstandigheden te bewijzen waaruit volgt dat hij van [geïntimeerde] opeisbaar te vorderen heeft:
- € 6.400,00 ter zake van levering van een [Suzuki], een Aprilia bromfiets, een crossmotor en 50 sloffen sigaretten, alsmede vergoedingen voor transportwerkzaamheden en bemiddeling;
- € 11.366,00 ter zake van maandhuur van een opslagruimte te [plaats], Duitsland over de periode juli 2004 tot en met september 2005 en september 2005 tot en met september 2006, en kosten van vervoer van vuurwerk in september 2004, september 2006 en oktober 2006;
bepaalt voor zover [appellant] het bewijs zou willen leveren door middel van getuigen dat het verhoor zal plaatsvinden in het Paleis van Justitie, Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden, op een nog nader te bepalen dag en uur voor mr. Zandbergen, hiertoe tot raadsheer commissaris benoemd;
verwijst de zaak naar de rolzitting van dinsdag 27 december 2011 voor opgave van de verhinderdata van partijen zelf, hun raadslieden en de getuige(n), voor de periode van drie maanden na bovengenoemde rolzitting, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het getuigenverhoor zal vaststellen;
verstaat dat de advocaat van [appellant] uiterlijk twee weken voor het getuigenverhoor zal plaatsvinden een kopie van het volledige procesdossier ter griffie van het hof doet bezorgen, bij gebreke waarvan de advocaat van [geïntimeerde] alsnog de gelegenheid heeft uiterlijk één week voor de vastgestelde datum een kopie van de processtukken over te leggen;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs. Zandbergen, voorzitter, K.M. Makkinga en B.J.H. Hofstee, en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 29 november 2011 in het bijzijn van de griffier.