ECLI:NL:GHLEE:2011:BU7568
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- R. Feunekes
- J.D.S.L. Bosch
- J.H. Bosch
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling bij niet opstarten minnelijk traject
In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 1 december 2011 uitspraak gedaan in hoger beroep over de aanvraag van [appellante] voor de toepassing van de schuldsaneringsregeling. De rechtbank Groningen had eerder, op 26 oktober 2011, het verzoek van [appellante] afgewezen. De rechtbank oordeelde dat [appellante] niet aannemelijk had gemaakt dat haar schulden te goeder trouw waren ontstaan, mede omdat zij geen verklaring kon geven voor de hoge schulden aan de Belastingdienst en leveranciers. De rechtbank stelde vast dat [appellante] geen pogingen had ondernomen om met haar schuldeisers tot een buitengerechtelijke schuldregeling te komen, wat vereist is volgens artikel 285, eerste lid, aanhef en onder f, van de Faillissementswet (Fw).
In hoger beroep heeft het hof de zaak opnieuw beoordeeld. Het hof constateerde dat [appellante] geen minnelijk traject had opgestart voordat zij haar aanvraag voor de schuldsaneringsregeling indiende. Dit was in strijd met de vereisten van de Faillissementswet. Het hof benadrukte dat de wettelijke schuldsaneringsregeling niet kan worden toegepast zonder een verklaring dat de schuldenaar tevergeefs heeft geprobeerd om met zijn schuldeisers tot een minnelijk vergelijk te komen.
Het hof oordeelde verder dat de verklaring van [appellante] over het ontbreken van een minnelijk traject onvoldoende was onderbouwd. Bovendien had [appellante] niet aangetoond dat zij te goeder trouw was ten aanzien van haar schulden aan de Belastingdienst, aangezien zij vanaf 2007 geen aangiftes inkomstenbelasting had gedaan en geen bezwaar had gemaakt tegen ambtshalve aanslagen. Het hof concludeerde dat [appellante] niet-ontvankelijk was in haar verzoek tot toepassing van de schuldsaneringsregeling, zowel op procedurele als op inhoudelijke gronden.
De beslissing van het hof was dat het vonnis van de rechtbank werd vernietigd, en [appellante] werd niet-ontvankelijk verklaard in haar verzoek tot de schuldsaneringsregeling.