ECLI:NL:GHLEE:2011:BX7344

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
6 december 2011
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.009.804/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Tussenarrest inzake deskundigenonderzoek naar marktconforme huurprijs

In deze zaak, die voorligt bij het Gerechtshof Leeuwarden, betreft het een tussenarrest van 6 december 2011 in een hoger beroep. De zaak draait om een deskundigenonderzoek naar de marktconforme huurprijs van een onroerende zaak gedurende de periode van 1 mei 2004 tot 1 juni 2008. Het hof heeft eerder, in een tussenarrest van 30 november 2010, overwogen dat een deskundigenonderzoek noodzakelijk is en heeft partijen de gelegenheid gegeven om zich uit te laten over de benoeming van de deskundige en de vragen die aan deze deskundige voorgelegd zullen worden. Partijen zijn het erover eens dat één deskundige volstaat, maar er is onenigheid over de persoon van de deskundige. Uiteindelijk heeft het hof besloten om de door de geïntimeerden voorgestelde deskundige te benoemen.

Het hof heeft de vraag die aan de deskundige wordt voorgelegd herformuleerd, waarbij het gaat om de vaststelling van een marktconforme huurprijs, rekening houdend met jaarlijkse indexering en eerdere uitgangspunten. Daarnaast is mr. B.J.H. Hofstee benoemd tot raadsheer-commissaris, die als tussenpersoon zal fungeren voor de deskundige. Het hof heeft ook overwogen dat de kosten van het deskundigenonderzoek ten laste van de Rijkskas komen, gezien de toevoeging die aan de appellant is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand. De zaak is aangehouden voor verdere beslissingen na het deskundigenbericht.

Uitspraak

Arrest d.d. 6 december 2011
Zaaknummer 200.009.804/01
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de derde kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellant],
wonende te [woonplaats],
appellant in het principaal en geïntimeerde in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: gedaagde,
hierna te noemen: [appellant],
toevoeging,
advocaat: mr. M.J. Oudman, kantoorhoudende te Joure,
tegen
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: [geïntimeerde 1]
2. [geïntimeerde 2],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen [geïntimeerde 2]
geïntimeerden in het principaal en appellanten in het incidenteel appel,
in eerste aanleg: eisers,
hierna gezamenlijk ook te noemen: [geïntimeerden],
advocaat: mr. J.V. van Ophem, kantoorhoudende te Leeuwarden.
De inhoud van het tussenarrest d.d. 30 november 2010 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
Partijen hebben ieder een akte genomen.
Vervolgens hebben [geïntimeerden] de stukken wederom overgelegd voor het wijzen van arrest.
De verdere beoordeling
1. Bij tussenarrest van 30 november 2010 heeft het hof overwogen een deskundigenonderzoek te zullen gelasten (rechtsoverweging 29). Daarbij is tevens aangegeven welke vraag het hof aan de deskundige zou willen voorleggen. Partijen zijn in de gelegenheid gesteld zich bij akte uit te laten over de persoon en het aantal van de te benoemen deskundige(n), alsmede over de vraag die het hof voornemens is aan de deskundige(n) te stellen.
2. [appellant] heeft in zijn akte allereerst aangevoerd dat, nu hij geen gebruik heeft gemaakt van zijn recht tot wegneming van de opstallen, dan wel van de aanpassingen aan die opstallen, dat van invloed behoort te zijn op de omvang van de schade. Voor de vaststelling van de omvang van de schade dient naar zijn mening te worden gekeken naar de waarde van het perceel, althans het perceel met de oorspronkelijke opstal, die destijds op f. 4.500,- is gewaardeerd.
3. Het hof begrijpt het betoog van [appellant] aldus dat hij daarmee heeft beoogd het hof te doen terugkomen op de in de rechtsoverweging 32 van het tussenarrest neergelegde beslissing dat er bij de vaststelling van de schade geen grond is om rekening te houden met het voordeel dat [geïntimeerden] zouden hebben genoten van het verkrijgen van de volle eigendom van de ondergrond en de woning per 1 mei 2004. Het hof ziet in hetgeen [appellant] naar voren heeft gebracht echter geen aanleiding om zijn beslissing te herzien. Het is een (impliciete) keuze geweest van [appellant] om bij het einde van het erfpachtsrecht de opstallen, dan wel de aanpassingen aan die opstallen, niet weg te nemen. Die keuze heeft er toe geleid dat op basis van de op dit recht van erfpacht van toepassing zijnde regeling (zie de rechtsoverwegingen 16 en 17 van het tussenarrest) bij de beëindiging van dat recht de mogelijke waardevermeerdering ten goede is gekomen aan [geïntimeerden] als eigenaren van de ondergrond. Daarnaast is, zoals ook in het tussenarrest is overwogen (rechtsoverweging 32) de eventuele waardevermeerdering van de opstallen geen voordeel dat rechtstreeks voortvloeit uit het onrechtmatig gebruik van de onroerende zaak door [appellant] vanaf 1 mei 2004.
4. Partijen zijn het er over eens dat in dit geval de benoeming van één deskundige volstaat. Over de persoon van de deskundige zijn partijen het echter niet eens. [appellant] heeft een deskundige voorgesteld die verbonden is aan een makelaarskantoor dat volgens [geïntimeerden] in deze zaak niet vrij staat.
Van de zijde van [appellant] c.s. zijn geen bezwaren naar voren gebracht tegen de door [geïntimeerden] voorgestelde deskundige [makelaar], dan wel het kantoor waaraan deze persoon is verbonden.
Het hof zal daarom thans overgaan tot het gelasten van het deskundigenonderzoek en [makelaar] tot deskundige benoemen.
5. Wat betreft de aan de deskundige te stellen vragen heeft [appellant] geopperd aan de door het hof voorgestelde vraag een drietal vragen toe te voegen. Het hof zal dit voorstel niet overnemen, omdat deze vragen alle betrekking hebben op een wijze van vaststelling van de schade waarbij geen rekening wordt gehouden met een eventuele waardevermeerdering van de opstallen in de jaren tot 1 mei 2004. Zoals hiervoor is overwogen is dit geen juiste wijze van vaststelling van de schade.
6. [geïntimeerden] hebben in overweging gegeven de door het hof voorgestelde vraag op onderdelen aan te vullen. Met inachtneming van de suggesties van [geïntimeerden] zal het hof de vraag herformuleren en beslissen dat deze komt te luiden als volgt:
wat is een marktconforme huurprijs voor de onroerende zaak staande en gelegen aan [adres] gedurende de periode van 1 mei 2004 tot 1 juni 2008, met inachtneming van de jaarlijkse indexering en de in het tussenarrest van het hof van 30 november 2010 gegeven uitgangspunten?
7. Met betrekking tot de vraag welke partij zal worden belast met de betaling van het voorschot heeft het hof in het tussenarrest (rechtsoverweging 31) overwogen dat [appellant] zal worden aangewezen als de partij die het voorschot dient te voldoen. [appellant] heeft er evenwel, onder overlegging van een afschrift daarvan, op gewezen dat hem een toevoeging is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand. Dat betekent, gelet op artikel 195 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv), dat hem geen voorschot kan worden opgelegd. Het hof komt in zoverre terug op hetgeen in rechtsoverweging 31 van het tussenarrest is beslist. De bepaling van een voorschot blijft daarom achterwege. Te zijner tijd zal de deskundige het te zijnen behoeve te begroten bedrag aan schadeloosstelling en loon van de griffier van dit hof, ten laste van 's Rijks kas, ontvangen onverminderd het in art. 244 Rv. bepaalde.
8. Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
De beslissing
Het gerechtshof:
alvorens verder te beslissen:
benoemt:
[makelaar]
[adres makelaar]
tot deskundige teneinde een onderzoek in te stellen en schriftelijk bericht uit te brengen omtrent de volgende vraag:
wat is een marktconforme huurprijs voor de onroerende zaak staande en gelegen aan [adres] gedurende de periode van 1 mei 2004 tot 1 juni 2008, met inachtneming van de jaarlijkse indexering en de in het tussenarrest van het hof van 30 november 2010 gegeven uitgangspunten?
benoemt mr. B.J.H. Hofstee tot raadsheer-commissaris, tot wie de deskundige zich door tussenkomst van de griffie dient te wenden met (procedurele) vragen en verzoeken, indien het onderzoek daartoe aanleiding geeft;
bepaalt dat de deskundige bij zijn onderzoek partijen in de gelegenheid zal stellen opmerkingen te maken en verzoeken te doen en dat daarvan uit het schriftelijk bericht zal blijken;
bepaalt dat de advocaat van [appellant] het volledige procesdossier binnen twee weken na de datum van dit arrest in kopie aan de deskundige doet toekomen;
bepaalt de termijn waarbinnen de deskundige zijn schriftelijk bericht ter griffie moet inleveren op drie maanden na ontvangst van het procesdossier;
verwijst de zaak voor memorie na deskundigenbericht aan de zijde van [appellant] naar de rol van dinsdag 15 mei 2012.
Aldus gewezen door mrs. M.W. Zandbergen, voorzitter, W. Breemhaar en B.J.H. Hofstee en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 6 december 2011 in bijzijn van de griffier.