Uitspraak
(zaaknummer rechtbank: 288692/06-1244)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
alsmede haar vennoten
[appellanten],
Xandor Beheer B.V.,
Xandor,
Het verdere procesverloop
Xandor heeft een memorie na enquête tevens akte overlegging producties genomen, waarbij producties zijn overgelegd.
De verdere beoordeling
Xandor heeft één getuige doen horen, [getuige] (hierna: [getuige] ). [getuige] heeft het door Xandor in de procedure ingebrachte rapport van [X] opgesteld. [appellanten] heeft [appellant] en [Y] doen horen.
“U vraagt mij welke beschadigingen de deuren van het pand hadden toen ik het pand bezichtigde. Uit mijn hoofd zeg ik dat van één deur een raam kapot was en dat van een andere deur de lamellen kapot waren. Er was nog meer schade aan de deuren, maar ik zou het rapport moeten raadplegen om u te kunnen zeggen wat de schade precies was. U houdt mij pagina 5 van het rapport voor. Op die pagina wordt de schade aan de deuren inderdaad gespecificeerd.
In het rapport wordt verwezen naar de foto’s met nummer 64 tot en met nummer 68. Ik laat u de originele foto’s zien. Foto 64 is een overzichtsfoto, waarop de schade niet goed te zien is. Foto 65 toont een kapot raam in één van de deuren. Op foto 66 kun je zien dat een lamel van de bodemsectie en een deel van de zijafdichting beschadigd is. Er is een breuklijntje zichtbaar. Op foto 67 is weer een kapot raam te zien, nu van een andere deur. Van diezelfde deur laat foto 68 wat deuken op die deur zien. U zegt mij dat die deuken voor u niet zichtbaar zijn op de foto. Ik antwoord dat het altijd heel moeilijk is om op een witte ondergrond schade op een foto vast te leggen en zichtbaar te maken. Ik heb de schade toen wel geconstateerd.”
[appellant] heeft als (partij)getuige het volgende verklaard over dit deel van bewijsthema:
“Bij mijn vertrek uit het pand waren twee schuifdeuren beschadigd. Van een deur was het onderpaneel beschadigd, van een andere deur een ruitje.”
€ 480,--. Het hof stelt voorop dat uit de door Xandor overgelegde facturen en de toelichting op deze facturen in de memorie na enquête volgt dat de schoonmaakkosten van het buitenterrein al zijn begrepen in het bedrag van
€ 4.453,80. Toewijzing van een bedrag van € 480,-- is dan ook niet aan de orde.
“Bij mijn inspectie trof ik zowel op het buitenterrein als binnen een gedeeltelijke vervuiling aan. De vervuiling bestond uit smeer/olie, maar ook uit andere rommel. Ik heb een schoonmaakbedrijf gevraagd om te komen kijken en om een offerte te maken voor het schoonmaken van de aangetroffen vervuiling. Ook die offerte is bij het rapport gevoegd. U kunt in die offerte lezen over de aard van de vervuiling. Een milieubureau heeft onderzoek gedaan naar de milieukundige situatie. Het rapport van dat bureau is als bijlage bij mijn inspectierapport gevoegd. Uit het rapport blijkt dat sprake is van verontreiniging met olie.
Op de foto’s met nummer 69 tot en met 73 treft u beelden aan van de vervuiling van het buitenterrein. U ziet daar vervuiling door olie/smeer, roestplekken en andere rommel. Voor wat betreft die andere rommel, die was mijns inziens niet te beschouwen als zwerfvuil, vuil dat bij het enige tijd niet gebruiken van het terrein van elders op het terrein is terechtgekomen.
De foto’s met nummer 74 tot en met 84 geven een beeld van de vervuiling binnen. Er zijn donkere vlekken te zien op de vloer. Dat is volgens mij olie/smeer. Er was deels sprake van een verkleuring van het beton door het morsen met olie, deels was er nog een olieachtige substantie aanwezig. Ik weet niet meer welk deel van de vloer vervuild was, dus ook niet of het een groot of een klein deel van de vloer betrof.”
[appellant] heeft over dit bewijsthema onder meer verklaard:
“Toen ik het pand moest verlaten, heb ik de heer [Y] opdracht gegeven om de inventaris te verwijderen en het pand bezemschoon op te leveren. [Y] heeft die opdracht uitgevoerd. Ik heb ook een container gehuurd om daar het restafval in te kunnen laten afvoeren. [Y] was ergens in de maand juli 2005 klaar met zijn werk. Ik had toen nog tijd om de zijwanden van binnen schoon te maken. Op 1 augustus 2005 was alles klaar en schoon. Die dag heb ik het pand opgeleverd. [voormalig verhuurder] was tevreden. Hij complimenteerde mij met hoe het eruit zag. Schoonmaakbedrijf [Z] heeft de buitenkant van het pand schoongemaakt.
Toen ik het pand opleverde, lag er geen olie op de vloer. Er was misschien wel een klein vlekje op de betonnen vloer aanwezig, waardoor de vloer verkleurd was, maar de vloer was niet vies.”
“Toen wij klaar waren met ons werk, was het pand leeg en bezemschoon. De vloer zag eruit zoals een gemiddelde betonvloer in een garage. Er waren her en der oliesporen in de vloer zichtbaar, maar er lagen geen plassen olie. Ik kan me niet herinneren hoe het buitenterrein er toen uitzag en weet ook niet of de roldeuren beschadigd waren.”
a. herstelkosten buitengevel € 9.400,--
e. herstel roldeuren € 1.062,--
f. huurderving
€ 1.266,13 +totaal € 11.728,13
Dit bedrag is aanzienlijk lager dan het aanvankelijk door Xandor (exclusief expertise en buitengerechtelijke kosten) op basis van het rapport van [X] gevorderde bedrag van ongeveer € 45.000,--. Het hof ziet daarin aanleiding de vordering betreffende de kosten van het rapport van [X] te matigen tot een bedrag van € 750,--, ongeveer 25% van het gevorderde bedrag. Het rapport heeft slechts voor een beperkt deel van de vordering en voor een deel van de in het rapport behandelde schadeposten gediend als grondslag voor de vaststelling van de schade in de zin van artikel 6:96 lid 2 sub b BW.
te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf 1 juli 2005 tot
aan het tijdstip van voldoening van de vordering;
beroep, in die zin dat partijen elk de eigen proceskosten dragen;
M.C.D. Boon-Niks en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 24 april 2012 in bijzijn van de griffier.