ECLI:NL:GHLEE:2012:5715

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
25 september 2012
Publicatiedatum
19 mei 2014
Zaaknummer
12/00046
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verzet tegen niet-ontvankelijk verklaring in belastingzaak betreffende griffierecht

In deze zaak heeft het Gerechtshof Leeuwarden op 25 september 2012 uitspraak gedaan op het verzet van drs. [X] tegen een eerdere uitspraak van de vierde enkelvoudige belastingkamer van het Hof, gedateerd 25 mei 2012. In die eerdere uitspraak werd het hoger beroep van belanghebbende niet-ontvankelijk verklaard omdat het verschuldigde griffierecht niet tijdig was betaald. Belanghebbende had bijzondere bijstand voor het griffierecht aangevraagd, maar het Hof oordeelde dat het uitblijven van een beslissing op deze aanvraag niet kon worden aangemerkt als een verschoonbare omstandigheid voor het niet betalen van het griffierecht. Het Hof stelde vast dat de griffier belanghebbende tijdig had gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht en dat belanghebbende niet binnen de gestelde termijn had betaald. Het verzet werd behandeld op 18 september 2012, maar beide partijen waren niet verschenen. Belanghebbende had telefonisch aangegeven niet te zullen verschijnen, en de Inspecteur had ook geen vertegenwoordiger gestuurd. Het Hof concludeerde dat het verzet ongegrond was, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die rechtvaardigden dat belanghebbende niet in verzuim was geweest. De beslissing van de vierde enkelvoudige kamer om het hoger beroep niet-ontvankelijk te verklaren werd bevestigd.

Uitspraak

GERECHTSHOF LEEUWARDEN

Sector belastingrecht
nummer 12/00046
uitspraakdatum: 25 september 2012
Uitspraak van de tweede enkelvoudige belastingkamer
op het verzet gedaan door
drs. [X]te [Z],
belanghebbende,
tegen de uitspraak van de vierde enkelvoudige belastingkamer van 25 mei 2012 van het Hof met kenmerk 12/00046

1.Ontstaan en loop van het verzet

1.1
Het verzetschrift van belanghebbende richt zich tegen de uitspraak van 25 mei 2012 van de vierde enkelvoudige kamer van het Hof. In deze uitspraak heeft het Hof met toepassing van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (hierna: Awb) het hoger beroep van belanghebbende tegen de uitspraak van 16 februari 2012 van de rechtbank Leeuwarden (hierna: de Rechtbank), nummer AWB 11/1612, niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak van de Rechtbank is gedaan in het geding tussen belanghebbende en de inspecteur van de Belastingdienst/Noord/kantoor Groningen (hierna: de Inspecteur).
1.2
Belanghebbende is tegen de uitspraak van het Hof van 25 mei 2012 tijdig in verzet gekomen bij een verzetschrift dat is ingediend op 13 juni 2012. De Inspecteur heeft een reactie ingediend op het verzetschrift.
1.3
Het verzet is mondeling behandeld ter zitting van 18 september 2012. Partijen zijn daarbij niet verschenen. Belanghebbende heeft telefonisch aangegeven niet te zullen verschijnen. De Inspecteur heeft bij brief van 30 augustus 2012 aangegeven evenmin te zullen verschijnen.

2.Gronden van het verzet

2.1
Belanghebbende voert in deze procedure aan dat hij bijzondere bijstand voor het verschuldigde griffierecht heeft gevraagd, dat op deze aanvraag nog geen beslissing was genomen en dat hij uitstel voor het voldoen van het griffierecht heeft gevraagd.

3.Beoordeling van het verzet

3.1
Het verzet van belanghebbende heeft gezien het bepaalde in artikel 8:55 van de Awb enkel betrekking op de vraag of de vierde enkelvoudige kamer van dit Hof belanghebbende terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard in zijn hoger beroep.
3.2
Ingevolge artikel 8:41 van de Awb in verbinding met artikel 27l van de Algemene wet inzake rijksbelastingen wordt ten behoeve van de Staat van degene die hoger beroep instelt een griffierecht geheven dat in deze zaak € 115 bedroeg.
3.3
Ingevolge het tweede lid van voormeld artikel 8:41 van de Awb is het beroep niet-ontvankelijk indien het verschuldigde griffierecht niet is betaald binnen vier weken nadat de griffier degene die het beroep heeft ingesteld, schriftelijk op de verschuldigdheid daarvan heeft gewezen, tenzij redelijkerwijs niet kan worden geoordeeld dat de indiener in verzuim is geweest.
3.4
De griffier heeft belanghebbende bij brief van 7 maart 2012 en daarna bij aangetekende brief van 10 april 2012 gewezen op de verschuldigdheid van het griffierecht. In eerstgenoemde brief is belanghebbende meegedeeld dat het verschuldigde bedrag binnen 28 dagen dient te zijn bijgeschreven op de in die brief vermelde rekening dan wel contant ter griffie dient te worden gestort. De griffier heeft belanghebbende er daarbij op gewezen, dat niet tijdige betaling zal leiden tot niet-ontvankelijkheid van het hoger beroep.
3.5
Bij schrijven van 1 mei 2012 heeft belanghebbende het Hof schriftelijk verzocht om uitstel van betaling van het griffierecht. Bij schrijven van 3 mei 2012 heeft de griffier aan belanghebbende meegedeeld dat in belastingzaken geen uitstel van betaling kan worden verleend. De griffier heeft belanghebbende verzocht het griffierecht voor 8 mei 2012 te voldoen en daarbij aangegeven dat het uitblijven van betaling tot niet-ontvankelijkheid zal leiden.
3.6
Het verschuldigde griffierecht is niet binnen 28 dagen na 10 april 2012, zijnde 8 mei 2012, op de in voornoemde brief vermelde rekening bijgeschreven of contant ter griffie gestort.
3.7
Belanghebbende heeft in deze procedure aangevoerd dat de Gemeente Groningen de aanvraag voor bijzondere bijstand niet tijdig heeft behandeld en dat de aanvraag vervolgens op onjuiste gronden is afgewezen. Belanghebbende acht het niet, tijdig, voldoen van het verschuldigde griffierecht om die reden verschoonbaar.
3.8
De Inspecteur heeft in zijn reactie van 12 juli 2012 op het verzet geconcludeerd dat belanghebbende wegens het onbetaald laten van het griffierecht terecht niet-ontvankelijk is verklaard in het hoger beroep.
3.9
Het uitblijven van een besluit van de Gemeente Groningen op de aanvraag van belanghebbende strekkende tot de toekenning van bijzondere bijstand voor het voldoen van het griffierecht is naar het oordeel van het Hof niet een zodanige omstandigheid op grond waarvan kan worden geoordeeld dat belanghebbende niet in verzuim is geweest.
3.1
Dit oordeel is niet in strijd met het in artikel 6 van het EVRM besloten liggende recht op toegang tot de rechter, nu artikel 6 van het EVRM in belastingzaken uitsluitend van toepassing is ingeval een boete is opgelegd (Hoge Raad 23 juni 2006, nr. 42301, LJN AX9137, BNB 2006/294).
3.11
Nu verder geen bijzondere omstandigheden zijn gesteld of aannemelijk geworden, kan redelijkerwijs niet worden geoordeeld dat de indiener niet in verzuim is geweest. De vierde enkelvoudige kamer van het Hof heeft het hoger beroep van belanghebbende terecht met toepassing van artikel 8:54 van de Awb niet-ontvankelijk verklaard.
3.12
Het verzet treft geen doel.
3.13
Op grond van het vorenoverwogene dient als volgt te worden beslist.

4.Beslissing

Het Hof
verklaarthet verzet
ongegrond.
Gedaan door mr. P. van der Wal, voorzitter, in tegenwoordigheid van mr. H. de Jong als griffier.
De beslissing is in het openbaar uitgesproken op 25 september 2012.
De griffier De voorzitter
(H. de Jong) (P. van der Wal)
Op 26 september 2012 afschrift
aangetekend verzonden aan beide partijen.
Tegen deze uitspraak kunnen beide partijen binnen zes weken na de verzenddatum beroep in cassatie instellen bij de Hoge Raad der Nederlanden (belastingkamer), Postbus 20303, 2500 EH Den Haag. Daarbij moet het volgende in acht worden genomen:
1. Bij het beroepschrift wordt een afschrift van deze uitspraak overgelegd;
2. Het beroepschrift moet ondertekend zijn en ten minste het volgende vermelden:
a. de naam en het adres van de indiener;
b. een dagtekening;
c. een omschrijving van de uitspraak waartegen het beroep in cassatie is gericht;
d. de gronden van het beroep in cassatie.
Voor het instellen van beroep in cassatie is griffierecht verschuldigd. Na het instellen van beroep in cassatie ontvangt de indiener een nota griffierecht van de griffier van de Hoge Raad. In het cassatieberoepschrift kan de Hoge Raad verzocht worden om de wederpartij te veroordelen in de proceskosten.