4.1 Onder de eigenwoningschuld wordt ingevolge artikel 3.119a van de Wet verstaan het gezamenlijke bedrag van de schulden die zijn aangegaan ter verwerving van een eigen woning. De eigenwoningschuld wordt verhoogd met het gezamenlijke bedrag van de schulden die zijn aangegaan voor verbetering of onderhoud van de woning. Een schuld is aangegaan voor verbetering en onderhoud van de eigen woning als deze is afgesloten met het oogmerk het geleende geld te besteden aan verbetering en onderhoud (HR 22 oktober 2004, nr. 39.082, LJN BI8825, BNB 2005/135).
4.2 Uit de arresten van de Hoge Raad van 21 september 2007, nr. 42.215, LJN AY9000, BNB 2008/92 en nr. 42.260, LJN AY9004, BNB 2008/93 volgt dat de inspecteur ten aanzien van schulden die zijn aangegaan vóór 1 januari 2001 bewijs kan vragen van het oogmerk waarmee deze schulden zijn aangegaan. De belastingplichtige kan daarbij niet worden tegengeworpen dat, indien hij deze schulden is aangegaan met het oogmerk daarmee onderhouds- en verbeteringskosten te financieren, hij de verbetering en het onderhoud niet met schriftelijke bescheiden kan staven. Belanghebbende kan ook op andere wijze dan door middel van schriftelijke bescheiden het bewijs leveren dat (de verhoging van) de geldlening betrekking heeft op onderhoud en/of verbetering van de eigen woning.
4.3 Belanghebbende stelt dat de leningen A, B, C, D en E volledig zijn aangegaan voor de verwerving, het onderhoud en de verbetering van de eigen woning dan wel de herfinanciering van de eigenwoningschuld.
4.4 De Inspecteur weerspreekt deze stelling van belanghebbende voor zover deze ziet op de leningen B en C en de herfinanciering daarvan door lening E. Naar zijn mening zijn de leningen B en C niet aangegaan voor onderhoud of verbetering van de eigen woning en heeft belanghebbende evenmin met schriftelijke bescheiden gestaafd dat de leningen voor de betaling van de kosten van onderhoud of verbetering zijn aangewend. Zijns inziens heeft hij door het accepteren van een eigenwoningschuld van € 185.378 (de leningen A en D) op voldoende wijze rekening gehouden met de schulden die belanghebbende is aangegaan voor verwerving, verbetering en onderhoud van de eigen woning.
4.5 Het Hof overweegt het volgende. De leningen A en D van in totaal € 185.378 zijn ruim voldoende om daaruit de herfinanciering van de eigenwoningschuld ultimo 1994 van € 78.958 en het totaalbedrag van de door belanghebbende bewaarde bonnen van € 28.618 te voldoen. Belanghebbende heeft in zijn aangiften IB/PVV over het jaar 2003 en 2004 enkel het saldo van de leningen A en D als eigenwoningschuld vermeld. Belanghebbende heeft met hetgeen hij heeft aangedragen niet aannemelijk gemaakt, dat hij naast een totaalbedrag van € 185.378 aan eigenwoningschuld (de leningen A en D) tevens de leningen B en C is aangegaan met het oogmerk het onderhoud of de verbetering van de eigen woning daarmee te financieren. Hij heeft evenmin aannemelijk gemaakt dat de met de lening B en C geleende bedragen op het onderhoud of de verbetering betrekking hebben. Dat belanghebbende de rente op de leningen B en C in de jaren voor 2005 wel als kosten van de eigenwoning in zijn aangifte heeft vermeld, zonder overigens het saldo van deze leningen als eigenwoningschuld te vermelden, doet hier niet aan af.
4.6 Belanghebbende beklaagt zich erover dat hij in zijn bewijspositie is geschaad, doordat de Inspecteur heeft nagelaten in een eerder stadium toen hij, naar hij stelt, nog wel over schriftelijke bescheiden beschikte, om een onderbouwing van de verhogingen van de eigenwoningschuld te vragen. Voor zover hij stelt dat de Inspecteur door het niet stellen van vragen naar aanleiding van de in de aangiften vermelde verhogingen van de eigenwoningschuld bij belanghebbende de indruk heeft gewekt dat die gedragslijn berustte op een weloverwogen standpuntbepaling, zodat belanghebbende een gerechtvaardigd beroep op het vertrouwensbeginsel toekomt, overweegt het Hof het volgende. Een beroep op opgewekt vertrouwen door het volgen van de aangifte is slechts mogelijk, indien de kwestie uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de orde is gesteld. Het in de aangifte opvoeren van een hogere eigenwoningschuld dan voorheen, is niet te beschouwen als het uitdrukkelijk en gemotiveerd aan de orde stellen van het punt in kwestie (vgl. Hoge Raad 21 september 2007, nr. 42.575, LJN AY9013, BNB 2008/95).
Slotsom
Op grond van het vorenstaande is het hoger beroep ongegrond.