Vaststaande feiten
3. Tegen de weergave van de vaststaande feiten in rechtsoverweging 2 (2.1 tot en met 2.16) van het vonnis waarvan beroep is geen grief ontwikkeld en ook anderszins is niet van bezwaren daartegen gebleken, zodat ook in hoger beroep van die feiten zal worden uitgegaan. Deze feiten, aangevuld met feiten die in hoger beroep zijn komen vast te staan, luiden:
3.1. [appellanten] zijn twee neven en twee nichten van de in 2008 overleden
[erflater] (hierna: de erflater).
3.2. [geïntimeerde] is als notaris gevestigd te [woonplaats].
3.3. Bij brief van 11 maart 2002 heeft [geïntimeerde] erflater geadviseerd over de inhoud van het op te stellen testament van erflater. Daarbij heeft [geïntimeerde] van de mogelijkheid tot besparing van successierechten door middel van de zogenaamde ‘goede-doelen-route’ melding gemaakt.
3.4. Op 3 oktober 2002 is het testament van erflater opgesteld. In dit testament heeft erflater een stichting, de “[Stichting]” (hierna: de Stichting) in het leven geroepen. De Stichting is door erflater als enig erfgenaam benoemd onder bezwaar van uitkering van verschil¬lende legaten. Op deze wijze kon erflater niet alleen een goed doel begunstigen, maar ook op fiscaal gunstige wijze legateren aan [appellanten] In het testament zijn deze legaten als volgt omschreven:
"Ik legateer, vrij van rechten en kosten, af te geven casu quo uit te keren binnen twaalf maanden na mijn overlijden (…) aan (…):
De kinderen van mijn broers [broer 1] en [broer 2], gezamenlijk en ieder voor een gelijk deel (…)
een bedrag in contanten ter grootte van de helft van het zuiver saldo van mijn nalatenschap na betaling van alle kosten die uit mijn nalatenschap moeten worden voldaan (…)."
3.5. Vanaf 1 januari 2006 leverde vanwege een wijziging van art. 5 lid 8 van de Successiewet 1956 (hierna: SW 1956), de “goede-doelen-route” geen fiscaal voordeel meer op.
3.6. [in 2008] is erflater overleden. Korte tijd later, te weten op 26 februari 2008, heeft tussen [appellant 1] en [geïntimeerde] een bespreking plaatsgevonden. De inhoud van deze bespreking is door [appellant 1] in een verslag d.d. 27 februari 2008 vastgelegd, welk verslag hij aan de andere legatarissen heeft toegezonden.
3.7. In het verslag heeft [appellant 1] onder andere het volgende opgenomen:
"(…) Toen ik met de notaris het testament doornam en we bij punt 5 waren aangekomen, en hij melde dat we nog wel successie moesten betalen over ons erfdeel, wees ik er op dat de nalatenschap was na betaling van alle kosten. Dit houdt volgens mij ook de successierechten in.
Het vermogen dat [erflater] nalaat is ongeveer EUR 2.200.000,00 de helft ervan is EUR 1.100.000,00 dat betekent 4 x EUR 275.000,00 als daar successie over moet worden betaald dan heb je aan 2,2 miljoen niet genoeg. Ik schat dat dan het erfdeel rond de EUR 200.000,00 netto wordt. De op te richten stichting krijgt dan helemaal niets. Als het erfdeel niet successie vrij is krijgen we ongeveer EUR 130.000,00 netto en krijgt de stichting EUR 1.100.000,00. De notaris werd erg zenuwachtig en ging het allemaal uitzoeken. (…)
Aangezien het successierecht vastgesteld wordt over de waarde van de aandelen op de koers van 19 februari 2008 zal ik, zodra ik de volmacht heb, een gedeelte van het aandelenpakket in contanten omzetten ter afscherming van eventuele koersdaling als de successie betaald moet worden.
Ik ga ervan uit dat jullie de nalatenschap in aandelen Fortis Obam accepteren, en mij niet aansprakelijk stellen indien bij ontvangst van de nalatenschap van [erflater] de koers Fortis Obam is gedaald t.o.v. de overlijdensdatum. Als je de erfenis wel in contanten wil ontvangen meld dit dan. (…)" .
3.8 Bij brief van 7 maart 2008 heeft [kandidaat-notaris], als kandidaat-n
otaris werkzaam op het kantoor van [geïntimeerde], aan [appellant 1] een verklaring van executele toegezonden, inhoudende dat [appellant 1] en [appellant 2] als executeurs bevoegd zijn de nalatenschap van erflater te beheren.
3.9 Op 31 maart 2008 heeft een bespreking plaatsgevonden tussen kandidaat-notaris [kandidaat-notaris] en de executeurs [appellant 1] en [appellant 2], over de afhandeling van het testament van erflater.
3.10 Bij brief van 9 april 2008 heeft [appellant 1] aan de andere legatarissen onder andere het volgende geschreven:
"(…) De heer [kandidaat-notaris] van het notariskantoor [geïntimeerde] deelde mee, tijdens het gesprek met PN/JN op 31/03/08, dat de erfgenamen de helft van het vermogen, 2,7 miljoen per 19 februari 2008, krijgen vrij van recht. Dat betekent dat de op te richten [Stichting] de successie betaalt. Dit komt neer op een erfenis van ongeveer EUR 300.000,00 per erfgenaam. Een bedrag van EUR 700.000,00 is, ten koste van enig koersverlies t.o.v. 19/02/2008, nu gereserveerd en wordt, na overleg met accountant, 3 maand op deposito vast gezet. (…)"
3.11 Door executeurs is door middel van de verkoop van aandelen uit de nalatenschap uit het depot bij ABN AMRO een bedrag van € 700.000,-- vrijgemaakt en voor drie maanden op deposito gezet.
3.12 Bij brief van 25 april 2008 heeft executeur [appellant 1] aan Mees Pierson opdracht gegeven telkens 1600 aandelen Fortis Obam over te boeken naar ieder van [appellanten] De koers van deze aandelen bedroeg op dat moment € 158,50 per aandeel, zodat aan iedere eiser aan aandelen een bedrag van € 253.600,-- is overgeschreven.
3.13 Op 28 april 2008 is bij de Belastingdienst het aanvraagformulier opgevraagd voor het aanmerken van de Stichting als algemeen nut beogende instelling.
3.14 Bij akte van 11 juni 2008 is ten overstaan van [geïntimeerde] de Stichting opgericht.
3.15 Op 2 februari 2009 heeft de Belastingdienst aan [appellanten] kenbaar gemaakt dat de successieaanslag (voorlopig) was berekend op een bedrag van
€ 1.833.914,--.
3.16 In september 2009 heeft de Belastingdienst aan [appellanten] bericht dat de door hen voorgestane berekening van het successierecht ten bedrag van € 1.407.545,-- zal worden gevolgd.
3.17 Om de definitieve successieaanslag te kunnen voldoen hebben ieder van [appellanten] medio november 2009 een bedrag van € 110.000,-- terugbetaald.