ECLI:NL:GHLEE:2012:BX3106

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
31 juli 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.089.841/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Hoger beroep over huurovereenkomst van een auto met bewijsopdracht aan verhuurster

In deze zaak gaat het om een huurovereenkomst voor een personenauto die op 3 november 2007 is gesloten tussen [appellante] en VC Vuurwerk, waarbij [geïntimeerde 1] als huurder wordt aangemerkt. De huurovereenkomst is schriftelijk vastgelegd en de huurprijs bedroeg aanvankelijk € 752,00 per maand, maar werd later verhoogd naar € 1.000,00 per maand. De auto werd op 19 april 2009 door [geïntimeerde 1] teruggebracht, maar de huurtermijnen na 1 april 2009 zijn niet betaald. [appellante] heeft zowel VC Vuurwerk als [geïntimeerde 1] aangesproken voor de openstaande bedragen. In eerste aanleg heeft de rechtbank de vordering van [appellante] tegen VC Vuurwerk toegewezen, maar de vordering tegen [geïntimeerde 1] afgewezen.

In hoger beroep heeft [appellante] de vonnissen van de rechtbank bestreden, maar het hof oordeelt dat [appellante] niet-ontvankelijk is in haar hoger beroep voor zover het betreft de vorderingen tegen VC Vuurwerk. Het hof heeft de grieven van [appellante] beoordeeld en geconcludeerd dat er onvoldoende bewijs is dat [geïntimeerde 1] als huurder kan worden aangemerkt naast VC Vuurwerk. Het hof heeft de zaak aangehouden voor bewijslevering, waarbij [appellante] moet aantonen dat [geïntimeerde 1] ook als huurder kan worden beschouwd. De beslissing van het hof is uitvoerbaar bij voorraad, en de proceskosten zijn voor rekening van [appellante].

Uitspraak

Arrest d.d. 31 juli 2012
Zaaknummer 200.089.841/01
(zaaknummer rechtbank: 329022 CV EXPL 10-7389)
HET GERECHTSHOF TE LEEUWARDEN
Arrest van de eerste kamer voor burgerlijke zaken in de zaak van:
[appellante],
gevestigd te [woonplaats],
appellante,
in eerste aanleg: eiseres,
hierna te noemen: [appellante],
advocaat: mr. P. van Bommel, kantoorhoudende te Franeker,
tegen
1. [geïntimeerde 1],
wonende te [woonplaats],
geïntimeerde,
in eerste aanleg: gedaagde in conventie, eiser in reconventie
hierna te noemen: [geïntimeerde 1],
advocaat: mr. A. van der Pol, kantoorhoudende te Leeuwarden,
2. besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid VC Vuurwerk B.V.,
gevestigd te Wateringen gemeente Westland,
geïntimeerde
in eerste aanleg: gedaagde
hierna te noemen: VC Vuurwerk,
advocaat: niet verschenen,
De inhoud van het tussenarrest d.d. 9 augustus 2011 wordt hier overgenomen.
Het verdere procesverloop
In genoemd arrest van 9 augustus 2011 is een persoonlijke verschijning van partijen gelast. Gelet op de vele verhinderdata van partijen is de zaak naar de rol verwezen voor het nemen van een memorie van grieven door [appellante].
De conclusie van de memorie van grieven, waarbij producties zijn overgelegd, luidt:
"dat het het Gerechtshof moge behagen:
1. de vonnissen van de Rechtbank te Leeuwarden, sector Kanton, locatie Leeuwarden,
gewezen op 26 november 2010 en 18 februari 2011, onder rolnummer 329022 CV EXPL
10-7389, alsmede het vonnis van de Rechtbank Leeuwarden, gewezen op 28 juli 2010
onder rolnummer 99808 HA ZA 09-908 te vernietigen voorzover dit geïntimeerde sub 1
betreft en opnieuw recht te doen door de vorderingen van appellante, eiseres in eerste
aanleg, ten aanzien van thans geïntimeerde sub 1 alsnog geheel, danwel gedeeltelijk, toe
te wijzen;
2. geïntimeerden, althans geïntimeerde sub 1., te veroordelen om aan appellante de te
begroten bijdrage in de proceskosten te voldoen, zowel met betrekking tot het geding in
eerste aanleg als het geding in hoger beroep;
3. het arrest uitvoerbaar bij voorraad te verklaren, mede ten aanzien van de proceskosten.
Bij memorie van antwoord is door geïntimeerden onder overlegging van producties verweer gevoerd met als conclusie:
"bij arrest, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, appellante in haar beroep en haar vorderingen niet-ontvankelijk te verklaren, althans dit beroep en deze vorderingen af te wijzen, de vonnissen zoals door de Rechtbank Leeuwarden, sector Kanton, gewezen op 26 november 2010 en 18 februari 2011 te bekrachtigen - zo nodig onder aanvulling en/of verbetering der gronden - met veroordeling van appellante in de proceskosten aan de zijde van geïntimeerde in zowel eerste aanleg als in het geding in hoger beroep."
Voorts heeft [appellante] een akte genomen en daarbij producties in het geding gebracht.
Daarop heeft [geïntimeerde 1] een antwoordakte genomen.
Ten slotte hebben partijen de stukken overgelegd voor het wijzen van arrest.
De grieven
[appellante] heeft drie grieven opgeworpen.
De beoordeling
Met betrekking tot de feiten
1. Tegen de door de rechtbank in r.o. 2. (2.1. tot en met 2.3.) van haar vonnis van
28 juli 2010 vastgestelde feiten is geen grief aangevoerd zodat deze feiten ook in hoger beroep tussen partijen vaststaan. Het gaat in dit geding om het volgende.
1.1. [appellante] heeft op 3 november 2007 een "huurovereenkomst personenauto" gesloten ten name van VC Vuurwerk als huurder op grond waarvan aan [geïntimeerde 1] een personenauto merk BMW met kenteken 34-RB-DJ ter beschikking werd gesteld. De huurovereenkomst is aangegaan tot de einddatum van 3 november 2009 en de huurprijs bedroeg € 752,00 excl. BTW per maand. De huurovereenkomst is schriftelijk vastgelegd en door [geïntimeerde 1] ondertekend.
1.2. Per 10 oktober 2008 is in plaats van laatstgenoemde auto een personenauto eveneens van het merk BMW met kenteken 95-NV-PX (hierna: de auto) aan [geïntimeerde 1] ter beschikking gesteld. In het hiervoor onder 1.1. vermelde huurcontract zijn met betrekking tot het gehuurde, de huurprijs en de aanvangsdatum van de huurperiode wijzigingen aangebracht. [naam], directeur van [appellante], en [geïntimeerde 1] hebben op de gewijzigde bladzijde van het contract hun handtekening geplaatst onder de woorden "voorlopig gewijzigd contract 10-10-08". De huurprijs voor de auto bedroeg € 1.000,00 excl. BTW per maand.
1.3. [appellante] heeft de facturen voor de gehuurde auto's steeds aan VC Vuurwerk gezonden.
1.4. Bij de RDW stond het kenteken van de auto gedurende de periode van 11 oktober 2008 tot 17 april 2009 op naam van [geïntimeerde 1] geregistreerd. De auto was eerst ten name van [geïntimeerde 1] en vervolgens ten name van VC Vuurwerk verzekerd.
1.5. Na afloop van de huurovereenkomst moest de auto op grond van artikel 15 van het contract in goede en oorspronkelijke staat, de normale slijtage in aanmerking nemende, aan [appellante] worden afgeleverd.
1.6. [geïntimeerde 1] heeft de auto op 19 april 2009 bij [appellante] teruggebracht. [geïntimeerde 1] heeft gedurende de huurperiode allerlei veranderingen aan de auto aangebracht.
1.7. De na 1 april 2009 verschenen huurtermijnen zijn niet betaald. [appellante] heeft daartoe zowel VC Vuurwerk als [geïntimeerde 1] aangesproken.
1.8. Ten tijde van het aangaan van de huurovereenkomst d.d. 3 november 2007 stond [geïntimeerde 1] in het Handelsregister bij de Kamer van Koophandel ingeschreven als commercieel directeur met volledige volmacht van VC Vuurwerk.
Het geschil en de beslissing in eerste aanleg
2. [appellante] heeft VC Vuurwerk en [geïntimeerde 1] voor de rechtbank Leeuwarden, sector civiel, gedagvaard en gevorderd hen te veroordelen tot betaling van het bedrag van € 18.899,77 te vermeerderen met de contractuele verzuimrente van 1,5% per maand vanaf 1 maart 2009 althans de wettelijke (handels)rente vanaf 1 maart 2009 en een vergoeding voor buitengerechtelijke incassokosten van 15% over het verschuldigde bedrag althans een bedrag conform Rapport Voorwerk II met veroordeling van VC Vuurwerk en [geïntimeerde 1] in de kosten van de procedure. De vordering had betrekking op de over de periode van 1 april 2009 tot en met
2 november 2009 niet betaalde huurtermijnen, een vergoeding voor teveel verreden kilometers en de door [appellante] geleden schade als gevolg van de voortijdige beëindiging van de huurovereenkomst.
2.1. Tegen VC Vuurwerk is verstek verleend. [geïntimeerde 1] heeft in conventie de vordering weersproken en in reconventie gevorderd [appellante] te veroordelen aan hem zijn in de auto achtergebleven eigendommen af te geven dan wel [appellante] te veroordelen tot vergoeding van de waarde daarvan ad € 3.000,00 te vermeerderen met de wettelijke rente en met veroordeling van [appellante] in de proceskosten.
2.2. De rechtbank, sector civiel, heeft, nadat een persoonlijke verschijning van partijen had plaats gevonden, in haar vonnis van 28 juli 2010 de zaak in de stand waarin zij zich bevond, verwezen naar de sector kanton van de rechtbank. Nadat de kantonrechter in zijn vonnis van 26 november 2010 had gelast dat [geïntimeerde 1] zich bij akte over een aantal vraagpunten diende uit te laten, is in het vonnis van
18 februari 2011 de vordering van [appellante] tegen VC Vuurwerk toegewezen maar in conventie die tegen [geïntimeerde 1] afgewezen. VC Vuurwerk is in de kosten van de procedure aan de zijde van [appellante] gevallen veroordeeld en [appellante] is in conventie in de proceskosten aan de zijde van [geïntimeerde 1] gevallen veroordeeld. In reconventie is de vordering van [geïntimeerde 1] afgewezen met veroordeling van [geïntimeerde 1] in de proceskosten van [appellante].
De omvang van het hoger beroep
3. Anders dan in het arrest van 9 augustus 2011 is overwogen is [appellante] niet alleen van de vonnissen van 26 november 2010 en 18 februari 2011 maar ook van het vonnis van 28 juli 2010 in hoger beroep gekomen. Nu [appellante] geen grief heeft gericht tegen het vonnis van 28 juli 2010 dient zij in zoverre in haar hoger beroep niet-ontvankelijk te worden verklaard.
3.1. [appellante] heeft evenmin een grief aangevoerd voor zover de vonnissen d.d.
26 november 2010 en 18 februari 2011 betrekking hebben op haar vordering tegen VC Vuurwerk. In haar memorie van grieven heeft [appellante] ook met zoveel woorden gesteld dat zij zich in haar hoger beroep beperkt tot [geïntimeerde 1]. [appellante] dient in het door haar tegen VC Vuurwerk ingestelde hoger beroep dan ook niet-ontvankelijk te worden verklaard. [appellante] zal worden veroordeeld in de proceskosten aan de zijde van VC Vuurwerk gevallen. Deze zullen worden begroot op nihil.
3.2. Gelet op het petitum van de appeldagvaarding en de grieven met de daarop gegeven toelichting moet het ervoor worden gehouden dat het hoger beroep alleen is gericht tegen de vonnissen d.d. 26 november 2010 en 18 februari 2011 voor zover in conventie jegens [geïntimeerde 1] gewezen.
De beoordeling van de grieven
4. [appellante] is in grief I opgekomen tegen de afwijzing door de kantonrechter van de door [appellante] gestelde contractuele aansprakelijkheid van [geïntimeerde 1]. [appellante] heeft daartoe aangevoerd dat reeds uit de voorhanden zijnde bescheiden blijkt dat [geïntimeerde 1] zich in persoon (tevens) aan [appellante] heeft gebonden. Op 10 oktober 2008 is [geïntimeerde 1] op nieuwe financiële voorwaarden en met een nieuwe looptijd een andere auto ter beschikking gesteld. Partijen hebben dit in het contract ook nadrukkelijk een "voorlopig gewijzigd contract 10-10-2008" genoemd. De tenaamstelling van het contract is dan ook gewijzigd in [appellante] en [geïntimeerde 1]. [geïntimeerde 1] heeft het contract van 10 oktober 2008 ook ondertekend zonder een vermelding op te nemen dat hij namens VC Vuurwerk handelt, aldus [appellante].
5. Vast staat dat het contract d.d. 3 november 2007 (r.o. 1.1.) ten name van
VC Vuurwerk is gesteld. Nu partijen op 10 oktober 2008 alleen hun handtekening hebben geplaatst op de bladzijde waarin het gehuurde object, de huurprijs en de termijn van de huurovereenkomst zijn omschreven, heeft [appellante] - mede gelet op de betwisting van [geïntimeerde 1] - onvoldoende aangevoerd om als juist te kunnen aanvaarden dat [appellante] en [geïntimeerde 1] toen tevens hebben beoogd een wijziging in de persoon van de contracterende huurder aan te brengen. Het hof heeft bij hetgeen hiervoor is overwogen, tevens in aanmerking genomen dat [appellante] na 10 oktober 2008 is doorgegaan met het verzenden van facturen naar
VC Vuurwerk en dat [appellante] geen verklaring heeft gegeven voor het feit dat zij vanaf die datum de facturen niet (tevens) aan [geïntimeerde 1] heeft doen toekomen.
6. De stellingen van [appellante] in hoger beroep aangaande haar contractuele wederpartij zijn niet erg duidelijk. Gelet op hetgeen [appellante] zowel in het geding in eerste aanleg als in hoger beroep heeft aangevoerd, gaat het hof ervan uit dat [appellante] stelt dat [geïntimeerde 1], hoewel zulks niet schriftelijk is vastgelegd, zowel bij de overeenkomst van 3 november 2007 als bij de nadien gewijzigde overeenkomst van 10 oktober 2008 als contractpartij heeft te gelden omdat de tenaamstelling van VC Vuurwerk als contractpartij op verzoek van [geïntimeerde 1] en om hem moverende redenen heeft plaats gevonden, maar dat [appellante] [geïntimeerde 1] steeds als haar contractuele wederpartij heeft beschouwd. Nu de juistheid van deze stelling van [appellante] niet zonder meer uit de overgelegde bescheiden valt af te leiden, en [appellante] uitdrukkelijk bewijs daarvan heeft aangeboden, zal het hof haar daartoe toelaten. Het hof overweegt volledigheidshalve dat indien [geïntimeerde 1] zich op 3 november 2007 als huurder jegens [appellante] heeft verbonden, hij die positie ook behoudt met betrekking tot de gewijzigde overeenkomst van
10 oktober 2008, nu - zoals hiervoor al is overwogen - gesteld noch gebleken is dat partijen toen een wijziging in de persoon van de contracterende huurder hebben beoogd in die zin dat alleen VC Vuurwerk als huurder had te gelden.
7. Het hof zal uit een oogpunt van proceseconomie thans ook grief II behandelen. [appellante] is in deze grief opgekomen tegen het oordeel van de kantonrechter dat onbewezen is gebleven dat VC Vuurwerk in betalingsproblemen verkeerde ten tijd van het retourneren van de auto door [geïntimeerde 1]. [geïntimeerde 1] moet als feitelijk bestuurder van VC Vuurwerk worden beschouwd en hij kon bij het aangaan van de overeenkomst op 10 oktober 2008 weten dat VC Vuurwerk in financieel zwaar weer verkeerde waardoor met aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid niet lang meer aan de financiële verplichtingen zou kunnen worden voldaan. Zulks blijkt ook uit het feit dat [geïntimeerde 1] de auto in april 2009 heeft ingeleverd. Tijdens de comparitie van partijen in het geding in eerste aanleg heeft [geïntimeerde 1] zelf gesteld dat VC Vuurwerk in staat van faillissement verkeert, aldus [appellante]. [appellante] heeft tevens verwezen naar de overgelegde financiële gegevens van
VC Vuurwerk over de relevante jaren. [appellante] kan [geïntimeerde 1] als feitelijk beleidsbepaler uit hoofde van onrechtmatige daad aanspreken in het geval dat komt vast te staan dat [geïntimeerde 1] niet contractueel jegens [appellante] is gebonden, aldus [appellante].
8. Vast staat dat VC Vuurwerk de overeenkomst op 3 november 2007 met [appellante] is aangegaan. Indien er voorshands van wordt uitgegaan dat [geïntimeerde 1] in november 2007 feitelijk bestuurder van VC Vuurwerk was, is [geïntimeerde 1] alleen dan aansprakelijk voor de schade die [appellante] heeft geleden als gevolg van het niet deugdelijk nakomen van de overeenkomst, wanneer [geïntimeerde 1] bij het aangaan van de overeenkomst wist of redelijkerwijze behoorde te begrijpen dat
VC Vuurwerk niet, of niet binnen een redelijke termijn, aan haar verplichtingen zou kunnen voldoen en geen verhaal zou bieden voor de schade die [appellante] ten gevolge van die toerekenbare tekortkoming zou lijden (Hoge Raad 6 oktober 1989 NJ 1990, 286, Beklamel).
9. [appellante] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat [geïntimeerde 1] gelet op de financiële positie van VC Vuurwerk de overeenkomst van 10 oktober 2008 niet had mogen aangaan, jaarcijfers van VC Vuurwerk overgelegd. Uit deze niet betwiste bescheiden blijkt dat de van belang zijnde gegevens over het jaar 2008 niet of nauwelijks afwijken van die over 2007. Wanneer mede in aanmerking wordt genomen dat VC Vuurwerk tot 1 april 2009 de maandelijkse facturen aan [appellante] heeft voldaan, gesteld noch gebleken is dat [appellante] haar één of meerdere keren tot betaling heeft moeten manen en de oorspronkelijke overeenkomst voor de periode tot 3 november 2009 was aangegaan, heeft [appellante] niet aannemelijk gemaakt dat [geïntimeerde 1] de overeenkomst in oktober 2008 niet had mogen wijzigen in die zin dat de maandelijkse betalingsverplichtingen zwaarder op VC Vuurwerk kwamen te drukken, n.l. voor € 1.000,00 in plaats van € 752,00 per maand, beide bedragen excl. BTW. [geïntimeerde 1] kan dan ook niet op deze grondslag aansprakelijk worden gehouden voor de voldoening van de openstaande facturen en de door [appellante] gestelde schade. Om die reden behoeft niet nader te worden ingegaan op de vraag of [geïntimeerde 1] in oktober 2008 al dan niet als feitelijk bestuurder van VC Vuurwerk moet worden aangemerkt.
Grief II faalt.
10. De behandeling van grief III en de beslissingen als hiervoor in r.o. 3 overwogen, zullen worden aangehouden tot na de bewijslevering.
De beslissing
Het hof rechtdoende in hoger beroep
draagt [appellante] op te bewijzen dat zij met [geïntimeerde 1] op 3 november 2007 dan wel op 10 oktober 2008 een huurovereenkomst is aangegaan met betrekking tot de [appellante] in eigendom toebehorende personenauto merk BMW met kenteken 34-RB-DJ resp. 95-NV-PX in dier voege dat [geïntimeerde 1] naast VC Vuurwerk huurder van deze personenauto(s) werd;
bepaalt dat, indien [appellante] dat bewijs (ook) door middel van getuigen wenst te leveren, het verhoor van deze getuigen zal geschieden ten overstaan van het hierbij tot raadsheer-commissaris benoemde lid van het hof mr. A.M. Koene, die daartoe zitting zal houden in het paleis van justitie aan het Wilhelminaplein 1 te Leeuwarden en wel op een nader door deze vast te stellen dag en tijdstip;
bepaalt dat [appellante] het aantal voor te brengen getuigen alsmede de verhinderdagen van beide partijen, van hun advocaten en van de getuigen zal/zullen opgeven op de roldatum van dinsdag 14 augustus 2012, waarna de raadsheer-commissaris dag en uur van het verhoor (ook indien voormelde opgave van een of meer van partijen ontbreekt) vaststelt;
bepaalt dat [appellante] overeenkomstig artikel 170 Rv de namen en woonplaatsen van de getuigen tenminste een week voor het verhoor aan de wederpartij en de griffier van het hof dient op te geven;
houdt iedere verdere beslissing aan.
Aldus gewezen door mrs. H. de Hek, voorzitter, M.C.D. Boon-Niks en
A.M. Koene en uitgesproken door de rolraadsheer ter openbare terechtzitting van dit hof van dinsdag 31 juli 2012 in bijzijn van de griffier.