4. De grieven 2 tot en met 4
4.1. De grieven 2 t/m 4 zien op de grondslag van de vorderingen en worden gezamelijk beoordeeld. Dat [geïntimeerde] persoonlijk contractueel is gebonden jegens Astrum wordt in hoger beroep niet langer gehandhaafd (memorie van grieven, randnummer 25). Het gaat in het hoger beroep nog om de vraag of [geïntimeerde] aansprakelijk is in de zin van artikel 3:70 BW of 6:162 BW.
4.2. Voor een op artikel 3:70 BW gebaseerde vordering is vereist (a) dat [geïntimeerde] zich als vertegenwoordiger van United Claim heeft gepresenteerd, terwijl (b) een toereikende volmacht van United Claim daartoe ontbrak en (c) Astrum als gevolg daarvan schade heeft geleden.
4.3. Het hof zal de opdracht gegeven in september 2009 en die gegeven in maart 2010 (hierna: de eerste respectievelijk de tweede opdracht) afzonderlijk beoordelen. Waar partijen betogen dat [geïntimeerde] namens United Claim heeft gehandeld, is dit strikt genomen niet mogelijk. United Claim is een commanditaire vennootschap die geen rechtspersoonlijkheid bezit en dus niet kan worden vertegenwoordigd. Het hof gaat er vanuit dat partijen aan de orde bedoelen te stellen of [geïntimeerde] is opgetreden namens de beherend vennoot van United Claim te weten Resolis Ltd (hierna: Resolis), hetgeen samenvalt met de vraag of [geïntimeerde] optrad als bevoegd bestuurder van Resolis.
4.4. Aangaande de eerste opdracht faalt de vordering gebaseerd op artikel 3:70 BW omdat tussen partijen niet ter discussie staat dat [geïntimeerde] op dat moment wel bevoegd was Resolis te vertegenwoordigen. Ook op bestuurdersaansprakelijkheid (artikel 6:162 BW) kan Astrum haar vordering niet baseren. In de memorie van grieven wordt deze grondslag onderbouwd door te wijzen op de overschrijving van de auto in het kentekenregister van United Claim naar UClaim.nl. De auto zou het enige verhaalsobject zijn. Dat laatste wordt niet onderbouwd en de enkele overschrijving in het kentekenregister is onvoldoende om te onderbouwen dat de auto van eigenaar is gewisseld. Dat laatste zou ten minste nodig zijn voor de paulianeuze handeling, waarvan volgens Astrum sprake is. Dat [geïntimeerde] ten tijde van het geven de eerste opdracht wist of behoorde te begrijpen dat Resolis niet aan haar verplichtingen kon voldoen en geen verhaal zou bieden voor de daaruit voortvloeiende schade (HR 26 juni 2006, NJ 2009, 418) is gesteld noch gebleken.
4.5. Ten tijde van het geven van de tweede opdracht was [geïntimeerde] geen bestuurder (meer) van Resolis en als gevolmachtigde van Resolis was [geïntimeerde] uitgeschreven uit het handelsregister. Dat hij afzonderlijk door Resolis was gevolmachtigd, heeft [geïntimeerde] weliswaar gesteld maar niet onderbouwd. De opvolgende bestuurder van Resolis verklaart dat door hem geen volmacht tot een reparatieopdracht is gegeven. Dat ligt ook niet voor de hand nu de auto in maart 2010 niet op naam van United Claim was geregistreerd. Het moet er daarom voor worden gehouden dat [geïntimeerde] niet gevolmachtigd was namens Resolis (United Claim) te handelen.
4.6. Of [geïntimeerde] zich desondanks bij het geven van de tweede opdracht als gevolmachtigde van United Claim (Resolis) heeft gepresenteerd, hangt er van af wat partijen jegens elkaar hebben verklaard en over en weer uit elkaars verklaringen en gedragingen hebben afgeleid en mochten afleiden (HR 11 maart 1977, NJ 1977, 521). Tot de omstandigheden die in dit verband in aanmerking moeten worden genomen behoort de voor de wederpartij kenbare hoedanigheid en de context waarin partijen optraden (HR 26 juni 2009, LJN: BH9284, NJ 2010, 664). De rechtbank overweegt onder 4.5. dat [geïntimeerde] uit de gedragingen van Astrum mocht afleiden dat Astrum United Claim als opdrachtgever zag en dat [geïntimeerde] als vertegenwoordiger van United Claim heeft gehandeld. Tegen dat juiste oordeel zijn terecht geen grieven gericht.
4.7. [geïntimeerde] heeft zich derhalve bij het geven van de tweede opdracht gepresenteerd als vertegenwoordiger van United Claim (Resolis) zonder over een toereikende volmacht te beschikken. Astrum heeft als gevolg daarvan schade geleden doordat United Claim (Resolis) de reparatieovereenkomst niet is nagekomen.
4.8. Grief 2 slaagt wat betreft de tweede opdracht. Grief 3 slaagt betreffende de tweede opdracht voor zover de vordering is gebaseerd op artikel 3:70 BW. Voor het overige falen de grieven 2 en 3. Grief 4 behoeft daarmee geen afzonderlijke beoordeling.