ECLI:NL:GHLEE:2012:BY3518

Gerechtshof Leeuwarden

Datum uitspraak
30 oktober 2012
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200.111.074/01
Instantie
Gerechtshof Leeuwarden
Type
Uitspraak
Procedures
  • Hoger beroep
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bureau Jeugdzorg bepaalt wie de ondertoezichtstelling uitvoert

In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof Leeuwarden op 30 oktober 2012, gaat het om een hoger beroep van ouders tegen een beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad. De kinderrechter had op 4 mei 2012 de minderjarigen [kind 1] en [kind 2] onder toezicht gesteld van Bureau Jeugdzorg Overijssel, met de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering als uitvoerende instantie. De ouders, hierna aangeduid als de moeder en de vader, hebben in hoger beroep verzocht om vernietiging van deze beschikking en om de Raad voor de Kinderbescherming niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek tot ondertoezichtstelling.

Het hof heeft de feiten vastgesteld, waaronder de zorgen van de Raad over de ontwikkeling van de kinderen. De Raad heeft aangegeven dat [kind 1] en [kind 2] hulp nodig hebben, maar dat de ouders onvoldoende openstaan voor deze hulp. Er zijn zorgen over de emotionele en gedragsmatige ontwikkeling van beide kinderen, waarbij [kind 2] problemen vertoont op school en [kind 1] sociaal-emotioneel niet goed functioneert. Het hof heeft vastgesteld dat er meerdere meldingen zijn gedaan bij het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling, wat de zorgen over de opvoedingssituatie van de kinderen versterkt.

Het hof heeft geoordeeld dat de kinderrechter ten onrechte heeft bepaald dat de ondertoezichtstelling door de William Schrikker Stichting moet worden uitgevoerd. Het is aan Bureau Jeugdzorg om te bepalen wie de uitvoering van de ondertoezichtstelling op zich neemt. Het hof heeft de beschikking van de kinderrechter in zoverre vernietigd, maar de benoeming van Bureau Jeugdzorg als gezinsvoogdij-instelling bekrachtigd. De ouders hebben verschillende stappen ondernomen in het belang van de kinderen, maar er blijven zorgen bestaan over hun ontwikkeling en de samenwerking met de gezinsvoogd.

Uitspraak

Beschikking d.d. 30 oktober 2012
Zaaknummer 200.111.074/01
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
1. [appellante],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de moeder,
2. [appellant],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
appellanten,
hierna gezamenlijk te noemen: de ouders,
advocaat: mr. P.L. Hellinga, kantoorhoudende te Zwolle,
tegen
de Raad voor de Kinderbescherming,
kantoorhoudende te Zwolle,
geïntimeerde,
hierna te noemen: de raad.
Belanghebbende:
William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering,
kantoorhoudende te Amsterdam,
hierna te noemen: WSS.
Het geding in eerste aanleg
Bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 4 mei 2012 heeft de kinderrechter in de rechtbank Zwolle-Lelystad, locatie Zwolle, (zaaknummer rechtbank: 197549 / JZ RK 12-303) de minderjarigen [kind 1] (hierna te noemen: [kind 1]), geboren [in 2001], en [kind 2] (hierna te noemen: [kind 2]), geboren [in 2004], onder toezicht gesteld met ingang van 4 mei 2012 tot 4 mei 2013 en heeft Bureau Jeugdzorg Overijssel (hierna te noemen: BJZ) tot gezinsvoogdijinstelling benoemd, uit te voeren door WSS.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 3 augustus 2012, hebben de ouders verzocht de beschikking van 4 mei 2012 te vernietigen en opnieuw beslissende de raad niet-ontvankelijk te verklaren in het verzoek tot ondertoezichtstelling, althans dit verzoek af te wijzen.
Hoewel daartoe in de gelegenheid gesteld is er van de zijde van de raad geen verweerschrift binnengekomen. De raad heeft ter zitting mondeling verweer gevoerd.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder een faxbericht van 7 september 2012 van mr. Hellinga en een brief van 10 september 2012 met een bijlage van de raad.
Ter zitting van 2 oktober 2012 is de zaak behandeld. Verschenen zijn de ouders, bijgestaan door mr. Hellinga, mevrouw Uit den Boogaardt namens de raad en mevrouw Haak (de gezinsvoogd) en mevrouw Louvet namens WSS. De raad heeft ter zitting van het hof een pleitnotitie overgelegd.
Ouders hebben het hof ter zitting verzocht een verklaring over te leggen van de leerkracht van [kind 2]. Dit verzoek is afgewezen omdat deze verklaring in strijd met het Procesreglement niet zo spoedig mogelijk is overgelegd en niet door iedere belanghebbende is ontvangen.
De beoordeling
De vaststaande feiten
1. Uit de affectieve relatie tussen de ouders zijn [kind 1] en [kind 2] geboren.
De ouders zijn gezamenlijk met het gezag over de kinderen belast.
2. Bij inleidend verzoekschrift van 24 april 2012 heeft de raad de rechtbank verzocht [kind 1] en [kind 2] voor een periode van 12 maanden onder toezicht te stellen van BJZ.
3. Bij de beschikking waarvan beroep heeft de rechtbank beslist als hiervoor vermeld onder het kopje "Het geding in eerste aanleg". Tegen deze beslissing is het hoger beroep van de ouders gericht.
Ten aanzien van de ondertoezichtstelling
4. Voor het antwoord op de vraag of de minderjarigen onder toezicht moeten worden gesteld, dient te worden beoordeeld of de minderjarigen zodanig opgroeien, dat hun zedelijke of geestelijke belangen of hun gezondheid ernstig worden bedreigd, en andere middelen ter afwending van deze bedreiging hebben gefaald of, naar is te voorzien, zullen falen.
5. De ouders stellen - kort gezegd - dat er zorgen bestaan over [kind 1] en [kind 2], maar dat er geen sprake is van een ernstige bedreiging van hun zedelijke of geestelijke belangen of gezondheid. De ouders hebben in verband met de zorgen omtrent [kind 2] - uit eigen beweging - in februari 2011 contact gezocht met Dimence (instantie die hulp biedt bij psychische problemen), opdat [kind 2] onderzocht zou worden en de ouders begeleiding zouden krijgen. [kind 2] is naar aanleiding hiervan na de zomer in 2011 naar speciaal onderwijs gegaan. De ouders hebben ter zitting van het hof nog een verklaring van een leerkracht van [kind 2] voorgehouden, waarin (onder meer) staat vermeld dat het steeds beter gaat met [kind 2] op school, dat er nauwelijks meer incidenten plaatsvinden en dat de ouders goede betrokkenheid laten zien en open staan voor hulp en tips. In juli 2012 is [kind 2], op voorschrift van de kinderpsychiater, met medicatie gestart in verband met ADHD. Over de uitwerking van de medicatie stuurt moeder iedere week een email aan de kinderpsychiater, waarna de medicatie verschillende keren is aangepast. Volgens Dimence is het voor de ouders pas mogelijk om met de ouderbegeleiding te starten wanneer de medicatie van [kind 2] goed is afgesteld en [kind 2] ADHD geclassificeerd is, aldus de ouders. Volgens de ouders zijn zij - op advies van de huisarts en de POH (praktijk-ondersteuner) - niet met de door de raad voorgestelde ouderbegeleiding door Vitree (IOG) gestart, omdat dit op hetzelfde zou neerkomen als de ouderbegeleiding die zij vanuit Dimence zullen gaan krijgen.
De ouders geven aan dat zij hopen zo snel mogelijk te kunnen beginnen met de ouderbegeleiding vanuit Dimence en dat zij in de tussentijd ook verschillende cursussen hebben gevolgd over hoe om te gaan met een kind met ADHD.
6. De ouders brengen ten aanzien van [kind 1], die op haar (oude) school werd gepest en geen aansluiting kon vinden met de andere kinderen, naar voren dat zij naar een andere school is gegaan. Volgens de ouders waren zij dit al van plan voordat de raad adviseerde om voor [kind 1] een andere school te zoeken. [kind 1] is nu uit de omgeving waar ze gepest werd en wordt door haar nieuwe klasgenootjes goed opgenomen in de groep. [kind 1] heeft speelafspraakjes en gaat weer met plezier naar school. [kind 1] geeft nu ook niet meer aan dat ze buik- of hoofdpijn heeft, welke klachten volgens de ouders te maken hadden met het feit dat ze op haar oude school niet goed in haar vel zat.
7. De ouders hebben ter zitting van het hof naar voren gebracht dat zij er grote problemen mee hebben dat de ondertoezichtstelling is gebaseerd op een onjuiste anonieme melding dat [kind 2] meerdere keren met een ontbloot onderlijf in de buurt in de bosjes is gesignaleerd. Volgens de ouders weet [kind 2] hier in het geheel niets van en is hij erg geschrokken van de melding.
8. De raad stelt zich ter zitting van het hof op het standpunt dat een ondertoezicht-stelling van [kind 1] en [kind 2] noodzakelijk is om hen de hulp te kunnen bieden die zij nodig hebben. De raad is van mening dat de ouders hulp in het vrijwillig kader onvoldoende accepteren, waardoor [kind 1] en [kind 2] niet de hulp krijgen die zij nodig hebben. Uit de informatie van Dimence blijken zorgen over [kind 2].
Zo geeft Dimence aan dat hij op school vaak wordt getreiterd en geplaagd en zijn er aanwijzingen voor problemen met de concentratie en aandacht. Ook de school heeft de nodige zorgen; [kind 2] is prikkelgevoelig en beweeglijk, ziet er regelmatig
vermoeid uit en heeft niet altijd ontbeten als hij op school komt. Ook de wijkconsulent heeft haar zorgen over het gedrag van [kind 2] uitgesproken.
Al deze zorgen hebben ertoe geleid dat de raad tot de conclusie komt dat [kind 2] een jongen is die zich op emotioneel en gedragsmatig gebied niet leeftijdsadequaat ontwikkelt. De raad is van mening dat [kind 2] ernstig in zijn ontwikkeling wordt bedreigd.
9. De raad is tevens van mening dat [kind 1] ernstig in haar ontwikkeling wordt bedreigd. [kind 1] is een zeer gesloten meisje dat zich sociaal-emotioneel niet leeftijdsadequaat ontwikkelt. Zij heeft veel moeite met het aangaan van sociale contacten op school en zij heeft veel moeite om haar gevoelens te uiten.
Daarnaast zijn er zorgen over haar internaliserende gedrag, aldus de raad.
Zij klaagt regelmatig over buik- en hoofdpijn, ze oogt vlak in haar emoties, ziet er soms vermoeid uit en heeft moeite zich op school te concentreren. De raad is van mening dat de zorgen niet weg te nemen zijn met een wisseling van school. Volgens de raad heeft ook de nieuwe school aangegeven dat er aandachtspunten zijn en dat zij deze binnenkort met de ouders willen bespreken. De raad heeft aangegeven dat het voor [kind 1] goed zou zijn dat ook zij door Dimence wordt onderzocht. Gebleken is dat [kind 1] nog niet door Dimence is gezien, omdat de ouders dit niet nodig vinden.
10. WSS heeft ter zitting van het hof naar voren gebracht dat er meerdere malen is getracht om een afspraak met de ouders te maken, maar dat de gezinsvoogd de ouders eerst op 27 juni 2012 voor het eerst heeft ontmoet. Volgens WSS bestaan er meerdere zorgsignalen ten aanzien van [kind 1] en [kind 2], maar blijven de ouders steken in ontkenning en lijkt het voor hen moeilijk om zich open te stellen voor de buitenwereld. De ouders werken niet tegen, maar er kan niet worden gesproken van samenwerking tussen de ouders en de gezinsvoogd. Een ondertoezichtstelling is noodzakelijk om stappen vooruit te kunnen zetten. WSS heeft op dit moment onvoldoende zicht op de gezinssituatie van de ouders. Het is niet duidelijk of de ouders voldoende handelen in het belang van de kinderen. Er is nog geen contact geweest tussen de gezinsvoogd en [kind 1] en ook heeft de gezinsvoogd nog geen contact gehad met de school van [kind 1].
De gezinsvoogd had vier weken zomervakantie en het werd door WSS niet noodzakelijk geacht dat [kind 1] in de tussentijd door een vervangende gezinsvoogd zou worden bezocht.
Overwegingen van het hof
11. Uit de stukken blijkt dat er sprake is geweest van diverse meldingen bij het Algemeen Meldpunt Kindermishandeling vanuit verschillende bronnen.
Zo is er een melding geweest van de Zwolse Woning Stichting en van de wijkagent. De zorgen betreffen het opvoedershandelen en de opvoedersfactoren. Er zijn zorgen gemeld over de psychische gesteldheid van de moeder en wordt over vader gemeld dat hij verbaal agressief kan reageren en fysiek dreigend kan zijn. Ook de scholen hebben zorg over de kinderen. Er zijn zorgen over het gedrag van [kind 2] en de ontwikkeling en het gedrag van [kind 1]. Opvallend is dat de ouders bij het AMK worden omschreven als zorgmijders en ook het AMK heeft ervaren, net als de gezinsvoogd nu, dat het moeilijk is om met de ouders in contact te komen.
12. De ouders erkennen in elk geval voor een deel de zorgen over [kind 2] en hebben inmiddels hulp bij Dimence gezocht. Ook hebben de ouders naar aanleiding van het door Dimence verrichte onderzoek het een en ander ondernomen. Zo is [kind 2] veranderd van school en volgt hij nu speciaal onderwijs en krijgt hij medicatie.
In samenwerking met Dimence wordt nauwgezet bijgehouden wat de effecten hiervan zijn. Duidelijk is geworden dat [kind 2] moeilijk contact maakt, intellectueel functioneert op een zwakbegaafd niveau (IQ 78) en motorisch erg onrustig en hangerig is. Er sprake van een disharmonisch profiel. De zorgen over [kind 1] herkennen de ouders niet, althans de zorgen die er over haar waren zijn in de visie van de ouders schoolgerelateerd geweest en zijn verdwenen met de overplaatsing van [kind 1] door de ouders naar een andere school.
13. Uit het voorgaande blijkt dat de ouders verschillende stappen hebben ondernomen in het belang van de kinderen.
Het is voor het hof echter niet duidelijk of er hiernaast voor [kind 2], gelet op de geconstateerde zorgen zoals hiervoor nader uiteengezet, ook de noodzakelijk geachte (verdere) hulpverlening vanuit Dimence voldoende van de grond is gekomen of welke stappen er wat dat betreft nog genomen moeten gaan worden. De visie van de ouders over de reden waarom de ouderbegeleiding van Dimence (nog) niet is ingezet komt niet overeen met de visie van de raad en de gezins-voogd hierover. Het hof merkt nog op dat ten aanzien van [kind 2] uit diverse hoeken problemen zijn gesignaleerd en dat de ondertoezichtstelling niet (enkel)
is gebaseerd op de anonieme melding, zoals door de ouders naar voren gebracht.
14. Met betrekking tot [kind 1] is tot op heden geen nader onderzoek naar de huidige situatie verricht. De zorgpunten zoals die door de raad zijn omschreven betreffen de periode dat [kind 1] nog op haar oude school zat. [kind 1] is nadien, tegen het advies van de raad in, niet onderzocht door Dimence en ook de gezinsvoogd heeft haar nog helemaal niet gezien en heeft ook nog geen contact gehad met haar (nieuwe) school. Het hof laat in het midden aan wie het te wijten is dat dit contact nog niet tot stand is gekomen, maar acht het van groot belang dat er zo snel mogelijk een ontmoeting tussen de gezinsvoogd en [kind 1] en tussen de gezinsvoogd en de school van [kind 1] plaatsvindt. Op korte termijn dient duidelijk te worden of en in hoeverre nog sprake is van haar internaliserende gedrag zoals dat door de raad is gesignaleerd.
15. De hiervoor besproken onduidelijkheden maken dat er nog steeds ernstige zorgen bestaan over de ontwikkeling van de [kind 1] en [kind 2]. De samenwerking tussen de ouders en de gezinsvoogd dient te verbeteren, zodat er helderheid ontstaat over de gezinssituatie en het pedagogisch handelen van de ouders. Het hof acht het noodzakelijk dat hulp in het kader van de ondertoezichtstelling wordt geboden, teneinde de aanwezige bedreiging van de zedelijke of geestelijke belangen of gezondheid van [kind 1] en [kind 2] af te wenden. Naar het oordeel van het hof is voldoende komen vast te staan dat andere middelen (in een vrijwillig kader) gefaald hebben of zullen falen.
De uitvoering van de ondertoezichtstelling
16. Het hof stelt ambtshalve vast dat de kinderrechter ten onrechte heeft bepaald dat de ondertoezichtstelling door WSS moet worden uitgevoerd. Het is namelijk niet aan de rechter die de ondertoezichtstelling uitspreekt maar aan BJZ, die in deze een mandateringsbevoegdheid heeft, om te bepalen wie uitvoering moet geven aan de ondertoezichtstelling. De beschikking waarvan beroep zal dan ook in zoverre worden vernietigd.
Slotsom
17. Op grond van het voorgaande, zal het hof beslissen als na te melden.
De beslissing
Het gerechtshof:
vernietigt de bestreden beschikking voor zover bij de benoeming van Bureau Jeugdzorg Overijssel tot gezinsvoogdij-stelling bepaald is dat de voogdij wordt uitgevoerd door de William Schrikker Stichting Jeugdbescherming & Jeugdreclassering;
bekrachtigt de beschikking voor het overige, waaronder de benoeming van Bureau Jeugdzorg Overijssel tot gezinsvoogdij-instelling;
wijst af het meer of anders verzochte.
Deze beschikking is gegeven door mrs. I.A. Vermeulen, voorzitter, R. Feunekes en M.P. den Hollander, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 30 oktober 2012 in bijzijn van de griffier.