Beschikking d.d. 22 november 2012
Zaaknummer: 200.113.747
HET GERECHTSHOF LEEUWARDEN
Beschikking in de zaak van
[appellante],
wonende op een geheim adres,
appellante,
hierna te noemen: de moeder,
advocaat mr. Y. Kikkert, kantoorhoudende te Assen,
Leger des Heils Jeugdzorg en Reclassering,
kantoorhoudende te Groningen,
geïntimeerde,
hierna te noemen: LJ&R.
1. [de vader],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen: de vader,
2. [de pleegouders],
wonende op een geheim adres,
hierna te noemen: de pleegouders.
Het geding in eerste aanleg
Bij beschikking, uitvoerbaar bij voorraad, van de kinderrechter in de rechtbank Assen van 29 augustus 2012 (zaaknummer 94273 / FA RK 12-2072) is de beschikking van 3 augustus 2012, waarbij een machtiging is verleend tot uithuisplaatsing van de hierna genoemde minderjarigen [kind 1 en kind 2] voor een termijn van vier weken met ingang van 3 augustus 2012, bekrachtigd en is voorts, conform en ter effectuering van het indicatiebesluit, aansluitend tot 30 november 2012 een machtiging tot uithuisplaatsing gedurende dag en nacht ten behoeve van [kind 1 en kind 2] verleend.
Het geding in hoger beroep
Bij beroepschrift, binnengekomen op de griffie op 24 september 2012, heeft de moeder verzocht om bij beslissing uitvoerbaar bij voorraad te beslissen dat de verlenging van de uithuisplaatsing van [kind 1 en kind 2] ten onrechte is uitgesproken c.q. dat die met ingang van de dag van de beschikking van het hof wordt opgeheven.
Bij verweerschrift, binnengekomen op de griffie op 30 oktober 2012, heeft LJ&R het verzoek van de moeder bestreden en geconcludeerd tot niet-ontvankelijk verklaring dan wel afwijzing van het verzoek.
Het hof heeft voorts kennisgenomen van de overige stukken, waaronder de brief met bijlagen van mr. Kikkert van 1 oktober 2012, de brief met bijlagen van de Raad voor de Kinderbescherming (de raad) van 5 oktober 2012 en de brief met bijlagen van mr. Kikkert van 18 oktober 2012.
De zaak is behandeld ter zitting van het hof van 8 november 2012. Verschenen zijn de advocaat van de moeder en namens LJ&R mw. [X] en mw. [Y].
De beoordeling
Feiten en achtergronden
1. De vader (thans 21 jaar oud) en de moeder (thans 22 jaar oud) hebben in november 2008 een affectieve relatie met elkaar gekregen. Zij hebben elkaar ontmoet in Jeugdinrichting het Poortje.
2. Uit de relatie zijn twee kinderen geboren: op [geboortedatum] te [geboorteplaats] [kind 1] (verder te noemen: [kind 1]) en op [geboortedatum] te [geboorteplaats] [kind 2] (verder te noemen: [kind 2] en verder samen te noemen: de kinderen). De vader heeft de kinderen erkend.
3. Binnen het gezin is herhaaldelijk sprake geweest van huiselijk geweld, gepleegd door de vader richting de moeder, naar het zich laat aanzien mede veroorzaakt door middelengebruik en spanningen tussen de ouders rondom de (komst van de) kinderen. Het gezin is in korte tijd verschillende keren verhuisd. In augustus 2010 is het gezin in [plaats] gaan wonen.
4. In februari 2011 is de moeder met de kinderen, na ernstig te zijn mishandeld door de vader, naar de politie gegaan omdat zij vreesde voor haar leven en dat van de kinderen. De moeder en de kinderen zijn vervolgens opgevangen in een voorziening van het Toevluchtsoord (crisis- en vrouwenopvang) te [plaats 2]. De vader is in verband met die mishandeling van de moeder tot december 2011 strafrechtelijke gedetineerd geweest. In 2012 is de vader ook voor enige tijd strafrechtelijk gedetineerd geweest. Dit maal voor (ernstige) mishandeling van een willekeurige derde op straat.
5. Op verzoek van LJ&R - in verband met de vrijlating van de vader en de omstandigheid dat hij bij de moeder is gesignaleerd - heeft de kinderrechter op
3 augustus 2012 met spoed een machtiging tot uithuisplaatsing voor de kinderen afgegeven voor de duur van vier weken en mondelinge behandeling van de zaak bepaald op 15 augustus 2012 (voortgezet op 29 augustus 2012), waarna de kinderrechter bij de bestreden beschikking heeft beslist als hiervoor weergegeven onder het kopje "Het geding in eerste aanleg".
6. De kinderen verblijven op basis van de machtiging tot uithuisplaatsing bij de pleegouders.
De standpunten
7. De eerste en enige grief van de moeder tegen de bestreden beschikking strekt tot betoog dat de kinderrechter ten onrechte heeft overwogen dat de veiligheid van de kinderen onvoldoende is gewaarborgd met alleen een ondertoezichtstelling. Ter toelichting heeft de moeder onder meer opgemerkt dat zij de relatie met de vader definitief heeft verbroken.
8. LJ&R is blijkens het verweerschrift van mening dat de onderhavige maatregelen gerechtvaardigd zijn en heeft dat uitgebreid toegelicht onder meer door te wijzen op de voorgeschiedenis van de zaak en recente ontwikkelingen, waaronder een nieuwe aangifte van de moeder bij de politie wegens mishandelingen door de vader.
De overwegingen van het hof
De positie van de vader in deze procedure
9. Het hof overweegt allereerst dat de onderhavige procedure maatregelen betreft met betrekking tot het ouderlijk gezag, voortvloeiende uit de ondertoezichtstelling, en dat om die reden de vraag rijst of de vader in deze zaak als belanghebbende kan worden aangemerkt in de zin van artikel 798 lid 1 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering (Rv) nu de vader - anders dan de moeder - niet van rechtswege is belast met het ouderlijk gezag over [kind 1 en kind 2]. Bij de beantwoording van die vraag dient acht te worden geslagen op de criteria die de Hoge Raad in zijn jurisprudentie uiteen heeft gezet in onder meer de uitspraak van 21 mei 2010 (LJN: BL7043). Anders dan de moeder in haar beroepschrift heeft verwoord, beantwoordt het hof de hier bedoelde vraag bevestigend waarbij het hof in aanmerking neemt dat de vader blijkens de stukken steeds nauw betrokken is geweest bij - en ook periodes een feitelijk aandeel heeft gehad in - de verzorging en opvoeding van de kinderen. Hierdoor is de vader aan te merken als "een ander die het minderjarig kind als behorende tot zijn gezin verzorgt en opvoedt" bedoeld in de aangehaalde uitspraak. Dat de huidige woon- of verblijfplaats van de vader niet bekend is maakt dat niet anders.
De machtiging(en)tot uithuisplaatsing
10. Een machtiging tot uithuisplaatsing is een maatregel die, overeenkomstig artikel 1:261 lid 1 BW, kan worden verleend indien dit noodzakelijk is in het belang van de verzorging en opvoeding van de minderjarige of tot onderzoek van diens lichamelijke of geestelijke gesteldheid.
11. Het hof stelt vast dat de moeder de in het verweerschrift door LJ&R benoemde gronden voor de in geding zijnde maatregelen, die met name verband houden met ernstige zorgen over de veiligheid van de kinderen in de thuissituatie bij de moeder maar ook met andere tekortkomingen in de basale opvoedingsbehoeften van de kinderen, niet heeft bestreden. De advocaat van de moeder heeft in dit verband ter zitting toegelicht dat zij geen contact met de moeder heeft kunnen krijgen om het verweerschrift te bespreken en dat zij zich daarom refereert aan het oordeel van het hof.
12. Het hof oordeelt dat de zorgen van LJ&R in deze door het hof worden gedeeld. In het verweerschrift heeft LJ&R in dit verband toegelicht dat er de afgelopen maanden sterke aanwijzingen naar zijn gekomen dat de moeder weer samen met de vader is. De moeder heeft dat desgevraagd zelf ook toegegeven tegenover de gezinsvoogd tijdens een (begeleid) omgangsmoment op 11 oktober 2012. LJ&R heeft voorts toegelicht dat de moeder op 23 oktober 2012 opnieuw hulp heeft gezocht bij de politie en dat zij daarbij aangifte tegen de vader heeft gedaan van verschillende (stelselmatige) gewelddadigheden gepleegd door de vader jegens de moeder in de periode van juli t/m oktober 2012. Het hof ziet een patroon waarin de moeder ondanks dat herhaaldelijk en ernstig huiselijk geweld, om haar moverende redenen, toch steeds weer toenadering zoekt (dan wel toenadering toestaat) tot de vader met alle risico's van dien, ook voor de kinderen. Daarmee komt de grond aan het appel van de moeder te ontvallen nu dat voor een belangrijk deel is gestoeld op de stelling dat de moeder de relatie met de vader heeft verbroken.
13. Gelet op het voorgaande onderschrijft het hof de conclusie van LJ&R dat de veiligheid van de kinderen onvoldoende is gewaarborgd in de thuissituatie bij de moeder. Reeds daarom zijn de onderhavige maatregelen naar het oordeel van het hof noodzakelijk in het belang van de verzorging en opvoeding van de kinderen.
14. Ten slotte overweegt het hof dat de zorgen over de situatie van de moeder zo mogelijk nog worden versterkt doordat zowel LJ&R als de advocaat van de moeder ter zitting hebben aangegeven dat zij recentelijk geen contact meer met de moeder hebben kunnen krijgen.
De slotsom
15. Gelet op het vorenstaande zal het hof de bestreden beschikking bekrachtigen.
De beslissing
Het gerechtshof:
bekrachtigt de beschikking van de kinderrechter in de rechtbank Assen van 29 augustus 2012 waarvan beroep.
Deze beschikking is gegeven door mrs. R. Feunekes, voorzitter, J.D.S.L. Bosch en D.J. Buys en uitgesproken ter openbare terechtzitting van dit hof van 22 november 2012 in bijzijn van de griffier.