ECLI:NL:GHLEE:2012:BY7421
Gerechtshof Leeuwarden
- Hoger beroep
- Rechtspraak.nl
Vordering tot opleggen van een dwangsom niet toewijsbaar zonder hoofdveroordeling
In deze zaak, die voor het Gerechtshof Leeuwarden diende, hebben appellanten [appellant 1] en [appellante 2] hoger beroep ingesteld tegen een vonnis van de voorzieningenrechter van de rechtbank Assen, uitgesproken op 28 augustus 2012. De zaak betreft een vordering tot het opleggen van een dwangsom in het kader van een geschil over de levering van twee percelen grond. De appellanten hebben de percelen in juni 2009 verkocht aan de geïntimeerde, maar de levering heeft tot op heden niet plaatsgevonden. De appellanten vorderden in kort geding betaling van een verschuldigde vergoeding en een dwangsom van € 1.000,- per dag voor elke dag dat de levering na 1 augustus 2012 uitbleef. De voorzieningenrechter heeft de vorderingen van de appellanten in eerste aanleg afgewezen, omdat er geen hoofdveroordeling was uitgesproken die de basis vormde voor het opleggen van een dwangsom.
In hoger beroep hebben de appellanten vijf grieven ingediend, maar het hof oordeelde dat de vordering tot het opleggen van een dwangsom niet toewijsbaar was, omdat er geen hoofdveroordeling was. Het hof bevestigde dat een dwangsom een indirect executiemiddel is dat alleen kan worden opgelegd in combinatie met een hoofdveroordeling. Aangezien de appellanten niet hadden gevorderd dat de geïntimeerde zou meewerken aan de levering van de percelen, ontbrak het aan een spoedeisend belang voor de gevorderde dwangsom. Het hof bekrachtigde het vonnis van de voorzieningenrechter en veroordeelde de appellanten in de kosten van het geding in hoger beroep.