Vaststaande feiten
1. De kantonrechter heeft in rechtsoverweging 1 (1.1 tot en met 1.10) van het beroepen vonnis de feiten vastgesteld. Nu niet is gebleken van bezwaren tegen deze feitenvaststelling, kan daar in hoger beroep van worden uitgegaan. Met wat verder over de feiten vaststaat, gaat het hof van de volgende feiten uit.
1.1. [geïntimeerde] is vanaf september 1988 werkzaam bij (de rechtsvoorganger van) Hanzehogeschool, laatstelijk in de functie van teamleider onderwijs (B) met een volledige normbetrekking tegen een salaris van € 5.385,74 bruto per maand exclusief emolumenten.
1.2. Op de arbeidsovereenkomst van [geïntimeerde] is van toepassing de CAO-HBO (hierna: de CAO). In de leden 2 tot en met 4 van artikel C-3 van de CAO is het volgende bepaald:
“2. De werknemer wordt bij de hogeschool dan wel bij de rechtspersoon die de hogeschool of het geheel van hogescholen in stand houdt benoemd in een functie bij de hogeschool of bij het geheel van hogescholen.
3. In de arbeidsovereenkomst wordt, mede ter verbetering van de inzetbaarheid, een omschrijving van de hoofdlijnen opgenomen van de door de werknemer te vervullen taken. Uitgangspunt is dat de werknemer een arbeidsovereenkomst heeft met de hogeschool, zonder dat er een strakke definitie van functie en standplaats geldt. Bij veranderingen in de organisatie van opleidingen kan de functie-inhoud en de plaats waar de werkzaamheden in de regel worden verricht gewijzigd worden, zonder dat de arbeidsovereenkomst aangepast wordt en zonder gevolgen voor de afgesproken arbeidsvoorwaarden.
4. Over belangrijke facetten van de functie-inhoud, de wijziging daarvan en de gevolgen van een wijziging voor onder andere reiskosten en reistijd, pleegt de werkgever overleg met de werknemer. Uitgangspunt hierbij is dat de werkzaamheden gezien het functieniveau van de werknemer redelijkerwijs aan deze werknemer kunnen worden opgedragen. ”
Lid 3 van artikel E-3 van de CAO luidt als volgt:
“Indien het niet mogelijk is de werknemer in relatie tot zijn betrekkingsomvang voldoende bij de functie behorende werkzaamheden op te dragen, kunnen hem andere werkzaamheden worden opgedragen, mits deze mede in verband met zijn persoonlijkheid en functieniveau passend zijn.”
1.3. Sinds september 2005 vervult [geïntimeerde] haar functie op de afdeling Vormgeving van de onder Hanzehogeschool vallende Academie voor Beeldende Kunst, Vormgeving en Popcultuur Minerva (hierna: Minerva). Haar leidinggevende is mevrouw [de leidinggevende], dean van Minerva. [geïntimeerde] maakt deel uit van het managementteam (MT) van Minerva, dat bestaat uit de vijf teamleiders en de dean.
1.4. [geïntimeerde] is in 2011 en 2012 langdurig (gedeeltelijk) arbeidsongeschikt geweest in verband met, onder meer, hartklachten. Vanwege haar (gedeeltelijke) arbeidsongeschiktheid is eind maart 2012 ter ondersteuning van [geïntimeerde] een interim teamleider, in de persoon van mevrouw [interim teamleider], aangesteld bij de afdeling Vormgeving van Minerva.
1.5. Op 14 en 29 mei 2012 hebben gesprekken plaatsgevonden tussen [geïntimeerde], [de leidinggevende] en een medewerker van P&O van Hanzehogeschool, de heer
[P&O-medewerker]. Daarbij is onder meer gesproken over de optie dat [geïntimeerde] elders binnen Hanzehogeschool werkzaamheden gaat verrichten. In het verslag dat [de P&O-medewerker] op 31 mei 2012 heeft gemaakt van het gesprek van 29 mei 2012 is vermeld dat [geïntimeerde] heeft besloten om te stoppen als teamleider. [geïntimeerde] heeft in een e-mailbericht van 4 juni 2012 aan [de leidinggevende] en [de P&O-medewerker] laten weten niet met dit verslag te kunnen instemmen. Zij heeft onder meer geschreven:
"Met name de zinsnede in de laatste alinea “het besluit van [geïntimeerde] om te stoppen” is een voor misverstand vatbare formulering. Ik heb niet besloten te stoppen als Hoofd Vormgeving maar heb het aanbod van P&O aanvaard om een verkenningstraject aan te gaan naar een gelijkwaardige baan. Uitgangspunt daarbij is een functie van 1 fte in schaal 13.”
De bijlage bij het e-mailbericht bevatte het door [geïntimeerde] gecorrigeerde gespreksverslag.
1.6. In een brief van 6 juni 2012 aan Hanzehogeschool heeft de advocaat van [geïntimeerde] laten weten dat [geïntimeerde] niet instemt met het haar meegedeelde voornemen van [de leidinggevende] om [geïntimeerde] na de zomervakantie niet te laten terugkeren in haar functie.
1.7. De bedrijfsarts van Hanzehogeschool heeft Hanzehogeschool op 15 juni 2012 geadviseerd [geïntimeerde] per 25 juni 2012 volledig hersteld te melden.
1.8. Op 29 juni 2012 heeft een gesprek plaatsgevonden tussen partijen. Naar aanleiding van dat gesprek heeft [de leidinggevende] in een brief aan de advocaat van [geïntimeerde] d.d. 4 juli 2012 onder meer het volgende geschreven:
“Er zijn een aantal feiten die het noodzakelijk maken dat ik als Dean de positie van mevrouw [geïntimeerde] nader tegen het licht moet houden. Zoals u bekend staat Minerva de komende tijd voor de belangrijke taak om een aantal opleidingen geaccrediteerd te krijgen. Dit zijn uiterst belangrijke maar ook zeer arbeidsintensieve trajecten waarbij een zware inzet van de Teamleider Onderwijs B wordt gevraagd. Wanneer een opleiding niet wordt geaccrediteerd betekent dat een mogelijke sluiting van de opleiding hetgeen desastreus is voor het aanzien van de school, de werkgelegenheid en financiering. Het afbreukrisico van de teamleider (i.c. mw. [geïntimeerde]) in dit belangwekkende proces van accreditatie is hoog en de belangen van Minerva zijn enorm.
De afgelopen jaren is mevrouw [geïntimeerde] veel en langdurig ziek geweest. Laatstelijk van 2 februari 2012 tot 25 juni 2012 (te weten 144 dagen), maar ook de voorafgaande jaren laten een frequent en langdurig ziekteverzuim zien. (…) Het spreekt voor zich dat ik iemand ziekte niet zal en kan verwijten, maar feit is wel dat de ziektehistorie van uw cliënte fors te noemen is. Gezien de cruciale ontwikkelingen die op onze school afkomen is continuïteit in arbeidsinzet essentieel. Een hernieuwde (langdurige) ziekteperiode van de Teamleider Onderwijs zal zodanig grote gevolgen kunnen hebben voor de school als geheel, dat ik mij genoodzaakt zie om maatregelen te treffen.
(…)
Ik heb u aangegeven geen enkel risico te willen lopen in de bedrijfsvoering. Bovendien zijn er tijdens de ziekteperiode van mevrouw [geïntimeerde] een aantal werkinhoudelijke problemen naar voren gekomen die maken dat ik niet tevreden ben over de wijze waarop mevrouw [geïntimeerde] haar werkzaamheden uitvoert. Ik heb in ons gesprek van 29 juni aangegeven op deze problemen niet in te zullen gaan, maar zal deze zeker nog bespreken met mevrouw [geïntimeerde]. Deze functioneringsproblemen heb ik overigens ook al in een gesprek met mevrouw [geïntimeerde] op 16 april jongstleden aangekaart.
Om hiervoor genoemde redenen zal ik de aankomende accreditatie 2013 alsmede de werkzaamheden op het gebied van organisatieontwikkeling èn de werkzaamheden die daaruit voortvloeien bij de interim-teamleider mevrouw [interim teamleider] beleggen.”
Aan het slot van de brief wordt [geïntimeerde] binnen Minerva een afgebakend takenpakket aangeboden dat het volgende behelst:
“- Alle coördinerende taken met betrekking tot Minerva In Context (MIC): dat wil zeggen de
clustering van marketing en communicatie, voorlichting, events (open dagen, projecten,
projectbureau) en externe relaties
- Ondernemerschap
- Alumnibeleid”
1.9. Hanzehogeschool heeft besloten dat [interim teamleider] in het studiejaar 2012-2013 de taken van [geïntimeerde] zal overnemen. In een e-mailbericht van 13 juli 2012 aan het MT van Minerva en aan het docententeam van Vormgeving heeft [de leidinggevende] onder meer geschreven:
“Gisteren heb ik aangegeven dat [interim teamleider], die sinds april werkzaam is als interim teamleider Vormgeving bij Minerva, deze functie het komende studiejaar, net als de afgelopen periode, zal vervullen. Zij gaat zich vooral richten op de werkzaamheden met betrekking tot de accreditatie 2013 én de organisatieontwikkeling. [interim teamleider] zal op deze punten het aanspreekpunt blijven binnen Minerva.”
1.10. [geïntimeerde] heeft geprotesteerd tegen deze gang van zaken en gevorderd dat zij na de zomervakantie haar eigen functie zal kunnen uitoefenen. Hanzehogeschool is bij haar besluit gebleven.