ECLI:NL:GHSGR:2003:AL3402
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- M. Vonk
- M. Bergman
- Rechtspraak.nl
Recht op aftrek van het totale rentedeel van afgeloste studieschuld in de inkomstenbelasting
In deze zaak, behandeld door het Gerechtshof 's-Gravenhage op 14 juli 2003, staat de vraag centraal of de belanghebbende recht heeft op aftrek van het totale rentedeel van zijn afgeloste studieschuld, zoals geregeld in artikel 39 van de Wet op de inkomstenbelasting 1964. De belanghebbende had ultimo 2000 een studieschuld van ƒ 12.632 aan de Informatie Beheer Groep (IBG), waarvan een deel betrekking had op rente die in de periode van 1990 tot en met 2000 was bijgeschreven. Na bezwaar tegen de aanslag, heeft de Inspecteur een bedrag van ƒ 490 aan betaalde rente in aftrek toegestaan, maar de belanghebbende stelde dat hij recht had op een hogere aftrek.
De mondelinge behandeling vond plaats op 30 juni 2003, waarbij de belanghebbende en een vertegenwoordiger van de Inspecteur aanwezig waren. De belanghebbende had zijn schuld nagenoeg volledig afgelost op 4 januari 2001, na advies van de Landelijke Studenten Vakbond (LSV). De Inspecteur had de aftrek van ƒ 5.727 die de belanghebbende in zijn aangifte had opgevoerd, geheel geweigerd, wat leidde tot een belastbaar inkomen van ƒ 58.849.
Het Hof oordeelde dat de rente die door de IBG was bijgeschreven, niet in zijn geheel in aftrek kon worden gebracht. Het Hof stelde vast dat de rente, hoewel niet betaald, reeds op het tijdstip van rentedragendheid voor de heffing van de inkomstenbelasting in aftrek komt, maar dat in dit geval alleen het door de Inspecteur in aanmerking genomen bedrag in aftrek kon worden gebracht. Het beroep van de belanghebbende op het vertrouwensbeginsel faalde, omdat hij niet kon aantonen dat hij op onjuiste inlichtingen van de LSV had vertrouwd.
Uiteindelijk verklaarde het Gerechtshof het beroep ongegrond en oordeelde dat er geen termen aanwezig waren voor een veroordeling in de proceskosten. De uitspraak werd vastgesteld door mr. Vonk en openbaar uitgesproken in tegenwoordigheid van waarnemend griffier mr. Bergman.