parketnummer 1003006002
datum uitspraak 2 december 2003
tegenspraak
GERECHTSHOF TE'S-GRAVENHAGE meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank Rotterdam van 14 augustus 2002 in de strafzaak tegen de verdachte:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum][ te [geboorteplaats],
thans gedetineerd in de penitentiaire inrichting
"De IJssel" te Krimpen aan den IJssel.
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting in eerste aanleg en het onderzoek
op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 25 april 2003, 12 september 2003 en 18 november 2003.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte van het primair ten-lastegelegde vrijgesproken en terzake van het subsidiair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van zes jaren, met aftrek van voorarrest.
Namens de verdachte en door de officier van justitie is tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Beoordeling van het vonnis
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof tot een andere beslissing komt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan op de wijze als is vermeld in de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt.
Hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijf-fouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandig-heden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
De bewijsmiddelen zullen in die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest met de bewijsmiddelen vereist in een aan dit arrest gehechte bijlage worden opgenomen.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Medeplegen van doodslag gevolgd, vergezeld of voorafge-gaan van een strafbaar feit en gepleegd met het oogmerk om de uitvoering van dat feit voor te bereiden of gemakkelijk te maken, of om, bij betrapping op heterdaad, aan zichzelf of andere deelnemers aan dat feit hetzij straffeloosheid hetzij het bezit van het wederrechtelijk verkregene te verzekeren.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal mr. Ter Hart heeft gevorderd dat het vonnis waarvan beroep zal worden vernietigd, dat de verdachte van het primair tenlastegelegde zal worden vrijgesproken en terzake van het subsidiair tenlastegelegde zal worden veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van negen jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met zijn mededader schuldig gemaakt aan doodslag op het slachtoffer in de onderhavige zaak, genaamd [slachtoffer]. Tevens is komen vast te staan dat die doodslag is gepleegd teneinde die [slachtoffer] te kunnen beroven van het geld dat deze bij zich droeg en dat bestemd was voor de aankoop van verdovende middelen, dan wel het bezit van het op wederrechtelijke wijze van [slachtoffer] verkregen geld veilig te stellen en/of aan zichzelf en zijn mededader ter zake straffeloosheid te verzekeren. Voor wat betreft de toedracht van het feit komt uit de stukken en uit de behandeling van de zaak ter terechtzitting naar voren dat meergenoemde [slachtoffer] samen met nog een Duitse man naar Nederland was gekomen om voor een aanzienlijk bedrag aan verdovende middelen te kopen. De verdachte, die destijds werkzaam was als drugsrunner, heeft die [slachtoffer] en zijn kompaan ergens in Rotterdam aangesproken met de vraag of zij verdovende middelen wilden kopen. Vervolgens heeft de verdachte de twee mannen gedirigeerd naar een zogenaamd dealpand in Rotterdam. Daar heeft de verdachte het plan opgevat om de twee mannen te beroven van het geld, ongeveer € 5.000,-, dat zij bij zich hadden. De verdachte was ook degene die wist dat van de twee mannen [slachtoffer] degene was die het geld bij zich droeg. Vervolgens heeft de verdachte zijn mededader van dit plan op de hoogte gebracht, zich door die mededader van een vuurwapen laten voorzien en de twee mannen onder valse voorwendselen in zijn auto naar een andere locatie in Rotterdam gebracht, met de bedoeling de twee mannen daar samen met zijn mededader onder bedreiging van vuurwapens te beroven. De verdachte had daarvoor al met zijn mededader afgesproken elkaar op die locatie te ontmoeten. Op die locatie aangekomen heeft de mededader van verdachte vrijwel onmiddellijk de dodelijke schoten op die [slachtoffer] gelost. De verdachte heeft -naar eigen zeggen- onmiddellijk hierna het geld van die [slachtoffer], terwijl deze dodelijk getroffen op de grond lag, uit de binnenzak van diens jas gepakt, is weer in zijn auto gestapt en is weggereden. Naderhand heeft de verdachte het buitgemaakte geldbedrag met zijn mededader gedeeld.
Het bewezenverklaarde feit is door de verdachte en zijn mededader uit puur winstbejag gepleegd en getuigt van grote minachting voor het slachtoffer.
Het handelen van de verdachte en zijn mededader heeft niet alleen een dodelijk slachtoffer geëist en daarmee groot leed veroorzaakt bij diens nabestaanden, het heeft bovendien in een veel breder verband maatschappelijke onrust veroorzaakt.
Aangenomen mag worden dat niet alleen eerder bedoelde kompaan van het slachtoffer, die ooggetuige is geweest en ook voor zijn leven heeft gevreesd, nog met gevoelens van angst en onveiligheid te kampen heeft, maar dat dat ook geldt voor de bewoners van de nabij de plaats van het delict gelegen woningen die door de nachtelijke schietpartij wakker zijn geschrokken.
Dat in casu sprake is van een zeer ernstig feit blijkt ook reeds uit de omstandigheid dat het één van de weinige delicten is waarop door de wetgever levenslange gevangenisstraf is gesteld.
Naar het oordeel van het hof is hier sprake van een voor de rechtsorde zeer schokkend feit, waarop niet anders kan worden gereageerd dan met de oplegging van een langdurige gevangenisstraf, als nader in het dictum te bepalen
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 47, 287 en 288 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezen-verklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van NEGEN JAREN.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is door-gebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering wordt gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door
mrs. Klein Breteler, Van Dijk en Filippini,
in bijzijn van de griffier mr. Mulder.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 december 2003.