Rolnummer: 22-003816-04
Parketnummer: 09-004051-03
Datum uitspraak: 28 juni 2005
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 21 juli 2004 in de strafzaak tegen de verdachte:
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 21 maart 2005, 10 juni 2005, 13 juni 2005 en 14 juni 2005.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen bij inleidende dagvaarding, zoals op de voet van artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering ter terechtzitting in eerste aanleg op vordering van de officier van justitie nader omschreven, vermeld staat.
Van de dagvaarding en nadere omschrijving tenlastelegging zijn kopieën in dit arrest gevoegd.
In eerste aanleg is de verdachte terzake van het primair tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.
De verdachte en de officier van justitie hebben tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
De officier van justitie heeft het hoger beroep van het openbaar ministerie op 9 februari 2005 ingetrokken.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen, dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
primair: medeplegen van opzettelijk handelen in strijd
met een in artikel 2, eerste lid, onder A, van
de Opiumwet gegeven verbod.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en opnieuw rechtdoende tot veroordeling van de verdachte terzake van het primair tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van zes jaren met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij heeft het hof in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich samen met anderen schuldig gemaakt aan de invoer in Nederland van een grote hoeveelheid cocaïne (3065 kilo).
Dit feit draagt bij aan de handel in en het gebruik van cocaïne, waardoor de volksgezondheid wordt bedreigd en waardoor ook onder de gebruikers het plegen van vermogensdelicten wordt bevorderd, teneinde de voor het gebruik benodigde gelden te verkrijgen.
Dit veroorzaakt veel schade en onrust in de samenleving. Bovendien leidt de grootschalige handel in verdovende middelen tot samenhangende vormen van ernstige criminaliteit. Er is sprake van een ernstige inbreuk op de rechtsorde.
Verdachte heeft daarbij een belangrijke rol gespeeld door het feitelijk door hem geleide bedrijf beschikbaar te stellen voor de import van bananen, die als deklading voor de cocaïne werden gebruikt en de container waarin de cocaïne zich bevond in te klaren, zodat deze op transport, terug naar Nederland, werd gesteld. Het hof beschouwt de verdachte niet als initiatiefnemer van het feit maar hij heeft, kennelijk met het oog op eigen geldelijk gewin, op voorstel van zijn medeverdachten aan het feit deelgenomen.
Het hof rekent dit de verdachte ernstig aan.
Voorts is komen vast te staan dat de verdachte, blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatieregister d.d. 8 juni 2005, tot gevangenis-straf van niet geringe duur is veroordeeld terzake van eerder gepleegde soortgelijke strafbare feiten.
Het hof is - alles overwegende - van oordeel dat een geheel onvoorwaardelijke gevangenisstraf van navermelde duur een passende en geboden reactie vormt.
Het hof overweegt in dit verband nog dat de ernst van het feit en de rol van de verdachte, een en ander mede bezien in het licht van de door het hof aan medeverdachten opgelegde straffen, niet een gevangenisstraf als door de advocaat-generaal gevorderd rechtvaardigen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 (oud) en 10 (oud) van de Opiumwet en de artikelen 47 en 63 van het Wetboek van Strafrecht.
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door
mrs. Oosterhof, De Groot en Heemskerk,
in bijzijn van de griffier Van der Schalk.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 28 juni 2005.
Mr. Heemskerk is buiten staat dit arrest te ondertekenen.