ECLI:NL:GHSGR:2006:AW7272
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- A.V. van den Berg
- J.A. van Kempen
- G.J. Fleers
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van valsheid in geschrift met betrekking tot niet-reinigbaarheidsverklaringen
In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 4 mei 2006 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen een vonnis van de rechtbank te Rotterdam. De verdachte, een rechtspersoon, was in eerste aanleg vrijgesproken van valsheid in geschrift met betrekking tot niet-reinigbaarheidsverklaringen. De officier van justitie had hoger beroep ingesteld tegen deze vrijspraak. Het hof heeft de tenlastelegging beoordeeld en vastgesteld dat, hoewel de formulering ongelukkig was, de verdachte voldoende op de hoogte was van de beschuldigingen en zich kon verdedigen. Het hof oordeelde dat de tenlastelegging voldeed aan de vereisten van artikel 261 van het Wetboek van Strafvordering.
De zaak betrof niet-reinigbaarheidsverklaringen die door personeelsleden van de verdachte waren opgesteld op basis van gegevens van aanbieders van partijen. Het openbaar ministerie beschuldigde de verdachte van valsheid in deze verklaringen. Het hof concludeerde echter dat er geen overtuigend bewijs was dat de bijlagen bij de niet-reinigbaarheidsverklaringen valselijk waren ingevuld. Het hof merkte op dat de aanduiding van de partijen met een bepaalde grondsoortcode niet als vals kon worden gekenmerkt, omdat er in de regelgeving geen duidelijke definitie was die de verdachte verplichtte om de herkomst uit bodemsanering vast te stellen.
Het hof vernietigde het vonnis waarvan beroep, verklaarde de inleidende dagvaarding geldig en sprak de verdachte vrij van het tenlastegelegde. Het hof oordeelde dat, hoewel er sprake was van een overschrijding van de redelijke termijn in de vervolging, dit niet leidde tot niet-ontvankelijkheid van het openbaar ministerie, gezien de ernst van de beschuldigingen en het belang van normhandhaving.