ECLI:NL:GHSGR:2006:AZ4692

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
14 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
R06/1134
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Verschoningsrecht van notaris en notarieel medewerkster in hoger beroep

In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage werd behandeld, hebben [de notaris] en [de notarieel medewerkster] hoger beroep ingesteld tegen een beschikking van de rechtbank Middelburg. De rechtbank had op 24 mei 2006 beslist dat [de notaris] en [de notarieel medewerkster] zich niet konden beroepen op hun verschoningsrecht met betrekking tot bepaalde vragen die hen waren gesteld in een voorlopig getuigenverhoor. Het hof heeft de zaak op 14 december 2006 behandeld en de beschikking van de rechtbank vernietigd. Het hof oordeelde dat [de notaris] zich kon verschonen van het beantwoorden van vragen 1 tot en met 4, 6 en 8, terwijl hij voor de vragen 5, 7 en 9 geen beroep op het verschoningsrecht toekwam. Voor [de notarieel medewerkster] gold een vergelijkbare beslissing; zij kon zich verschonen van de vragen 3, 5 en 6, maar niet van vragen 1, 2 en 4.

De zaak draait om de vraag of de notaris en de notarieel medewerkster zich kunnen beroepen op hun verschoningsrecht in het kader van een rechtszaak tussen LTD en [de gedaagde]. LTD had bij de rechtbank een rechtszaak aangespannen waarin zij nakoming vorderde van overeenkomsten tot verkoop en levering van percelen. Tijdens een voorlopig getuigenverhoor zijn beide verzoekers als getuigen gehoord, waarbij zij zich op hun verschoningsrecht beroepen. Het hof heeft de argumenten van beide partijen gewogen en kwam tot de conclusie dat de vragen die betrekking hebben op vertrouwelijke informatie, niet beantwoord hoeven te worden. De beslissing van het hof houdt in dat de notaris en de notarieel medewerkster gedeeltelijk in het gelijk zijn gesteld, en dat de kosten van het hoger beroep door beide partijen zelf gedragen moeten worden.

Uitspraak

Uitspraak: 14 december 2006
Rekestnummer: R06/1134
Zaaknummer rechtbank: HA RK 4/2006
HET GERECHTSHOF TE ’S-GRAVENHAGE, eerste civiele kamer, heeft de volgende beschikking gegeven in de zaak van
1. [de NOTARIS],
wonende te [plaatsnaam],
2. [de NOTARIEEL MEDEWERKSTER],
wonende te [plaatsnaam],
verzoekers in principaal beroep,
verweerders in incidenteel beroep,
hierna te noemen: [de notaris] respectievelijk [de notarieel medewerkster],
procureur: mr. W. Heemskerk,
tegen
LTD PROJECTONTWIKKELING B.V.,
gevestigd te Bruinisse, gemeente Schouwen-Duiveland,
verweerster in principaal beroep,
verzoekster in incidenteel beroep,
hierna te noemen: LTD,
procureur: mr. E. Grabandt.
Het geding
Bij beroepschrift (met producties), ingekomen bij het hof op 23 augustus 2006, hebben [de notaris] en [de notarieel medewerkster] hoger beroep ingesteld tegen de beschikking van de rechtbank Middelburg van 24 mei 2006, gegeven in de zaak van LTD tegen [de gedaagde]. In dit beroepschrift hebben [de notaris] en [de notarieel medewerkster] negen grieven tegen de bestreden beschikking opgeworpen. LTD heeft bij verweerschrift, tevens houdende beroepschrift in incidenteel appel (met producties) de grieven bestreden en harerzijds vier grieven tegen de beschikking opgeworpen.
Ter zitting van dit hof van 30 oktober 2006 heeft de mondelinge behandeling plaatsgevonden. Partijen hebben hun standpunt doen toelichten, [de notaris] en [de notarieel medewerkster] door mr. V.J.N. van Oijen, advocaat te Amsterdam, en LTD door mr. W.H. Lindhout, advocaat te Bergen op Zoom. Beide raadslieden hebben zich van een pleitnotitie bediend en deze overgelegd.
De beoordeling van het hoger beroep
In het principaal en in het incidenteel beroep:
1. Het gaat samengevat om het volgende.
1.1 Tussen LTD en [de gedaagde] is bij de rechtbank Middelburg een rechtszaak aanhangig waarin LTD (primair) nakoming vordert van de overeenkomsten tot verkoop en levering van twee percelen door [de gedaagde] aan LTD tegen betaling van een bedrag van € 25,- per vierkante meter en de voorwaarden zoals verwoord in de door notaris [de notaris] opgestelde twee koopakten. [de gedaagde] betwist vorenbedoelde koopovereenkomsten met LTD te hebben gesloten.
1.2 Op verzoek van LTD heeft de rechtbank een voorlopig getuigenverhoor bevolen.
1.3 Ter gelegenheid van het op 11 april 2006 gehouden voorlopig getuigenverhoor zijn [de notaris] en [de notarieel medewerkster] (notarieel medewerkster) gehoord als getuigen.
1.4 [de notaris] heeft zich bij het verhoor met betrekking tot de volgende vragen beroepen op zijn verschoningsrecht:
1. Door wie is de opdracht gegeven aan het notariskantoor om de koopaktes op te maken?
2. Om welke percelen gaat het?
3. Wat is er op 5 augustus 2005 bij [de gedaagde] thuis besproken?
4. Zijn de aktes toen ondertekend?
5. Heeft u op of omstreeks 5 augustus nog contact gehad met [de betrokken makelaars].?
6. Wat is er met hen besproken?
7. Bent u vaker bij [de gedaagde] thuis geweest?
8. Wat was er niet afgewerkt in het dossier en wat was de reden contact op te nemen met [de gedaagde]?
9. Bestond er tussen partijen overeenstemming of niet over de koop en verkoop van de percelen die genoemd zijn in het verzoekschrift?
1.5 [de notarieel medewerkster] heeft zich bij het verhoor met betrekking tot de volgende vragen beroepen op haar verschoningsrecht:
1. Zijn de vier koopakten uit het verzoekschrift op uw kantoor gemaakt en zo ja door wie?
2. Bent u in contact geweest met LTD, [de gedaagde] dan wel [de betrokken makelaars]?
3. Kunt u überhaupt iets verklaren over de koopakten?
4. Weet u of er overeenstemming was over de percelen bij Bruinisse tussen LTD en [de gedaagde]?
5. Weet u of de koopakten zijn getekend?
6. Bent u bekend met de discussie hieromtrent in de breedste zin van het woord?
1.6 Bij de bestreden beschikking heeft de rechtbank [de notaris] toegestaan zich te beroepen op zijn verschoningsrecht op de vragen 7, 8 en 9, [de notarieel medewerkster] toegestaan zich te beroepen op haar verschoningsrecht op de vragen 3, 4 en 6, en bepaald dat [de notaris] respectievelijk [de notarieel medewerkster] voor het overige geen beroep op het verschoningsrecht toekomt.
2. De grieven leggen het geschil in volle omvang aan het oordeel van het hof voor en lenen zich voor gezamenlijke behandeling.
3. [de notaris] en [de notarieel medewerkster] stellen, dat [de notaris] ook ten aanzien van de vragen 1 tot en met 6 een beroep op zijn verschoningsrecht toekomt, en dat [de notarieel medewerkster] ook ten aanzien van de vragen 1, 2 en 5 een beroep op haar afgeleide verschoningsrecht toekomt. Zij voeren daartoe aan, dat de vragen 1 tot en met 9 respectievelijk 1 tot en met 6 zien op gegevens die aan [de notaris] zijn toevertrouwd in zijn hoedanigheid van notaris dan wel op feiten waarvan [de notaris] in zijn hoedanigheid van notaris en [de notarieel medewerkster] in haar hoedanigheid van notarisklerk kennis heeft genomen, en dat geen van de door de Hoge Raad geformuleerde uitzonderingen dat de notaris geen beroep op zijn verschoningsrecht toekomt, zich voordoet. [de notaris] en [de notarieel medewerkster] hebben nooit een bespreking bijgewoond tussen LTD en [de gedaagde] over de totstandkoming van een overeenkomst en het staat niet vast dat tussen LTD en [de gedaagde] een overeenkomst tot stand is gekomen, aldus [de notaris] en [de notarieel medewerkster]. LTD betwist dat het gaat om informatie die [de notaris] en [de notarieel medewerkster] in de hoedanigheid van hun ambt (of een afgeleide daarvan) is toevertrouwd en stelt zich op het standpunt dat [de notaris] en [de notarieel medewerkster] daarom ten aanzien van geen van de aan hen gestelde vragen een beroep op het verschoningsrecht toekomt. Het hof overweegt als volgt.
3.1 Het hof verwerpt de stelling van LTD dat [de notaris] geen beroep op het verschoningsrecht toekomt omdat [de notaris] de twee keren dat hij met
[de gedaagde] heeft gesproken (eind juli 2002 en op vrijdagavond 5 augustus 2002) niet in de hoedanigheid van zijn ambt optrad. [de gedaagde] heeft als getuige in het voorlopig getuigenverhoor op 11 april 2006 verklaard, dat notaris [de notaris] de eerste keer wilde kennismaken, en dat zij de tweede keer, op vrijdagavond, ook over de stukken hebben gesproken. Volgens [de gedaagde] zou [de notaris] hebben gezegd dat hij daar geen wijs uit werd, had [de notaris] die stukken bij zich, wilde [de notaris] die doornemen en moest [de gedaagde] die tekenen. Dat in aanmerking genomen, kan naar het oordeel van het hof niet geoordeeld worden dat [de notaris] tijdens die gesprekken met [de gedaagde] niet als notaris optrad.
3.2 Bij de beoordeling van de reikwijdte van het aan een notaris en personen die onder zijn verantwoordelijkheid werkzaam zijn, zoals [de notarieel medewerkster], als getuige toekomende verschoningsrecht is uitgangspunt dat alles waarvan de wetenschap aan een notaris als zodanig is medegedeeld, heeft te gelden als aan hem toevertrouwd, waarbij het in beginsel aan de notaris zelf moet worden overgelaten om te beoordelen of hetgeen aan hem is medegedeeld heeft te gelden als aan hem toevertrouwd.
3.3 Wat betreft de beoordeling door de rechter of het beroep op het verschoningsrecht stand kan houden, geldt dat deze zich op het standpunt zal moeten stellen dat, naar de aard van het verschoningsrecht meebrengt, de opgegeven vragen niet behoeven te worden beantwoord, zolang de rechter aan redelijke twijfel onderhevig acht of die beantwoording naar waarheid zou kunnen geschieden zonder dat geopenbaard wordt wat verborgen dient te blijven (zie onder meer HR 25 september 1992, NJ 1993, 467, en HR 13 januari 2006, NJ 2006, 480).
3.4 Naar het oordeel van het hof kan [de notaris] zich niet verschonen van het beantwoorden van de vragen 5 en 7. Deze vragen betreffen eigen handelingen van [de notaris] en niet iets waarvan de wetenschap door LTD of [de gedaagde] aan [de notaris] is toevertrouwd. Zij vallen daarom niet onder het verschoningsrecht van [de notaris]. Wat betreft vraag 9 neemt het hof aan dat met die vraag wordt bedoeld of [de notaris] heeft waargenomen dat over de koop en verkoop van de in het verzoekschrift genoemde percelen overeenstemming is bereikt. Ook dat is niet iets waarvan de wetenschap door LTD of [de gedaagde] aan [de notaris] is toevertrouwd. [de notaris] moet deze vraag daarom beantwoorden. Ten aanzien van de vragen 1, 2, 3, 6 en 8 aan [de notaris], acht het hof aan redelijke twijfel onderhevig of beantwoording naar waarheid zou kunnen geschieden zonder dat geopenbaard wordt wat verborgen dient te blijven zolang niet vaststaat dat overeenstemming is bereikt. [de notaris] komt ten aanzien van die vragen een beroep op zijn verschoningsrecht toe. Ook ten aanzien van vraag 4 kan [de notaris] zich naar het oordeel van het hof verschonen, omdat als er is getekend het voor een goed begrip noodzakelijk kan zijn daarbij voorbehouden te onthullen die aan [de notaris] mondeling en vertrouwelijk zijn gemaakt.
3.5 Naar het oordeel van het hof kan [de notarieel medewerkster] zich niet verschonen van het beantwoorden van de vraag 1. Dat er koopaktes betreffende verkoop door [de gedaagde] aan LTD op notariskantoor [de notaris] zijn opgemaakt, staat al vast. Het antwoord op de vraag door wie van het kantoor de koopaktes zijn opgemaakt, betreft geen informatie waarvan de wetenschap door LTD of [de gedaagde] aan [de notarieel medewerkster] is toevertrouwd. Hetzelfde geldt ten aanzien van vraag 4 voor zover daarmee wordt bedoeld te vragen of [de notarieel medewerkster] heeft waargenomen dat over de koop en verkoop van de in het verzoekschrift genoemde percelen overeenstemming is bereikt. Die vraag moet [de notarieel medewerkster] beantwoorden. Ten aanzien van vraag 2 kan [de notarieel medewerkster] zich naar het oordeel van het hof evenmin verschonen. Deze vraag gaat over eigen handelingen van [de notarieel medewerkster] waarvoor haar verschoningsrecht niet geldt. De vragen 3 en 6 aan [de notarieel medewerkster] zijn zo ruim gesteld dat niet is uit te sluiten dat met de beantwoording van die vragen iets bekend wordt dat geheim moet blijven. [de notarieel medewerkster] komt dienaangaande een beroep op haar verschoningsrecht toe. Ook van het beantwoorden van vraag 5 kan [de notarieel medewerkster] zich naar het oordeel van het hof verschonen, omdat als er is getekend het voor een goed begrip noodzakelijk kan zijn daarbij voorbehouden te onthullen die aan [de notarieel medewerkster] mondeling en vertrouwelijk zijn gemaakt.
3.6 De slotsom is, dat [de notaris] zich kan verschonen van het beantwoorden van de vragen 1 tot en met 4, 6 en 8, en dat [de notarieel medewerkster] zich kan verschonen van het beantwoorden van de vragen 3, 5 en 6. Zowel de grieven in het principaal beroep als die in het incidenteel beroep slagen gedeeltelijk.
4. De beschikking waarvan beroep zal worden vernietigd en [de notaris] en [de notarieel medewerkster] kunnen zich verschonen van het beantwoorden van vragen als hierna vermeld. Nu partijen over en weer deels in het ongelijk zijn gesteld moet ieder de eigen kosten van het hoger beroep (zowel principaal als incidenteel beroep) dragen.
De beslissing
Het hof:
In het principaal en in het incidenteel beroep:
- vernietigt de beschikking van de rechtbank Middelburg van 24 mei 2006, gegeven in de zaak van LTD tegen [de gedaagde];
en opnieuw rechtdoende:
- staat [de notaris] toe zich te verschonen van het beantwoorden van de vragen 1 tot en met 4, 6 en 8;
- bepaalt dat [de notaris] voor de vragen 5, 7 en 9 geen beroep op het verschoningsrecht toekomt;
- staat [de notarieel medewerkster] toe zich te verschonen van het beantwoorden van de vragen 3, 5 en 6;
- bepaalt dat [de notarieel medewerkster] voor de vragen 1, 2 en 4 geen beroep op het verschoningsrecht toekomt;
- compenseert de kosten van het principaal en van het incidenteel hoger beroep;
- verklaart dit arrest uitvoerbaar bij voorraad;
- wijst af het meer of anders gevorderde.
Deze beschikking is gegeven door mrs. A.V. van den Berg, G. Dulek-Schermers en D.A.C. Slump en is uitgesproken ter openbare terechtzitting van 14 december 2006 in aanwezigheid van de griffier.