1.8In dit geding stelt ASB zich, kort gezegd, op het standpunt dat de arbiters onrechtmatig hebben gehandeld door, ondanks het door haar gevoerde verweer dat een arbitrageovereenkomst ontbrak, welbewust hun bevoegdheid aan te nemen in de door Sagro geëntameerde arbitrageprocedure en veroordelende vonnissen jegens ASB te wijzen, waardoor zij inbreuk hebben gemaakt op haar recht om geschilbeslechting door de gewone burgerlijke rechter te laten plaatsvinden. Het NAI heeft zelfstandig onrechtmatig jegens ASB gehandeld, nu de processtukken aan het NAI zijn toegezonden en zij derhalve wist dat een arbitrageovereenkomst ontbrak aldus ASB Voorts heeft het NAI volgens ASB onvoldoende toezicht gehouden op de arbiters. ASB vordert een verklaring voor recht dat de arbiters en het NAI hoofdelijk aansprakelijk zijn voor de schade die ASB heeft geleden en nog zal lijden als gevolg van hun onrechtmatig handelen en gehouden zijn tot vergoeding van die schade, op te maken bij staat.
2. De rechtbank wees de vorderingen van ASB af. Tegen die afwijzing keren zich de grieven, die het geschil, afgezien van de vaststelling van de feiten in volle omvang ter beoordeling aan het hof voorleggen. Het hof overweegt als volgt.
3. Het hof verwerpt het standpunt van ASB dat geïntimeerden sub 1 2 en 3 in relatie tot ASB nimmer arbiters in de zin van Boek 4 Rv zijn geweest. Blijkens hetgeen de rechtbank in rechtsoverweging 1.6 van het vonnis a quo onbestreden, heeft overwogen staat vast, dat in de door Sagro aanhangig gemaakte arbitrageprocedure de zogeheten “lijstprocedure” is gevolgd, waaraan ook ASB haar medewerking heeft verleend De raadsman van ASB heeft namens ASB laten weten dat de voorkeur werd gegeven aan de benoeming van drie arbiters en aangegeven welke van de voorgestelde arbiters haar voorkeur had. Het resultaat is geweest dat geïntimeerden sub 1 2 en 3 zijn uitgenodigd om als arbiters de tussen enerzijds Sagro en anderzijds ASB en Grünland gerezen geschillen te beslechten. De aanvaarding door geïntimeerden sub 1, 2 en 3 van het verzoek om als arbiter te fungeren gold ook jegens ASB. Ingevolge artikel 1052 lid 1, Rv waren zij gerechtigd over hun bevoegdheid te oordelen Hun beslissing van 11 februari 2000 waarbij zij zich bevoegd hebben verklaard de geschillen te beslechten (alsmede de daarna door hen genomen beslissingen), hebben zij derhalve als arbiter in de zin van Boek 4 Rv genomen. Dat nadien, nadat door ASB het in artikel 1064, leden 1 en 2, Rv bedoelde rechtsmiddel was ingesteld in rechte onherroepelijk is komen vast te staan dat zij zich ten onrechte bevoegd verklaard hebben betekent niet dat zij hun beslissingen, ook jegens ASB, niet als arbiters in de zin van Boek 4 Rv hebben genomen.
4. Het voorgaande houdt tevens in dat beantwoording van de vraag of geïntimeerden sub 1, 2 en 3 onrechtmatig jegens ASB gehandeld hebben, neerkomt op beantwoording van de vraag of zij zich als arbiters (in de zin van Boek 4 Rv) onrechtmatig jegens ASB gedragen hebben. Met de rechtbank is het hof van oordeel dat er voor arbiters, bij de beoordeling van de vraag of zij aansprakelijk zijn voor de gevolgen van hun beslissing(en), eenzelfde maatstaf moet worden gehanteerd als voor overheidsrechters, met betrekking waartoe de Hoge Raad uitgangspunten heeft geformuleerd in zijn arrest van 3 december 1971, NJ 1972, 137
5. Nu voor een onbevoegd genomen beslissing van een overheidsrechter, bij de beoordeling van de vraag of deze aansprakelijk is voor de gevolgen van zijn beslissing, geen andere maatstaf geldt dan voor een bevoegd genomen beslissing, houdt het onder 4 overwogene mede in, dat zulks mutatis mutandis ook voor beslissingen van arbiters geldt. Noch het feit dat de arbiters zich ten onrechte bevoegd verklaard hebben, noch hetgeen ASB overigens met betrekking tot de instructie van de arbitrale procedure en de door de arbiters genomen beslissingen heeft doen zeggen, kan de conclusie wettigen dat sprake is geweest van veronachtzaming van zodanig fundamentele rechtsbeginselen dat van een eerlijke en onpartijdige behandeling van de zaak niet meer kan worden gesproken. Het hof verenigt zich met hetgeen de rechtbank dienaangaande in rechtsoverweging 3.4 en 3.5 van het bestreden vonnis heeft overwogen.
6. Ook van hetgeen ASB het NAI verwijt kan niet gezegd worden dat zulks als onrechtmatig handelen van het NAI jegens ASB is te kwalificeren. Uit het voorgaande volgt dat de arbiters niet onrechtmatig jegens ASB gehandeld hebben. De vraag of, zoals ASB stelt, het handelen van de arbiters het NAI kan worden toegerekend, behoeft derhalve geen bespreking. De stelling van ASB dat het NAI, los van het handelen van de arbiters, onrechtmatig jegens ASB gehandeld heeft, is door haar onvoldoende geadstrueerd. Het in ontvangst nemen van de processtukken en het doen van overige administratief werk door het NAI is niet onrechtmatig jegens ASB, in tegendeel zelfs. Niet valt in te zien dat het NAI een instructiebevoegdheid jegens de arbiters ten aanzien van de inhoudelijke behandeling van het arbitrale beding had, zodat van schending van enige toezichthoudersnorm reeds om die reden geen sprake kan zijn geweest.
7. De slotsom is dat de rechtbank de vorderingen van ASB terecht heeft afgewezen. Het vonnis waarvan beroep zal worden bekrachtigd. Bij deze uitslag past een kostenveroordeling ten laste van ASB.