ECLI:NL:GHSGR:2007:BA4767

Gerechtshof 's-Gravenhage

Datum uitspraak
2 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
2200471706
Instantie
Gerechtshof 's-Gravenhage
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Hoger beroep
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met de Opiumwet door het vervoeren van opium en het bezitten van harddrugs

In deze zaak heeft het Gerechtshof 's-Gravenhage op 2 maart 2007 uitspraak gedaan in hoger beroep tegen de verdachte, die zich samen met zijn zoon heeft beziggehouden met het vervoeren van ongeveer twee kilogram pure opium. Daarnaast had de verdachte thuis, met medeweten van zijn (voormalige) echtgenote, een aanzienlijke hoeveelheid pillen met amfetamine en MDMA, alsook illegaal verstrekte methadonpillen. De verdachte is geboren in Iran in 1960 en verblijft in de penitentiaire inrichting Rijnmond, Gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel.

De tenlastelegging omvatte twee punten: het medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het verbod van de Opiumwet. Het hof heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan de feiten zoals tenlastegelegd. Het hof heeft de eerdere veroordeling van de rechtbank te 's-Gravenhage van 27 juli 2006 vernietigd, omdat het hof zich niet kon verenigen met dat vonnis. De verdachte was in eerste aanleg veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, met aftrek van voorarrest.

De advocaat-generaal heeft gepleit voor vernietiging van het vonnis en veroordeling van de verdachte tot een gevangenisstraf van drie jaar. Het hof heeft de straf bepaald op basis van de ernst van de feiten en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte. De verdachte heeft aangegeven verslaafd te zijn aan opium en gebruikte methadonpillen uit zijn voorraad bij geldgebrek. Het hof heeft echter geconstateerd dat de aangetroffen hoeveelheden drugs ook voor de handel bestemd waren, wat schadelijk is voor de volksgezondheid en leidt tot criminaliteit. Het hof heeft rekening gehouden met het feit dat de verdachte niet eerder is veroordeeld, maar heeft desondanks een gevangenisstraf van 36 maanden opgelegd, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaar.

Uitspraak

Rolnummer: 22-004717-06
Parketnummer(s): 09-757032-06
Datum uitspraak: 2 maart 2007
TEGENSPRAAK
Gerechtshof te 's-Gravenhage
meervoudige kamer voor strafzaken
Arrest
gewezen op het hoger beroep tegen het vonnis van de rechtbank te 's-Gravenhage van 27 juli 2006 in de strafzaak tegen de verdachte:
[verdachte],
geboren te [geboorteplaats] (Iran) op [geboortedag] 1960,
adres: [adres],
thans verblijvende in de penitentiaire inrichting Rijnmond, Gevangenis De IJssel te Krimpen aan den IJssel.
Onderzoek van de zaak
Dit arrest is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen in eerste aanleg en het onderzoek op de terechtzittingen in hoger beroep van dit hof van 14 december 2006 en 16 februari 2007.
Het hof heeft kennisgenomen van de vordering van de advocaat-generaal en van hetgeen door en namens de verdachte naar voren is gebracht.
Tenlastelegging
Aan de verdachte is tenlastegelegd hetgeen vermeld staat in de inleidende dagvaarding, waarvan een kopie in dit arrest is gevoegd.
Procesgang
In eerste aanleg is de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
De verdachte heeft tegen het vonnis hoger beroep ingesteld.
Het vonnis waarvan beroep
Het vonnis waarvan beroep kan niet in stand blijven omdat het hof zich daarmee niet verenigt.
Bewezenverklaring
Het hof acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde heeft begaan, met dien verstande dat:
(zie de hierna ingevoegde bijlage die van dit arrest deel uitmaakt)
Hetgeen meer of anders is tenlastegelegd, is niet bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorzover in de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. Blijkens het verhandelde ter terechtzitting is de verdachte daardoor niet geschaad in de verdediging.
Bewijsvoering
Het hof grondt zijn overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat en die reden geven tot de bewezenverklaring.
In die gevallen waarin de wet aanvulling van het arrest vereist met de bewijsmiddelen dan wel, voor zover artikel 359, derde lid, tweede volzin, van het Wetboek van Strafvordering wordt toegepast, met een opgave daarvan, zal zulks plaatsvinden in een aanvulling die als bijlage aan dit arrest zal worden gehecht.
Strafbaarheid van het bewezenverklaarde
Het bewezenverklaarde levert op:
Ten aanzien van het onder 1 bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het onder 2 bewezenverklaarde:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod, meermalen gepleegd.
Strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Strafmotivering
De advocaat-generaal heeft geconcludeerd tot vernietiging van het vonnis waarvan beroep en veroordeling van de verdachte ter zake van het onder 1 en 2 tenlastegelegde tot een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren, met aftrek van voorarrest.
Het hof heeft de op te leggen straf bepaald op grond van de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en op grond van de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan is gebleken uit het onderzoek ter terechtzitting.
Daarbij is in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
De verdachte heeft zich met een ander – nota bene zijn eigen zoon – beziggehouden met het vervoeren van ongeveer twee kilogram pure opium. Thuis had de verdachte met medeweten van zijn (voormalige) echtgenote een grote hoeveelheid pillen met daarin amfetamine en MDMA, alsmede illegaal verstrekte methadonpillen liggen.
De verdachte was naar eigen zeggen verslaafd aan opium en gebruikte bij geldgebrek methadonpillen uit zijn voorraad. Door de aangetroffen hoeveelheden kan het hof zich evenwel niet aan de indruk onttrekken dat de harddrugs tenminste voor een deel bedoeld waren voor de handel. Opium, amfetamine, MDMA en methadon zijn middelen waarvan het gebruik schadelijk is voor de volksgezondheid. Bovendien leidt het gebruik van en de handel in deze middelen veelal direct en indirect tot vele vormen van criminaliteit. Tot slot rekent het hof het de verdachte aan dat hij er niet voor is teruggedeinsd om zijn zoon en zijn (voormalige) echtgenote te betrekken bij zijn praktijken.
In het voordeel van de verdachte houdt het hof rekening met de omstandigheid dat de verdachte blijkens een hem betreffend uittreksel uit het Justitieel Documentatie-register d.d. 26 januari 2007 niet eerder is veroordeeld.
Gelet op het voorgaande en mede rekening houdend met de straffen die in soortgelijke zaken worden opgelegd, acht het hof een gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden. In de omstandigheid dat de verdachte heeft aangegeven zich na ommekomst van zijn detentie niet meer in te willen laten met harddrugs, alsmede in zijn nagenoeg blanco strafblad ziet het hof aanleiding een gedeelte van die gevangenisstraf voorwaardelijk op te leggen.
Toepasselijke wettelijke voorschriften
Het hof heeft gelet op de artikelen 2 (oud) en 10 (oud) van de Opiumwet en de artikelen 14a(oud), 14b(oud), 14c, 47 en 57 van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING
Het hof:
Vernietigt het vonnis waarvan beroep en doet opnieuw recht.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 en 2 tenlastegelegde, zoals hierboven omschreven, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen hetgeen terzake meer of anders is tenlastegelegd en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Bepaalt dat het bewezenverklaarde de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte strafbaar terzake van het bewezenverklaarde.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 36 (zesendertig) maanden.
Bepaalt, dat een op 6 (zes) maanden bepaald gedeelte van de gevangenisstraf niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij de rechter later anders mocht gelasten op grond dat de verdachte zich vóór het einde van de proeftijd van 2 (twee) jaren aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt.
Bepaalt dat de tijd, die door de verdachte vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in voorarrest is doorgebracht, bij de uitvoering van het onvoorwaardelijke gedeelte van de opgelegde gevangenisstraf in mindering zal worden gebracht, voorzover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht.
Dit arrest is gewezen door mr. L.A.J.M. van Dijk, mr. J.A. van Kempen en mr. W.F. Groos, in bijzijn van de griffier mr. B.A.A. Postma.
Het is uitgesproken op de openbare terechtzitting van het hof van 2 maart 2007.