ECLI:NL:GHSGR:2008:BC8830
Gerechtshof 's-Gravenhage
- Hoger beroep
- J.H.W. de Planque
- J.A. van Kempen
- A.G. Beets
- Rechtspraak.nl
Bevoegdheid van cliëntenraad in het kader van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen
In deze zaak, die voor het Gerechtshof 's-Gravenhage diende, ging het om een hoger beroep van de Overkoepelend Overleg Cliëntenraden (OOC) tegen Stichting De Grote Rivieren (DGR). OOC, gevestigd te Dordrecht, stelde dat zij als cliëntenraad niet meer functioneerde en dat DGR onterecht haar rol had beëindigd. Het hof oordeelde dat, ondanks het ontbreken van rechtspersoonlijkheid, OOC op basis van de Wet medezeggenschap cliënten zorginstellingen (WMCZ) een vordering kon instellen. Tijdens de pleidooien werd duidelijk dat partijen het erover eens waren dat OOC geen vereniging was, wat de juridische status van OOC beïnvloedde.
Het hof concludeerde dat DGR op goede gronden had gesteld dat OOC wegens ernstig en duurzaam disfunctioneren niet langer in staat was de gemeenschappelijke belangen van cliënten te behartigen. De slechte verhoudingen tussen OOC en DGR waren zodanig verslechterd dat een onhoudbare situatie was ontstaan. DGR had de bevoegdheid om zonder overleg met OOC een nieuwe regeling op te stellen, en de kritiek van OOC op deze regeling kon niet leiden tot toewijzing van haar vordering. Het hof wees de vordering van OOC af en compenseerde de proceskosten, waarbij elke partij haar eigen kosten droeg.
Het arrest, gewezen op 2 april 2008, benadrukte de noodzaak voor cliëntenraden om hun rol effectief te vervullen en de verantwoordelijkheden van zorgaanbieders in het kader van de WMCZ. De uitspraak heeft implicaties voor de samenwerking tussen cliëntenraden en zorgaanbieders, vooral in situaties van conflict en disfunctioneren.